Van de redactie

logoIdW

Misdaad en straf, de twee woorden uit de bekende boektitel van Dostojevski, lijken twee helder omschreven zaken. Er is een maatschappij die omwille van haar voortbestaan bepaald gedrag en bepaalde risico’s niet kan tolereren. Zij bestraft ze, soms met de hoop dat de boosdoeners zich beteren, soms alleen maar uit zelfbescherming.

Maar kan de maatschappij zichzelf de wet stellen? Bepaalt zij wat geoorloofd en ongeoorloofd is? Deze vragen brachten Dostojevski’s Raskolnikov op het idee een ‘nutteloze’ vrouw te vermoorden. Dat zou een reden kunnen zijn om deze vragen buiten de orde te verklaren en de evidenties van moord en dreiging onverwijld te bestraffen. Je zou ook kunnen denken dat een maatschappij die haar eigen oorsprong in kwesties van recht en geweld negeert, de deur naar afwijkend gedrag open laat staan. Raskolnikov zal in ieder geval pas zijn straf accepteren, als hij beseft niet alleen een overtreding te hebben begaan, maar ook te hebben gezondigd.

In dit dubbeldikke zomernummer naast stukken over Dostojevski’s roman van Van den Bercken en Dekker veel aandacht voor het gebied tussen onmaatschappelijkheid en het pure kwaad. Filosoof Den Hoorn pleit voor een herwaardering van het begrip hybris, dat meer omvat dan ons begrip wetteloosheid. Gevangenispredikant van Voorst en onze oud-redacteur Polhuis verkiezen klassiek-reformatorische noties als schuld en genade boven de gedachte dat een mens samenvalt met zijn daden. Bedenkingen hiertegen formuleert forensisch psychiater Van der Wolf, die zich beroept op Erasmus.

Constandse en Doedens leggen, de één naar aanleiding van het evangelie, de ander naar aanleiding van gevangenisgedichten, een verband tussen misdaad en heil. Dit smalle pad hoeft niet bewandeld te worden om te kunnen wijzen op de algemeen-menselijkheid van de misdaad. Dit doen Den Hertog, in een artikel over de ‘groezelige verkouden brildrager’ Eichmann, en Van Manen, die Jan Brokkens reconstructie van een oorlogsdrama in Rhoon bespreekt.

Ook in Shakespeares personage Macbeth, schrijft Verbaan, komen we geen puur slechte man tegen. Er steekt zelfs zoveel geweten in hem, dat je zijn kwaad niet eens banaal kunt noemen. Evenals Raskolnikov zit het maatschappelijke harnas Macbeth niet als gegoten en net als hij wordt hij via een ogenschijnlijk simpele misdaad meegesleurd tot op de bodem van de vragen van goed en kwaad om daar een oordeel te ondergaan. Zou dit de zin zijn van de gedachte dat wij allemaal zondaars zijn: dat wij allen daar iets uit te zoeken hebben, op de bodem van goed en kwaad?

Willem Maarten Dekker en Udo Doedens

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 7. 29 juni 2019