Van de redactie 2018/2

logoIdW

 

In zijn meditatie laat Udo Doedens Paulus mediteren over de, voor hem als gewezen vrome Jood herkenbare wens in de wereld een herkenbare en sterke identiteit te hebben– maar die daar Jezus tegenoverplaatst als een mens zonder context en positie, ja, zonder eigen verhaal. Dat zijn voor de kerk, die leeft van dit verlangen naar identiteit, schokkende woorden – zo schokkend als de woorden waren van Karl Barth toen hij in 1938 alle godsdiensten samenvoegde onder de beroemde noemer ‘religie is ongeloof’, waarover Mirjam Elbers schrijft in een nieuwe bijdrage in de serie ‘Barth voor beginners’. Ook de christelijke religie valt onder dit oordeel van ongeloof! ‘Het huidige Barth-onderzoek staat nog maar aan het begin van het besef wat dit theologisch voor de dialoog tussen de religies betekent,’ voegt zij daaraan toe. God zelf dus maakt blijvend onderscheid tussen God en god – nee, tussen God en God, zullen we eerder moeten zeggen; laten we aan Paulus en aan de ‘Deutsche Christen’ denken en het ons niet te gemakkelijk maken…

In een aantal volgende bijdragen wordt dit onderscheid verder verwoord. Willem Maarten Dekker vertelt van een ervaring op de Drenthse hei, waarmee direct duidelijk wordt dat dit niet betekent dat het christelijk geloof gerelativeerd wil zijn. Gerben van Manen promoveerde op een studie naar Rosenzweig en Miskotte, wat Franc de Ronde brengt tot het huidige verlangen weer bij God aan te knopen. Doedens biedt een tweeluik, als hij stelt dat we het met de huidige Paulus als vernieuwende Jood niet redden, en herinnert aan Kierkegaards onderscheid tussen een genie en de apostel. Werkt dit onderscheid ook niet uit in de bijdrage van At Polhuis over het verschil tussen Islam en Christendom?

Ger Groot las het onlangs uitgekomen boek Van Luther tot Heidegger van Wessel ten Boom en voelt zich als filosoof duidelijk verwant aan de beleden liefde voor het dubbelzinnige Duitsland en Europa. Tot dit Europa behoren de drie tongentalen, zo stelt dan Andre van Dijk. Terwijl Willem Maarten Dekker en Andries Zoutendijk in hun boek De Geest onderscheiden, dat Aaldert Gooijer bespreekt, radicaal proberen te doordenken hoezeer de Geest een eigen gestalte heeft naast Vader en Zoon. Onderscheid ten slotte maken ook Keesfrank Klaassen in zijn exegese van Lazarus en Augustinus in zijn behandeling van het Apostolicum; en Coen Wessel vraagt zich af wat wij moeten doen met de gestolde beelden van die helden van toen. Lezer, gooi niemand op een hoop.

Wessel ten Boom

In de Waagschaal – Een hart, twee ogen