Van de redactie

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)“We are Christians before we are Americans” parafraseerde Jared Stacy een paar maanden geleden Miskotte (!) in Christianity Today. Ook kerkelijke Amerikanen zoeken nieuwe manieren om te spreken in tijden van oorlog en xenofobie. Voor Miskotte was het vanzelfsprekend dat de kerk, ja de Naam zelf, elk menselijk patriottisme saboteert. In dit nummer zetten we de zoektocht voort naar een adequaat spreken van kerk en theologie in tijden van oorlog en nationalisme. We openen met een door Udo Doedens vertaalde passage uit Stanley Hauerwas’ Hannah’s Child, waarin Hauerwas stelt dat patriottisme niet het kerkelijke antwoord kon zijn op de verschrikkingen van 11 september 2001. Destijds legde hij Amerikaanse patriotten de nog steeds actuele vraag voor: wat betekent de doop eigenlijk als je vóór alles Amerikaan meent te zijn?

In het vorige nummer (53.10) bekende Ids Smedema niet precies te weten wat de huidige nadruk op ‘paraatheid’ (readiness) voor de kerk zou moeten betekenen en riep daarmee veel reacties van lezers op: Erik Borgman stelt dat de kerk niet mag reageren op het niveau van het Ministerie van Defensie, maar ook niet moet vervallen in een gemakkelijk en wereldvreemd pacifisme. Jan Bruin en At Polhuis reageren ieder afzonderlijk op de aarzelingen van Smedema. Polhuis verwijst daarbij naar het herderlijk schrijven van de hervormde synode uit 1952, waarin ‘verstandige dingen’ worden gezegd. De kerk moet volgens hem herinnerd worden aan haar eigen uitspraken uit 1952 én uit 1979 (rondom kernbewapening). De herinnering aan de sterke polarisatie in de kerk in de jaren ’70 en ’80 is voor Mirjam Elbers in haar Commentaar juist reden om terughoudend te zijn met kloeke statements zoals de Micha-verklaring, vooral als het persoonlijk wordt: wie zijn ‘wij’ om te bepalen wie er welkom is in de kerk en wie niet?

In de guurheid van deze tijd hebben we misschien wel de kunst nodig om ons het onmogelijke te binnen te brengen. Gelukkig praat Kees Doevendans ons bij over het futurisme als kunststroming en wijst Franc de Ronde ons op de herkenbaarheid van de absurdistische personages in de romans van Grunberg. Werner Pieterse vraagt aandacht voor de Roemeense cineast Radu Jude, die het menselijke gezicht laat zien van de vrouwen die zich staande houden in en zich verzetten tegen de kaalslag dat het agressieve kapitalisme van na de Wende in Oost-Europa veroorzaakte.

Sibilla Verhagen en Jan Bruin delen met ons hun gedachten over de vraag wat er nodig is in de kerk – in kindernevendienst en kerkorde – om deze traditie van gebed en verzet ook aan een volgende generatie door te geven.

 

Mirjam Elbers

In de Waagschaal, nr. 11 , 9 november 2024