Tweestrijd van oneindigheid en onvermijdelijkheid

logoIdW 

– over Walter Schubart, Timothy Snyder en Oekraïne

In 1938 verscheen Europa und die Seele des Ostens van Walter Schubart, in het Nederlands verschenen onder de titel De komende Europese mens. Het is een vergeten boek van een tamelijk onbekende auteur. Schubart, geboren in Thüringen in 1897, was hoogleraar cultuurgeschiedenis in Riga en overleed in 1941 na verbanning naar Siberië. Althans, dat wordt gezegd, er is weinig over hem bekend. Journalist J.L Heldring verwees geregeld naar Schubart in zijn columns in NRC. Hij meende dat het werk van Schubart niet vrij was van ‘wetenschappelijke bombast’, maar dat het hem niettemin had gevormd. In de KD gaat Karl Barth uitgebreid in op Schubarts werk over religie en eros. Schubart noemt op zijn beurt Barth en Gogarten, omdat hij hoge verwachtingen heeft van de dialectische theologie als het westen voor de uitdaging staat een nieuwe cultuurperiode vorm te geven. Schubart noemt ze ‘de woordvoerders van het meest bewogen Protestantisme dat wij sinds geslachten gekend hebben.’  Wijsheid kan hem dus niet worden ontzegd.

Waarom aandacht voor Schubart? Op de televisie geven vele deskundigen, met of zonder uniform, uitleg over de oorlog in Oekraïne. Ook wordt verwezen naar de cultureel-historische en religieuze component van het conflict. Kan het boek van Schubart bijdragen aan een beter begrip van dit laatste? Of brengt ons dit juist op een dwaalspoor? Bijvoorbeeld als hij ons verleidt te denken aan zoiets als de Russische ziel.

Oerbeelden en tijdperken

De komende Europese mens past in een traditie van benaderingen waarin de geschiedenis wordt gescandeerd naar tijdperken, die de ritmiek van het wereldgebeuren vormen. Schubart spreekt over aeonen, bepaald door oerbeelden of archetypen, kenmerkend voor geografisch onderscheiden gebieden, zoals het (Europese) Westen en het (Euraziatische) Oosten. Schubart meent, dat de moderne tijd deze ritmiek – althans in het westen – uit het oog heeft verloren door haar drang tot vooruitgang. Die tijd immers, wordt bepaald door een van de oerbeelden die hij onderscheidt: de heroïsche mens, die uitgaat van de maakbaarheid van de wereld, een werkelijkheid die hij wil beheersen. Deze mens denkt tegenover de chaos te staan en verplicht te zijn die te ordenen. Hij streeft naar welzijn en geluk. Andere oertypes zijn de harmonische mens, bepaald door zijn innerlijke harmonie, de ascetische mens, belichaamd door de neoplatonische Griek, die het zijnde als een dwaling beschouwt en de wereld ontvlucht naar de mystieke oergronden der verschijnselen en ten slotte de messiaanse mens, gericht op heiliging van de wereld. Deze mens wil op aarde een hogere goddelijke ordening brengen, waarvan hij het beeld al heimelijk in zich draagt. Schubart herkent dit oerbeeld in de eerste christenen, maar ook bij de slavische rassen.

Europa heeft de laatste 1000 jaar twee tijdperken beleefd, meent Schubart. Het gotische tijdperk (11de – 16de eeuw) van de harmonische mens gericht op de totaliteit van de hemel; daarna het Prometheïsche tijdperk van de heroïsche mens, wij zouden zeggen: van de moderniteit. 1450 – 1550 is een overgangstijd; de bloeiende aarde van de gotiek raakt in vergetelheid, de mens is gericht op de aardbol, er worden vele ontdekkingen gedaan. De overgang van het ene naar het andere tijdperk, de tussenperiodes, duidt Schubart aan als de apocalyptische ogenblikken van de mensheid, de tijden der catastrofes.

De benadering van Schubart moge ons merkwaardig in de oren klinken. Toch zijn er hedendaagse benaderingen, niet af te doen als wetenschappelijke bombast, die verwantschap vertonen. Bijvoorbeeld de sociologie van de meervoudige moderniteit van onder andere S.N. Eisenstadt (een leerling overigens van Martin Buber), waar het Angelsaksische en Mediterrane als verschillende vormen van moderniteit tegenover elkaar worden gesteld. Een ander voorbeeld is de mentaliteitsgeschiedenis van M. Vovelle.

Oosten en westen; de Russische ziel

Volgens Schubart speelt het karakter van een landschap of landstreek een belangrijke rol. De mentaliteit van het (Euraziatische) oosten wordt bepaald door de steppe, die van het westen door de zee. Binnen een dergelijke omvattende mentaliteit kunnen naties en rassen karakteristieke verschillen vertonen. Ook dat heeft te maken met een specifiek landschappelijk karakter, de genius loci, de geest van de plek. Bij Nederland kunnen we denken aan de strijd tegen het water. ‘Het karakter van de landstreek bewerkt de verschillen in de ruimte; de geest van het tijdperk de verschillen in de tijd.’

De 20ste eeuw is een strijd van twee verschillende culturen of zielstypen. De westerse mens, product van de Verlichting,  is materialistisch en individualistisch geworden. Het geloof is geïndividualiseerd. Religie en wereldlijke macht zijn gescheiden. De Oost-Europese mens daarentegen, oftewel de Rus, aldus Schubart, voelt altijd de nabijheid van God en bij elk besluit de zuivere vrede van de eeuwigheid. Zijn allesbepalende levensgevoel is oervertrouwen. Dit typeert de Johanneïsche ziel van de messiaanse mens. Maar als een dreigende wolk hangt de Prometheïsche cultuur boven het Russische volk en zo ontstaat het Russisch nihilisme: als de wereld slecht is, moet zij ten onder gaan. Geboren wordt de apocalyptische ziel, die vervuld is van een tomeloos verlangen naar de ondergang van alles. ‘Met dit nihilisme treedt het Russische messianisme in het stadium van ontaarding.’ Elders spreekt Schubart over het Russisch atheïsme, dat God als persoon aanklaagt, uitdrukking van de apocalyptische oerhaat, dat roept: ‘Waarom hebt gij deze wereld geschapen, deze wereld die er nooit had mogen zijn. Verantwoord U!’. Een ander geluid dan van het Europese atheïsme, dat God als abstract principe gemakkelijk in de natuurwetten laat verdwijnen.

Schubart illustreert de twee zielstypen aan Nietzsche en Dostojewski. Nietzsche heeft het leven, én het lijden, nooit kunnen aanvaarden. Voor Dostojewski is het lijden juist de betekenis van het leven; de weg naar de hemel voert dóór de hel. De Russische ziel kenmerkt zich door het verlangen naar het lijden. We horen het buitenlandminister Lavrov nog zeggen.

Het is onmogelijk in kort bestek het werk van Schubart samen te vatten. (Zie ook: Hans Ester, De strijd der twee zielen in het werk van Walter Schubart. In: Literator, 2012, 33). Te veel bombast? Maar wel boeiend. En nu helemaal, want het roept associaties op met wat er gebeurt in Oekraïne. Dit ‘gebied’ komt als onderdeel van her Russische rijk nadrukkelijk bij hem aan de orde. In de ‘Kievse periode’ immers, smeedt vorst Wladimir naar Byzantijns model staat en christendom tezamen. Kiev wordt het Derde Rome.

Eeuwigheid en onvermijdelijkheid

De Amerikaanse historicus Timothy Snyder besteedt in zijn boek De weg naar onvrijheid Rusland, Europa, Amerika (2018) veel aandacht aan Oekraïne en zijn verhouding tot Rusland. Wat betekent de Euraziatische beweging? Waar komen de scheldwoorden fascist en nazi vandaan? Snyder beschrijft 20ste eeuwse ideologen die haken naar het oude Russische Rijk en door wie Poetin zich laat gezeggen, zoals Ivan Iljin (1883 – 1954) en (Baudet-fluisteraar) Aleksandr Doegin, die het Westen beschouwt als de ‘plaats waar Lucifer viel’. Beide zijn schatplichtig aan politiek theoreticus en nazi Carl Schmitt, volgens wie de wereld bestond uit een ‘paar grote ruimten’, waaruit ‘ruimtelijk vreemde machten’ moesten worden geweerd. Oekraïne behoort tot die Euraziatische ruimte, maar dan niet als soevereine staat met een ontluikende westerse geest, alleen als neutrale invloedssfeer van Rusland. Een onafhankelijk Oekraïense staat is een ‘obstakel voor Ruslands Euraziatische bestemming’. Als onderdeel van die ruimte is de Krim een symbolisch gebied, waar vorst Wladimir ooit is gedoopt. Kiev met zijn kathedralen staat symbool voor de eenheid van staat en godsdienst. Dan het Westen, geen eenheidsstaat, maar fragmentatie, een losse verzameling natiestaten, die alleen door afspraken iets van gemeenschappelijkheid kunnen creëren. Echter, dat ging deze keer beter dan Poetin ooit had kunnen denken!

Parallellen

Bij Snyder niet het woord ziel, wel het woord geest. Het boek is ongetwijfeld wetenschappelijker dan het werk van Schubart. Nergens bombast. Maar voorzichtig denken wij aan een parallel als Snyder de politiek van respectievelijk het Oosten en het Westen typeert als eeuwigheid– versus onvermijdelijkheidspolitiek. Dit laatste gedefinieerd als ‘de toekomst is meer van hetzelfde heden, de wetten van de vooruitgang staan vast, er zijn geen alternatieven, handelen is niet nodig’. Ja, zelfs een energietransitie schiet niet op! Voor de eeuwigheidspolitiek echter, is de tijd geen lijn naar de toekomst, ‘maar een cirkel die oneindig vaak dezelfde bedreigingen uit het verleden terug brengt.’ Wat we ook doen, de vijand zal komen. ‘Het noodlot neemt de plaats in van de vooruitgang.’ Het conflict van Oosten en het Westen is een tweestrijd van eeuwigheids- en onvermijdelijkheidspolitiek. Deze laatste was naïef, want miskende de genius loci van het Oostelijke landschap, een ruimte bezield door de  apocalyptische geest van de ondergang: we zien mensen lijden, vluchten, sterven; steden worden vernietigd, kerncentrales staan op knappen, vliegtuigen storten neer. De creatie van de hel. Het Westen beschouwde het Russische landschap slechts als neutrale vindplaats van olie en gas en maakte zich afhankelijk.

De eeuwigheidspolitiek weet van geen vooruitgang en kijkt terug de geschiedenis in om een collectief geheugen te scheppen, een wij – de mythe van het heilige Russische Rijk als legitimatie van geopolitiek. De redes van Poetin staan bol van verwijzing naar historische gebeurtenissen, selectief gekozen. Een mythe wordt geschapen, gepresenteerd als objectieve waarheid en ondersteund met emotionele kracht door middel van militaire evenementen, het oprichten van monumenten en het eren en gedenken van de helden van het vaderland (zie K. A. Pakhaliuk, The Historical Past as the Foundation of the Russian Polity: Vladimir Putin’s 2012–2018 Speeches. In: Russian Social Science Review, 2021, Vol. 62, Nrs 4-6, p. 286-306). En dat alles met de zegen van de Patriarch, die ook nog eens de postmoderne verdorvenheid van het Westen vervloekt.

Terug naar Schubart, die de 20ste eeuw als apocalyptische tijd beschouwde, maar een nieuwe mens geboren zag worden. Het heil zou niet uit het Westen komen, die cultuur was volgens hem ‘vorm zonder leven, een leeg zielloos hulsel’. Schubart profeteerde, dat Europa op weg was naar de Johanneïsche periode van de messiaanse mens, die het Westen en Oosten zou verenigen en zijn oorsprong had in de Russische ziel. Die ziel was overigens niet de Prometheïsche geest van het Communisme. Integendeel, dat was te westers. Wél de messiaanse ziel ‘die de richting van het absolute volgt en al-besef heeft’. Wij moeten constateren: die 20ste eeuw hield, afgaande op het conflict in Oekraïne, niet op bij het jaar 2000. Óf Schubart vergiste zich en de Russische ziel is een heuse mythe. Óf zijn voorspelling was vooral een toekomstdroom, geen werkelijkheid, hoe treffend en herkenbaar zijn analyses mogen zijn.

Kees Doevendans

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 4. 2 april 2022