Van de redactie 45/5
Op grond van een opmerking van een van onze redactieleden een paar nummers geleden, dat we er goed aan zouden doen het Oude Testament weer vooral als een boek van disciplinering te lezen, vatte de redactie het plan op om rondom Mozes nader op de spanning tussen ‘wet’ en ‘evangelie’ in te gaan. U treft de eerste oogst in dit nummer in een vijftal bijdragen aan. Maar laat nu tegelijkertijd ook in andere, ons vrijwillig toegezonden bijdragen deze thematiek opvallend doorklinken. Met een mooi tussen-pasen-en-pinksteren-nummer als resultaat.
Machteld de Mik herinnert aan de ‘donkere majesteit van God’ waartegen de Israëlieten rebelleren – en laat het dit keer achterwege hiervoor begrip op te brengen. Caspar Visser ’t Hooft blikt terug op Charlie Hebdo – wat is de innerlijke discipline van een rioolblad? En van een terrorist? Udo Doedens sluit onverwacht aan als hij wijst op de wetten van het heidendom en Pasen ziet als Gods bevrijding uit onze hopeloze ironie. Theo van Willigenburg wijst er dan op hoe aan de huidige eis tot integratie niet insluiting, maar juist uitsluiting ten grondslag ligt en Jezus van een ‘heel andere orde’ spreekt.
At Polhuis houdt ons prompt voor dat juist ditzelfde evangelie van de bevrijdende daden Gods vraagt om discipline, zoals rechtvaardiging en heiliging bijeenhoren, en daagt hierbij ondertussen ondergetekende uit. Coen Constandse geeft een draai aan het debat als hij uitgerekend het huwelijk naar voren schuift als het bijbelse beeld voor Gods bevrijdende omgang met zijn volk, met alle implicaties vandien, terwijl Aart van den Dool aan de hand van Achterberg deze welhaast eschatologische taal extra serieus neemt: bij deze dichter wordt door de doodsgrens heen de liefde in al haar exclusiviteit voortgezet. Wessel ten Booms bijdrage tot slot brengt ons terug bij de sfeer van de meditatie: hij onderzoekt het eigene van de Wet als Gods grote zaklamp, en stelt dat wij alleen binnen de spanning tussen Vader en Zoon kunnen geloven. Wet en evangelie – niemand is er natuurlijk helemaal uitgekomen, maar ondertussen zijn we behoorlijk ingevoerd. En als toegift zijn daar nog: Mirjam Elbers over Amerikaanse Pinkstertheologie, Willem Maarten Dekker over de Nederlandse leeslijst, Polhuis over Brussel en de profetische nood van de kerk, en een gedicht van Jan Wit.
Ik wijs met enige klem op de bijgevoegde brief, meld alvast de studiedag over W. Kist op 8 juni (volgende keer meer) en herinner nog even aan de Noordmansdag van 10 mei.
Wessel ten Boom
In de Waagschaal – de berg op, en de berg weer af