Veiligheid en gerechtigheid

logoIdW

In een zestal artikelen legt Bram Grandia uit waarom hij een hartstochtelijke advocaat van de Palestijnse zaak geworden is. Ik voel mij aangesproken. Teleurgesteld merkt hij op dat hij van zijn ‘linkse’ collega’s in de kerk weinig steun ervaart. Dat had hij wel verwacht, want “zijn zij het niet die de bevrijdingstheologie zo hoog in hun vaandel voeren?” Waarom dan ook geen steun als het om de Palestijnse bevrijdingstheologie gaat? Dat vraagt om een antwoord. Ik ga een poging doen, ook al weet ik net als Grandia, dat een werkelijk gesprek over Israël en de Palestijnen ingewikkeld is, zowel binnen als buiten de kerk. Ik doe die poging omdat Grandia in zijn artikelen op open en bewogen wijze over de ontwikkeling van zijn denken over deze ‘kwestie’ schrijft; mij zal je niet horen zeggen dat hij antisemitische propaganda bedrijft. Net als hij zal ik proberen zo persoonlijk mogelijk te spreken over de ontwikkeling in mijn eigen denken.

Underdog

Grandia schrijft dat de liefde voor het joodse volk hem als kind met de paplepel is ingegoten. Dat kan ik hem niet nazeggen. Wel voelde ik als kind de bewondering van mijn ouders voor het wonder van de Sinaï. Ook het experiment met de kibboetsiem sprak tot de verbeelding, maar liefde voor Israël? Nee, dat heb ik zo niet ervaren. Wel liep ik in 1967 mee in een demonstratie tegen de inval van Egypte in Israël. Ik herinner mij de leus, die ik mee scandeerde: “Wat doet Nasser in Israël?” Daarop riepen de demonstranten: “Moord”. Liep ik mee uit liefde voor Israël? Nee, ik kwam op voor de underdog, die door een grote overmacht overvallen leek te worden. Nasser was het toonbeeld van de brute machthebber. Israël won met overmacht deze oorlog. Vanaf dat moment was Israël bezetter. Het duurde dan ook niet lang totdat Israël in mijn denken de plaats van Nasser in nam. Ik geneerde mij voor mijn deelname aan de demonstratie.

Het was de tijd dat aan de theologische faculteit van Amsterdam de Latijns-Amerikaanse, marxistische bevrijdingstheologie in zwang kwam. Ik kan mij niet herinneren dat de situatie in Israël daarin een rol speelde. Het ging om Latijns-Amerika, Zuid-Afrika, Midden-Amerika en daarnaast niet te vergeten Vietnam. Net als Grandia werd ik gevoed door de IKON en net als hij heb ik nog weleens heimwee naar deze omroep met zijn nieuwsrubriek ‘Kenmerk’. Met overgave heb ik de IKON tijdens mijn lidmaatschap van de Synode van de Hervormde kerk verdedigd. Daarnaast was ik actief in Kerk en Vrede. Hoe kan de noodzakelijke revolutie geweldloos gevoerd worden? In mijn werk probeerde ik vorm te geven aan de inzichten van o.a. het IKVOS (interkerkelijk vormingswerk ontwikkelingssamenwerking). Nog zo’n instituut uit die periode, dat mij beïnvloed heeft. De verandering die nodig is om de situatie in de Derde Wereld te verbeteren, moest (of beter moet) hier plaatsvinden.

‘Bekering’

Tamelijk onverwacht kwam de problematiek van het Midden-Oosten weer bij mij op de agenda. Ik werkte toen bij Oikos, de opvolger van het IKVOS. Oikos werd benaderd of het een Palestijns initiatief wilde steunen en promoten in de kerk. De kerkelijke organisatie die ons benaderde, wist hoe gevoelig zo’n project binnen de kerk lag. Daar wilde de eigen organisatie zich niet aan wagen uit angst om donateurs te verliezen. Oikos was daar niet van afhankelijk. In het linkse klimaat van Oikos viel het verzoek in goede aarde, ook al paste het niet helemaal binnen de eigen opdracht. In die periode werd een reis naar Israël voor predikanten aangeboden. Ik had nooit enige aandrang gevoeld om naar Israël te reizen. Wat had je daar in dat land dat als bezetter optrad als linkse dominee te zoeken? De reis die aangeboden werd zou ook voeren naar de Palestijnse gebieden en de Gaza. Dat gaf voor mij de doorslag eraan deel te nemen. Tijdens die reis vond tot mijn verrassing en voor mij totaal onverwacht mijn ‘bekering’ plaats. Ik ging er heen als overtuigde aanhanger van de Palestijnse zaak, maar kwam terug met begrip voor de Joodse positie.

Op een zondagmorgen reis ik met een collega naar een Palestijnse familie in Bethlehem. De andere groepsleden gingen op sightseeing in Jeruzalem. We worden met alle egards ontvangen. We maken de viering ’s morgens mee en gaan daarna met de familie een vluchtelingenkamp in. Het maakte diepe indruk op me. Ik koop een Arafat-sjaal als teken van verbondenheid. Wat ik zie, stemt overeen met wat Grandia beschrijft. Armoede, ik zie het daar en ook als we Gaza stad bezoeken. Ik zie de absurditeit van de verdeeldheid die in de Palestijnse gebieden door de Israëli’s veroorzaakt wordt, de annexaties van gebieden. Dorpen die afgesneden worden, wegen die alleen voor Israëli’s toegankelijk zijn en dwars door Palestijnse gebieden aangelegd worden. Ik voel de heimwee naar wat eens was. Wat een verschrikking, wat een uitzichtloosheid!

Ik zie ook nog iets anders. In ieder huis in het vluchtelingenkamp zie ik een kaart van Palestina hangen. Daarop zijn geen twee staten ingetekend, maar één. Als we in het huis van onze gastheer terug zijn, zie ik dezelfde kaart ook bij hem in de kamer hangen. De sfeer is ontspannen. We zijn als vrienden onder elkaar. We praten over wat we gezien hebben en spreken onze ontzetting uit. Onvermijdelijk komt dan ook de vraag op tafel hoe het verder moet. Ik wijs op de kaart en vraag naar de betekenis daarvan. De oplossing is toch twee onafhankelijke, levensvatbare staten? Waarom staat dat dan niet ingetekend? Mijn opmerking slaat in als een bom. Er valt een diepe stilte. De sfeer slaat opeens om. Geen sprake van twee staten, dat is slechts een tussenoplossing, is het antwoord. Het uiteindelijke doel is één Palestina. “Maar de joden dan?” opper ik. Ik merk niet dat dat een probleem is dat hen erg bezighoudt. Het afscheid is koel. Ik kwam binnen als vriend, maar vertrok als een buitenstaander.

Spagaat

Tijdens de reis spraken we ook met Joodse families. Ik luisterde met een half oor, maar na de ervaring in Bethlehem werden die gesprekken voor mij opeens actueel. Wat hoorde ik, maar vooral wat voelde ik in die gesprekken? Ik hoorde de existentiële angst dat er opnieuw een moment in de geschiedenis zou komen dat zij gedeporteerd en vernietigd zouden worden. Dan is, zo zei een van hen, er niemand en zeker geen Europeaan of christen die ons te hulp schiet. Dan staan we er zoals altijd alleen voor. Dat mag nooit meer gebeuren, hoorde ik vele malen op vele toonhoogten zeggen. Het is deze angst die tot het verstikkende veiligheidsdenken, inclusief muur, geleid heeft – angst die gevoed wordt door de talloze Palestijnse aanslagen. Het is de angst dat geen slag verloren mag worden. Een paar jaar terug hoorde ik het opnieuw in de gesprekken. Ook in de gesprekken met Israëli’s die de nood van de Palestijnen zagen en daarvoor wilden opkomen. Het was en is een spagaat waar zij niet uitkwamen.

Ik kan niet met Grandia meegaan. Dat wil niet zeggen dat ik de nood van Palestijnen niet zie of ontken. Mijn probleem met zijn positie is, dat het naar mijn inschatting niets oplost, erger, de situatie eerder doet verergeren. Het schema van de bevrijdingstheologie is niet toereikend om het conflict te verklaren. Zolang de bestaansonveiligheid van Israël blijft bestaan, zolang Israëli’s het gevoel hebben dat zij er alleen voor staan, wordt de angstaanjagende cirkel van geweld tot schade voor Israëli’s én Palestijnen niet doorbroken. Hij en ik weten als predikanten dat rouw en de verwerking daarvan heel lang kan duren. Het helpt alleen als er begrip voor is. Geldt dat ook niet voor het onnoemelijk diepe trauma van de joden? Dat begrip mis ik bij Grandia. Onthutsend vond ik hoe hij het joodse echtpaar dat hem aansprak de deur wees. Waarom niet dezelfde empathie jegens hen waarmee hij terecht de Palestijnse familie Nassar benadert? Waarom aan het slot van zijn betoog tot driemaal toe de oproep de situatie van de Palestijnse broeders en zusters te zien. Zeker dat mag de kerk zich laten gezeggen. Maar waarom niet – al was het maar eenmaal – ook de oproep de situatie van de Israëli’s te zien? Hij lijkt van de ene eenzijdigheid in de andere te vervallen. Het is terecht dat hij opkomt voor het doorbreken van de blinde vlek in de kerk voor wat er met de Palestijnen gebeurt. Ik steun hem daarin, maar wil daarbij Israëli’s niet loslaten, niet als bezetters wegzetten. Met hen in gesprek, hun nood peilend, komt misschien het moment, dat zij een solidaire bondgenoot herkennen, waardoor zij zich niet langer in de steek gelaten voelen, maar het gevoel hebben dat zij veilig zijn. Met Palestijnen wil ik met dezelfde inzet in gesprek, opdat zij ruimte laten voor de joden, waardoor Palestijnen niet langer als existentiële bedreiging door hen ervaren worden. Dan zal ook hun recht gedaan worden. Het tweesporenbeleid van de kerk vind ik zo gek nog niet.

At Polhuis

Het relaas van Bram Grandia is tegen betaling van 6,50 euro op te vragen op de site www.zingevingenmedia.nl. De helft van de bijdrage gaat naar de Tent of Nations om nieuwe olijfbomen te kopen.

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 12. 11 december 2021