Van de Redactie

logoIdW

Het refrein van Genesis 5 – ‘en hij stierf, en hij stierf, en hij stierf…’ beheerst nog steeds onze wereld, en zal dat blijven doen zolang de Boze “de god van deze wereld” (2 Kor. 4:4) is. In de afgelopen tijd ontvielen ons ook twee theologen die elk op hun wijze iets voor dit tijdschrift en de traditie waarin het staat hebben betekend. Wessel ten Boom betekende heel veel voor ons tijdschrift, als redactiesecretaris maar toch nog meer als auteur. Veel nummers werden gedragen door wat hij aandroeg. Oud-redacteur en vriend Coen Wessel gedenkt hem en zegt terecht dat het wonder dat dit tijdschrift nog bestaat zeker ook aan Wessel te danken is. Wessel hamerde er in de vergaderingen op dat we “gewoon goede artikelen” moesten blijven schrijven, en dat we dan ook wel een lezersgroep zouden blijven vinden. Een dergelijk geloof in “goede wijn behoeft geen krans” staat diametraal op de geest van onze tijd, maar wij willen toch ook in dit opzicht in Wessels lijn voortgaan.

Ook Eberhard Jüngel ging heen. Hij was op de achtergrond voor meerdere redactieleden en lezers van betekenis. Als leerling van Barth én Bultmann, opgegroeid in de DDR en mede (maar niet alleen!) daarom fel tégen de verbintenis van barthianisme en socialisme (ooit riep hij op een grote conferentie dwars door de zaal, tegen Marquardt in: ‘Im Namen Karl Barths bekenne ich mich zum Bürgertum!’ – en het verhaal gaat dat hij daarna nooit meer een Barth-Tagung bezocht), kon hij zeker niet bij alle Nederlandse leerlingen van Barth op sympathie rekenen. Ik herinner mij een bijeenkomst met Nico Bakker, waarop deze mij vroeg: ‘Is God bij Jüngel eigenlijk wel een vráág?’ Hij moest natuurlijk een vraag zijn, ja, een onmogelijkheid! Nee, God is bij Jüngel geen vraag, maar net zo vanzelfsprekend als de liefde. Wij mogen daarom in ons denken ongegeneerd bij Hem beginnen. Jüngel hield veel van KD IV, maar de Römerbrief vond hij eerder het wat overmoedige en doordravende werkstuk van een veelbelovende jongeling. Jilles de Klerk memoreert wat hij van Jüngel leerde en spitst dat toe op Jüngels spreken over het gebed. Toen ik bij Jüngel ‘zum Abendbrot’ te gast was, ging hij voor in een zeer kort, haast formule-achtig gebed. Jüngel was een klassiek iemand ook in de scheiding van het private en publieke. Hij moet zich helemaal niet op zijn gemak hebben gevoeld in onze wereld, waarin alles wat privé is in de publieke ruimte van de sociale media geslingerd wordt. Bidden hoort (zo lezen we in Jilles’ overweging) volgens Jüngel iets van het intieme eigen leven te zijn. Maar daar ís het dan wel, zo is het zelfs zoiets als de toetssteen of er überhaupt echt iets is tussen God en ons. Misschien moeten wij maar eens een thema-nummer over ‘vroomheid’ maken – een woord dat vanuit Barths verzet tegen het piëtisme erg verdacht is geweest, maar toch niet verloren mag gaan.

Ja, er staat nog meer in dit nummer. Wij schrijven artikelen als schimmels, die zich in de herfst onder de grond op een volstrekt onvoorspelbare manier vertakken. Soms worden het paddestoelen. En daarop kunnen kabouters heen en weer wippen. Wees een kabouter.

Willem Maarten Dekker.

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 11. 13 november 2021