Verlossing: Openbaring van Johannes (5)

Openbaring 15-22

Het einde van de geschiedenis?
De Grote Oorlog is niet het einde van de geschiedenis. Dat zouden de overwinnaars wel willen, maar het loopt anders. Rome komt niet weg met de manier waarop ze het Joodse volk heeft vernederd. Ze zal afgerekend worden op haar misdaden en het Joodse volk zal nieuw recht van bestaan krijgen. De rijke stad Rome zal leeg wordt weggestuurd en de arme stad Jeruzalem zal een sterke vesting worden. Die omkering van de machtsverhoudingen wordt hier gezien als het kenmerk van ware verlossing. Maar hoe stelt Johannes zich dat voor? Dat is de derde en laatste vraag die in dit boek aan de orde komt. Verlossing gebeurt toch niet zomaar en als het gebeurt dan toch niet zomaar op één dag? De finale van zijn boek loopt breed uit, waarbij één dag zomaar duizend jaar wordt. Het geheel ontvouwt zich als een grimmig Exodusverhaal.

De verhoring van de gebeden
Er kan pas verlossing komen wanneer de gebeden en de jammerklachten van de slachtoffers worden verhoord. Johannes stelt zich dat plastisch voor als een tempelritueel (15 – 16). De jammerklachten worden door engelen op zeven offerschalen bij God gebracht en die voegt er zijn diepe verontwaardiging en woede aan toe. Daarop worden deze schalen met de verschrikkelijke mengeling van pijn en woede uitgestort over de hele aarde. Op deze wijze worden de daders geconfronteerd met het lijden dat ze hebben aangericht. Tot zeven keer toe moet een schaal vol woede over de aarde worden uitgestort, voordat de mensen horen en voelen wat ze hebben aangericht. Ze komen om zo te zeggen in de schoenen te staan van hun slachtoffers en daardoor worden de verhoudingen tussen de misdadigers en hun slachtoffers omgekeerd.

De eerste vier offerschalen vol woede raken de hele aarde. Allen die ooit hun medemensen hebben vernederd en gekweld, krijgen ondraaglijk pijnlijke uitslag, alle leven in zee wordt gedood en het drinkwater wordt bloed, alsof ze het bloed dat ze vergoten hebben nu zelf moeten drinken. Maar het werkt niet! Zelfs als het klimaat ontregeld raakt en de temperaturen zo hoog oplopen dat die mensen van de hitte zowat verbranden, keren zij zich niet om van hun wandaden.

Vanaf dat moment wordt de focus gericht op de plaats waar het Beest, het drie-enig roofdier, zelf regeert. Het is de stad Rome, die hier de omineuze naam Babylon krijgt, maar misschien is het beter om te spreken van ‘de eeuwige stad’, daar waar de ondergang van het Joodse volk wordt uitgebroed. De drie laatste schalen vol woede raken zowel de regeringszetel als de rest van het rijk, zodat er duisternis over het land valt en de grenzen niet meer bewaakt kunnen worden. Toch geeft het Beest niet op en blijft kwekkend en kwakend de mensen misleiden en vuurt het alle regeringsleiders op aarde aan om te blijven strijden tegen de God van Israël en zijn volk. Dit is de tijd – zegt Johannes – om waakzaam te zijn en om je extra goed in te dekken, zodat je niet weerloos en verachtelijk aan hen ten prooi valt! De zevende schaal met Gods woede moet de climax brengen. Een stem roept: ‘Nu is het gebeurd!’ Het hele milieu wordt verontreinigd. Paniek breekt uit. De Stad van het Beest desintegreert en met haar alle steden van alle volken. Maar opnieuw brengt het geen gedragsverandering teweeg. De mensen geven God de schuld van deze ellende en denken er niet over om met hun misdadige praktijken te breken.

Plaats en tijd
Zoals gezegd, het is een grimmig Exodusverhaal met heel veel Farao’s. Hoe komt het hier ooit tot een doorbraak? Om antwoord te kunnen geven moet Johannes diep gaan. Hij voert ons mee in een fundamentele bezinning op de plaats en de tijd van ons bestaan. Eerst geeft hij een analyse van de Stad van de Mens (17:1 – 19:10), vervolgens zoekt hij naar de zin van de tijd waarin we leven (19:11 – 20:15) en tenslotte biedt hij een ontwerp voor de Stad van God (21:1 – 22:5).

Analyse van de Stad van de Mens
De stad verschijnt als het toonbeeld van de ‘kwade drift’, de hartstocht die alles te gelde maakt, alles vernedert tot koopwaar – ook rechtvaardige en betrouwbare verhoudingen. Alles draait er om de economie van de ongebreidelde winst. Veel kritische profeten en veel getuigen van Jezus, die haar onrecht aan de kaak stelden, heeft ze gedood en ze is dronken van hun bloed. Ze heeft een boosaardig, onbetrouwbaar karakter en laat zich overal op aarde gelden. Ze is voortdurend op macht belust.

De macht waaraan deze stad haar energie ontleent, doet denken aan een roofdier, fier en soepel in zijn bewegingen, fascinerend en ver voorbij de grenzen van goed en kwaad. De stadsregering berijdt deze tomeloze, grillige macht als een paard en dat is nog een hele kunst. Vroeg of laat gaat het mis, want politieke macht is van nature tegen zichzelf verdeeld. Wie vandaag vrienden zijn, zijn morgen vijanden.

Het wezen van de macht van deze stad wordt door Johannes geanalyseerd aan de hand van een droge, filosofische zin. Het is een macht die ‘was, niet is en toch weer zal zijn’ (17:8). De Stad van de Mens heeft dus steeds opnieuw een enorme impact op de samenleving, maar ze heeft geen bestaansgrond. Ze ‘is’ niet, onder de schijn van het tegendeel! Hoe zou een onbetrouwbare en onrechtvaardige staat bestaansgrond hebben? Die grond kan ze slechts ontlenen aan het rechtvaardig en betrouwbaar handelen van haar inwoners, maar die laten het afweten. Op grond van dat handelen wordt deze Grote Stad gespiegeld aan het wezen van Israëls God, waarover in een even schijnbaar eenvoudige formule reeds was gezegd: ‘die was, die is en die komt’ (1:4).

Deze analyse van de Stad van de Mens is niet slechts een constatering. Het is profetie. Het onthult wat er met deze Stad gaat gebeuren. Aangezien ze geen bestaansrecht heeft, zal ze vallen als een baksteen. Een stem uit de hemel kondigt die val van de stad aan, zegt Johannes. De volken hebben lang genoeg van haar ongezonde ideologie en haar ontembare, kwade drift geprofiteerd. Zowel politici als ondernemers zijn er rijk van geworden. Waar het allemaal om draaide was de handel in kostbare goederen die van over de hele wereld voor haar werden aangevoerd en waarmee zij zich verrijkte en tooide en macht uitstraalde. Die roofzuchtige handel valt nu stil. Het is dan ook zaak om deze stad te verlaten en niet medeplichtig te worden aan haar onrecht dat tot aan de hemel reikt. Hoewel ze zichzelf onkwetsbaar acht, vergeet God haar onrecht niet. Ze zal krijgen wat ze anderen aandeed: het verlies van alles wat haar lief is, het gebrek aan levensmiddelen en uiteindelijk de dood. De stad waar het bloed van kritische profeten vloeide, zal als een steen in diep water verdwijnen. Op aarde zal een weeklacht over haar opgaan. De weeën waar Jeruzalem doorheen ging, gaan nu door haar zelf heen. Ze zal het weten. Maar met haar macht is het gedaan. Ze is niet meer. Als deze werkelijkheid aan het licht komt, breekt in de hemel gejuich uit.

De zin van de tijd waarin we leven
Johannes noteerde dat de Grote Oorlog van Rome tegen Jeruzalem niet het einde was van de geschiedenis. Er blijkt na deze alles vernietigende ramp tijd te zijn en daarover wil hij het nu hebben. Hij bedenkt wat de zin is van de tijd na de ramp, de tijd ‘na Auschwitz’. Hij opent daarbij het zicht op een onwaarschijnlijk wijde toekomst en spreekt over duizend jaar! Duizend jaar is veel meer dan de toekomst van één mens, het is toekomst voor heel veel mensen en voor heel veel generaties. Het geeft de mensen die nu leven enorme kansen en het legt hen tegelijk ook een grote verantwoording op om de aarde zo te bewonen dat al die kinderen en kleinkinderen er op hun beurt zullen kunnen leven. Het is een millennium met een bijzonder karakter. Het kan gebeuren dat het bevrijdingsleger van de Messias binnentrekt en de goede strijd voert voor een rechtvaardige en betrouwbare samenleving, terwijl het wapentuig van de vuile oorlog op het slagveld ligt te roesten. Het kan gebeuren dat politieke macht aan banden wordt gelegd en openlijk gecontroleerd kan worden. En als die macht ooit weer los komt – en reken maar dat het zal gebeuren – , kan die zich toch niet meer voor altijd en eeuwig laten gelden. Er wordt in deze dagen vóór alles gelegenheid geboden dat mensen nieuw recht van leven krijgen en kunnen genezen in een gezonde samenleving. Dat is het karakter van de tijd na de ramp. Althans, zo is het bedoeld en waar dat gebeurt, is Gods rijk dichtbij! Zeker, dat gebeurt in onze tijd bij vlagen – maar het gebeurt heel vaak helemaal niet. We leven in een tussentijd waarin de oude Stad van de Mens zich nog steeds laat gelden, terwijl de nieuwe Stad van God nog verborgen is. De zin van de tijd, waarin we nu leven, is om die oude stad te verlaten en op weg te gaan naar de nieuwe stad.

Ontwerp voor de Stad van God
Het Joodse volk wordt pas recht gedaan wanneer het na de verwoesting van Jeruzalem een nieuwe stad krijgt. Eerst dan kan de rouw om het verlies worden gestild. Die stad komt er, zegt Johannes, en het zal een stad van vrede zijn, gebouwd met kostelijke, duurzame materialen als een openbaar kunstwerk, een stad die van top tot teen op liefde is ingesteld. De stad van vrede kan echter pas worden gebouwd, wanneer Joden en Romeinen niet langer als vijanden tegen elkaar zullen strijden, maar samenwonen op een nieuwe aarde onder een nieuwe hemel. Hoe bouw je zoiets onmogelijks? De stadarchitect krijgt wel een zeer ambitieuze opdracht.

De stad wordt geen nostalgische replica van het oude Jeruzalem. Integendeel. Ze krijgt een vierkant oppervlak, blijkbaar streng geometrisch geordend, zoals Romeinen een nieuwe stad pleegden te bouwen – en zoals die Romeinen inderdaad het door hen verwoeste Jeruzalem hebben herbouwd! Dat ziet er dus meteen confronterend uit! Diezelfde stad is echter nadrukkelijk bedoeld voor de twaalf stammen van Israël. Zij maken hier de dienst uit en hun wet geldt hier. Hun Thora is het licht waarin de omringende volken in vrede kunnen leven. De stad heeft dus nog altijd wel een stevige en hoge muur, maar daarin staan twaalf Joodse poorten naar alle zijden altijd wijd open. Aldus wordt er bij de stadsplanning van het nieuwe Jeruzalem gezocht naar een menselijke maat die goed is voor alle volken, voor Joden, Grieken, Romeinen enzovoort tot aan de einde der aarde.

De macht in deze stad wordt niet zichtbaar gemaakt in prestigieuze bouwwerken. Zelfs de tempel die zo smadelijk verwoest werd, wordt hier niet herbouwd, net zomin als enig burgerlijk regeringsgebouw. In het nieuwe Jeruzalem lopen geen religieuze en politieke leiders rond. Dat is dus op het anarchistische af. Wie maakt hier dan eigenlijk de dienst uit? Johannes laat er geen misverstand over bestaan. God zelf en zijn Messias zetelen hier en zij machtigen iedere burger van de stad om op eigen wijze te doen wat gedaan moet worden om in vrede met elkaar te leven, zodat er geen kwaad woord zal vallen en er geen gelegenheid meer gegeven zal worden voor verkeerde praktijken.

Is deze hemelse stad slechts een droom? Zal het ooit iets worden? Welnu, zegt Johannes, voor water, lucht en licht wordt gezorgd. Er stroomt een rivier door de stad, bomen geven zuurstof af en waar Gods woord klinkt is het licht. Daarmee is het voortbestaan van deze stad op aarde toch wel gewaarborgd. De stad van God staat stevig op de grond van ons bestaan. Zij heeft, wat de Stad van de Mens ontbeert, bestaansgrond. Zo eindigt dit visioen met het zicht op de nieuwe stad, zoals het hele visioen begon met de verschijning van de nieuwe mens. Een mens met vlammende blik en een scherpe tong (1: 13 – 16).

Uitvoering
Johannes raadt ons aan om zijn boek te nemen zoals het is, niet meer en niet minder (22: 6 – 21). Het is nu eenmaal geen routeplanner, maar het is ook niet alleen maar fictie. Wie zo leest, slaat een doodlopende weg in. Lees het liever als één groot gebed om de komst van Gods rijk. Wie roept ‘Uw rijk kome…’, voedt de verwachting van een wereld van vrijheid en recht en liefde. Die verwachting wordt weliswaar niet op slag vervuld. Integendeel, het wordt in eerste instantie krachtig weersproken! In plaats dat er vrede komt, breekt er oorlog uit. De wereld wil immers geen vrede aanvaarden van anderen, ze wil die zelf dicteren. Onder die omstandigheden is bidden niet anders dan een ademtocht in pijn en angst. Er is geen alternatief dan om het vol te houden. Maar dat is niet alles. Wie zucht: ‘Uw rijk kome…’ vraagt dat de oude stad van de mens definitief verleden tijd zal worden en verwacht de komst van een nieuwe stad als een geschenk uit de hemel. Dat is dus oefenen in de strijd voor een nieuwe wereld en daarvoor kan men wel een vlammende blik en een scherpe tong gebruiken.

Maarten den Dulk

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 8, 26 augustus 2023