van de redactie

Velen van u ervaren dat het uitmaakt hoe er gelezen, geschreven en getheologiseerd wordt. Er staat iets op het spel met de beslissingen in de twintigsteeeuwse theologie. Maar hoe staan we dan op de schouders van grote theologen die ons voorgingen? En hoe beoordelen wij hun historische context vanuit de onze?

Dat de betrokkenheid van lezers op deze vragen groot is, blijkt wel uit de brieven en zelfs artikelen waarmee een aantal lezers zich de afgelopen tijd meldde. Twee uitgebreide reacties ontving de redactie op het artikel van Willem Maarten Dekker over Miskottes preek vlak na de watersnoodramp (1953). Heeft God enkel een bevrijdende rechterhand, of ook een linker, die de ‘feitelijkheid’ stelt? Ids Smedema meent dat Miskotte bij deze preek dacht aan Barths paragraaf over das Nichtige en dat de genoemde linker- en rechterhand van God in dat licht moeten worden bezien. Nico van Rijswijk spreekt liever alleen over een rechterhand Gods, en ziet daarvoor geen bezwaren maar juist veel bijbels-theologische argumenten.

Het is frappant dat rondom Barth de discussie zich telkens lijkt toe te spitsen op de vraag naar de verhouding tussen schepping en natuur, en naar die tussen schepping en verlossing. Ook At Polhuis stelt daarover een vraag aan Maarten Wisse, hoogleraar Systematische theologie (PThU), naar aanleiding van diens artikel in bundel “De weerbarstige Barth”: kun je aan Barths omdraaiïng van wet en evangelie voorbijgaan zonder op zijn argumenten in te gaan? Tenslotte schrijft Gerard van Zanden over de jonge Barth en diens jeugdpreken, en constateert dat ook de grote Barth veel heeft moeten leren.

Daarnaast is er aandacht voor Bonhoeffer. In dit nummer publiceren we het derde en laatste deel van Gerard den Hertogs opstel over Bonhoeffers geplande bezoek aan Gandhi. Dat zowel zijn denken als zijn handelen hun stempel gedrukt hebben op het theologisch debat, toen en nu nog, laat Jilles de Klerk zien in zijn recensie van Edward van ’t Slots recente boek over Bonhoeffers ethiek.

Coen Constandse trekt de vraag naar de ongemakkelijke verhouding tot onze geschiedenis breder, en zet Anne de Vries’ oorlogskinderboek, vol heldendom en hoge moraal, tegenover Anton de Koms relaas over de Nederlandse slavenhouders in Suriname.

Udo Doedens geeft dit nummer cultureel gewicht door de lezer te attenderen op de religieuze kant van Bruegel die in deze tijd nauwelijks als zodanig gepercipieerd wordt. In het Commentaar tenslotte betoogt Mirjam Elbers dat ook de huidige politiekmaatschappelijke stromingen wel wat religiekritiek kunnen gebruiken en op hun absolute waarheidsaanspraken moeten worden bevraagd. De redactie wenst de lezer en zichzelf wederom veel weerklank!

Mirjam Elbers

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 9. 19 september 2020