Vernieuwing van kerk en samenleving

logoIdW

De erfenis van Wim Kist

 

Onderstaande tekst gaat terug op de inleiding die ik op 3 juni 2006 in de Koningkerk in Voorburg gaf bij de opheffing van het Landelijk Missionair Collectief (LMC), waarvan Wim Kist de bezielende leider was. Zelf was ik (naast anderen) vele jaren betrokken als scribent van Bijbelstudies als ‘Tegenspraak’ in het bulletin van het LMC. Voor IdW heb ik de tekst bewerkt. Onder andere heb ik de noten, die de vindplaats van de citaten verantwoorden, weggelaten. Maar ik heb bewust niet alle sporen van de oorspronkelijke setting gewist. Een jaar na het overlijden van Kist wilden wij als medewerkers van het LMC helder voor ogen krijgen wie hij was en wat hem bezielde: Anne Willem Kist, 1915-2005, en hoe wij verder wilden met zijn bezieling.

Aanvaarden en doorgeven

Wat gaan wij doen met de erfenis van Wim Kist? Hij is de laatste decennia de motor geweest achter een omwenteling die zich midden in de kerk en in de samenleving heeft voorgedaan en die, hoe kleinschalig ook, mensen heeft geïnspireerd tot een nieuwe manier van leven, denken en handelen. Onvermoeibaar was hij de motor van het Landelijk Missionair Collectief met zijn oproep tot culturele ongehoorzaamheid. Ik richt mij nu op de twee boeken die hij heeft geschreven. Uit beide boeken probeer ik de kern naar voren te brengen in de context die hij zelf aangeeft, en probeer dan wat lijnen verder te trekken.

Het proefschrift waarop hij in 1971 in Leiden promoveert (Antwoord aan de machten. Het vormingswerk voor volwassenen, socio-theologisch bezien, Alphen aan de Rijn, 1971) is nadrukkelijk gesitueerd in het vormingswerk. Als theoloog staat hij midden in de samenleving. Het is dan ook een socio-theologische studie. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan nieuwe ontwikkelingen in het vormingswerk, waarbij de ‘education permanente’ een sleutelwoord is. Mensen willen aan hun ontwikkeling bouwen, persoonlijk en in maatschappelijke verbanden en de overheid stimuleert dat. Maar gaat dat wel een goede richting uit, of tendeert dat naar indoctrinatie? En als het persoonlijke model gaat overheersen – beide tendensen neemt Kist waar in wetgeving en memories van toelichting – is dan ‘de egocentrische status van de bourgeois satisfait einddoel voor allen’? Kist ziet hoe vanuit het vormingswerk kritische krachten kunnen worden ingebouwd. Dat immers beoogt een creatief, dynamisch, radicaliserend functioneren van de mens in zijn Umwelt, wat naast een maatschappelijk en cultureel, ook een politiek functioneren (lokaal, nationaal en internationaal) inhoudt. Het vormingswerk doordringt zo mede het maatschappelijk en cultureel functioneren en is daarbij minder op het eigen wel en wee dan op dat van anderen en andere groepen gericht.

De machten

Van zijn promotor H. Berkhof heeft Kist geleerd dat de amorfe veelheid van het in de Schrift beschreven machtencomplex wat doorzichtiger wordt, wanneer we ze relateren aan ‘de dynamiek van wat het handelen Gods genoemd kan worden’, waardoor ze uit de verborgenheid van ‘hun statische zelfstandigheid worden gehaald’ en in termen van doelmatigheid ontleed worden. ‘Het is de mens, in het bijzonder de wetenschappelijke en dus in termen van causaliteit denkende mens, eigen, chronologisch te werk te gaan. Het is de vraag of dit ook voor de christen mogelijk is. Mogelijk is het, ordelijk in het geheel niet. De christen is in zijn denken en overeenkomstig handelen zozeer door de geschiedenis van christus Jezus naar de toekomst vooruitgeworpen, dat hij geneigd is, en zich geroepen weet, vanuit de toekomst van deze christus Jezus de werkelijkheid van morgen en vandaag te beoordelen. Want doorslaggevend voor zijn wereldoriëntatie is de christus – verder met X aan te duiden – in zijn universeel, onweerstandelijk en definitief verschijnen als de koning van de nieuwe aioon en van de nieuwe geschiedenis van god met de volken, waarin allen en alles tot vrede zijn gebracht.’

Belangrijk is nu het hermeneutische kader waarin Kist de teksten waarin over de machten gesproken wordt verstaan wil hebben. In de eerste plaats noemt hij het verband van Christus’ toekomst, daarna het verband van de samenhang van kruis en opstanding (waarin die toekomst zich in het heden meldt), daarna spoort hij aan tot behoedzaamheid in verband met de schepping (waarin het meer om de Schepper dan om de geschapen werkelijkheid als zelfstandigheid gaat). Kist komt dan bepaalde teksten op het spoor (1 Petr. 3, 21-22; Kol. 2, 10; 1 Kor. 2, 6; Ef. 3, 10; Kol. 2, 20; Gal. 4, 9; Kol. 2, 8; Ef. 6, 12; Gal. 4, 3; Gal. 4, 8; Ef. 2, 2) die een nader onderzoek krijgen in de hoofdstukken die volgen.

Dat onderzoek richt zich op de identiteit en functie van de machten. Het blijkt dat de bijbelse citaten daar zelf nog geen aanknopingspunten voor geven, ‘hoogstens hun negatieve werking ten opzichte van god en mensen, culminerend in de kruisiging van X.’ Maar ons niet weten is subjectief: Paulus en de eerste gemeenten wisten heel goed waar zij het over hadden, als ze spraken over machten, overheden, tronen, wereldgeesten.

Belangwekkend in het onderzoek van Kist is nu de wijze waarop hij Paulus’ spreken over – wat de NBV noemt – ‘machten van de wereld’ (Kol. 2, 9). Hij wil het onderzoek een stap verder brengen en noemt een belangrijk element dat in het tot dan toe gangbare onderzoek onderbelicht was gebleven, namelijk dat het gaat om iets in de sfeer van tradities en verordeningen. Dat wordt vooral duidelijk in de brief aan de Galaten waar het wordt toegespitst op de besnijdenis, en in de brief aan de Kolossensen waar het wordt toegespitst op feestdagen en ascetische gebruiken. Het gaat in de ‘wereldgeesten’ om het gedrag bepalende effect van de wereld, gekwalificeerd als vergankelijke, aan de kracht van de zonde onderhevige mensenwereld. Buiten Christus en het geloof om kan een mens daar niet buiten. Maar dat houdt dan ook in dat de mens zich horig maakt en dienstbaar laat maken en buiten de in Christus geschonken vrijheid komt te staan. Paulus bewaart zijn eigen contrast met de ‘machten van de wereld’ tot de allerlaatste zin van de Galatenbrief: besneden of onbesneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is. En dat is men door de Geest.

Het onderzoek over de machten dat Kist laat volgen brengt hem bij Berkhof en Barth. Berkhof heeft ons geleerd over machten ontmythologiserend te spreken als levensverbanden. ‘En Barth onthulde de machten als geëmancipeerde menselijke vermogens die door de vervreemding van de mens van god, een eigen bestaan leiden en het denken en doen van mensen overheersen.’ Paulus en de kring rondom hem geloofde niet meer in het gezag en de macht van die werkelijkheden die voor anderen nog wel gedragsbepalend waren. ‘Het waren voor Paulus en zijn volgelingen geen engelengestalten meer, maar immanente “instituties” die in elke tijd hun eigen vormgeving en hun raadselachtige invloeden op de meest verschillende wijzen en op alle gebieden van de menselijke samenleving ontwikkelen.’ Daarmee komt Kist vanzelf terecht bij het sociologische onderzoek terecht. Immers ‘De christen van vandaag, die in de structuren van onze huidige samenleving de werking van allerlei oncontroleerbare machten bespeurt en zijn houding daar tegenover in geloof wil bepalen, hoeft niet meer mismoedig de schouders op te halen, als hij bij Paulus terecht komt: want hij mag voortaan weten niet in een onbruikbare mythologiserende voorstellingswereld te verzeilen, maar in een bepaalde analyse van immanente maatschappijverschijnselen.’ Zich daarmee te leren verhouden is de taak van het vormingswerk.

Omwenteling

Zijn Omwenteling (Brieven over geloofsvernieuwing, kerkvernieuwing en maatschappijvernieuwing) is uit 1994. Wim Kist was vormingswerker. Ja, ook jurist en theoloog, maar als zodanig toch vooral vormingswerker. 20 jaar directeur van het oecumenisch vormingscentrum Oude Poelgeest. Karakteristiek voor zijn manier van denken is het woord brieven in de ondertitel van zijn tweede boek.

Het boek is geschreven als een lange, dringende brief tot ieder persoonlijk. Hij spreekt bewust de generatie aan van de negentiger jaren. Daartoe zet hij de negentiger jaren in het perspectief van wat voorafging: de jaren ’60 als reactie op het naoorlogse reactionaire autoritaire establishment dat zich tegen elke doorbraakgedachte in had teruggetrokken in de bekende zuilen. Vooral de vormingscentra lopen voorop in de strijd voor de ontzuiling, de onttroning van de autoriteiten, de ontmaskering van het structurele geweld, het opkomen voor inspraak en medezeggenschap, gelijkwaardigheid als partners, democratisering van overleg en organisaties. Meer mens zijn in de maatschappij is waar het om gaat en daarvoor nieuwe samenlevingsvormen zoeken, daarom ging het in het begin van de jaren ’60. Kunnen die doelen in de jaren ’90 nog wel nagestreefd worden? Zo vraagt Kist zich af, na het einde van de Koude Oorlog, de hereniging van Duitsland en is het Liberalisme zegevierend?

In dit boek gaat hij uitvoerig op deze vragen in, en houdt een blijvend pleidooi voor het vormingswerk. Hij besluit zijn beschouwingen met uit te spreken dat de geschonken uitkomst daarvan is: ‘de geloofsgemeenschap van Christus, de “Gemeinde für die Welt” zal in de negentiger jaren niet beleefd worden zonder de Theorie en de Praxis van het begeleiding geven in het vormingswerk van de Heilige Geest. Omwenteling!’

De vraag dringt zich na deze twee boeken aan ons op, welke lijnen uit dit levenswerk voor vandaag door te trekken zijn. Hoe gaan wij verder in de geest van Wim Kist?

(wordt vervolgd)

Joop Zuur