Tussen hype en hoop- De Apocalyps lezen met Catherine Keller

Catherine Keller – George T. Cobb Professor of Constructive Theology at Drew University – meende alles wel gezegd en geschreven te hebben over het laatste bijbelboek, toen zij tegen het einde van het vorige millennium haar boek Apocalypse Now and Then: A Feminist Guide to the End of the World (Boston 1996) schreef. Andere thema’s als postkoloniale theologie, ecospiritualiteit en theopoetics vroegen haar aandacht.

Maar vijfentwintig jaar later – ten tijde van een ‘Insect Armageddon’, ’the Trumpocalypse’, ‘cli-fi’ (climate-fiction) en Covid-19 – besloot ze toch opnieuw over de Openbaring van Johannes te schrijven. In een interview zegt ze: ‘Het verdwijnt eenvoudigweg niet. Als we het toch niet ontlopen, laten we het bijbelboek dan goed gebruiken’.

Droomlezer

Resultaat van deze nieuwe bezinning is haar boek Facing Apocalypse (2021). Haar benadering zoveel jaar later is toegespitster dan eerder. Rond de millenniumwisseling pleitte zij voor een ‘contra-apocalyptische theologie’. Met die uitdrukking wraakte ze enerzijds de (evangelicale?) ‘het einde is nabij’ benadering, waarbij alle ethiek werd gerelativeerd vanuit het spoedige einde van de geschiedenis. Anderzijds wees ze er ook op dat progressieve en bevrijdingstheologieën weliswaar een terecht beroep doen op de komende heerschappij van God als een motiverende kracht voor het doen van gerechtigheid in het heden, maar nogal eens werd de nabije geschiedenis dan vanuit menselijke beredenering en berekening, zegmaar als naderend doemscenario geschetst. Keller gebruikte het concept van de counter-apocalyps om te spreken van een radicale openheid van mogelijkheden die zich verzet tegen het zogenaamde ‘binaire einde van de geschiedenis’ (waarmee ze bedoelt dat nul of één, God óf mens de geschiedenis stopzetten).

In haar boek Facing Apocalypse trekt ze die lijn nu radicaal door. Er is niet het einde van de wereld. Evenmin als Johannes op Patmos in zijn tijd de toekomst voorspelt of het spoorboekje van de geschiedenis schrijft, maar wel middels zijn visioenen een lens aanreikt om naar de wereld en de werkelijkheid van zijn dagen te kijken en tegelijk de gordiaanse knoop van fatale patronen, destructieve systemen én goddelijke inwerking weet te ontmaskeren, zo wil Keller zelf het laatste bijbelboek wat ze noemt ‘droomlezen’.

Voordat ik nader inga op hoe dat droomlezen, dat meditatieve omgaan van Keller met de apocalyps in z’n werk gaat, enkele opmerkingen vooraf. In de eerste plaats: Keller schrijft haar boek niet voor haar gebruikelijke academische publiek, maar voor een breed scala aan seculiere en religieuze geïnteresseerden. Niet alleen Käsemann en Cobb, Shakespeare, T.S. Eliot en Naomi Klein, maar allerlei (mij) onbekende namen uit de wereld van activisten, musici, poëten, theologen en striptekenaars passeren hier de revue en worden door haar geïntegreerd. In de tweede plaats: Misschien is het eigen aan proces-theologen, althans dat beweren sommigen, maar mij viel op hoe creatief Keller is met taal. Omdat een vertaling nu eenmaal een vertaling is en ik haar gedachten verder vooral in het Nederlands zal weergeven, citeer ik een voorbeeld van haar scheppende taalvermogen – het is maar een van de vele neologismen in dit boek, maar een beeld dat bij me bleef hangen – met woorden uit de inleiding (xiii):

“The metaphor of apocalypse – really, metaphor is too weak a notion, why not call it metaforce – has been playing itself out for a couple of millennia. It has affected religious as well as political, reactionary as well as revolutionary movements. It presents overtly and covertly. It refracts in a hallucinatory multiplicity of modes. Sometimes aggressively preached, often unconsciously transmitted, its forcefield is not immutable or predetermined. Neither is it fading…”

Openbreken of afsluiten

Of we het religieus of niet-religieus duiden, om de apocalyptiek kunnen we niet heen. Ook al hebben we dat (als kerk, als theologen, als mens geworteld in de twintigste eeuw?!) misschien wel lang geprobeerd – uitzonderingen als Hal Lindsay e.a. daargelaten. Keller geeft er op verschillende plekken in het boek blijk van in gesprek te zijn met Jürgen Moltmann, ook in zijn voortgaande denkweg. Bij hem staat al te lezen dat eschaton niet alleen einde betekent, maar ook scherpe rand, snede. Juist het denken over het einde stelt de lens scherp! Keller onderscheidt vier strategieën om het laatste bijbelboek te verstaan: 1. als bijbelse voorzegging; 2. als basis voor modern optimisme (in technische en/of kapitalistische zin: we kunnen deze catastrofe overwinnen); 3. pacificerend nihilisme (de sociale ongerechtigheid zit diep, maar alle beetjes helpen, wie zonder hoop is, etc…..); 4. pessimistisch nihilisme (als ontkenning van enig optimisme, het gaat maar één kant op).

Wat Keller voorstaat is de confrontatie aangaan tussen de verschillende en gepolariseerde benaderingen van de apocalyptiek door, bij alle wanhoop en scepsis, op zoek te gaan naar en in gesprek te komen over wat apocalyptische mindfulness in een ecopolitieke praxis voorstaat: meditatie, imaginatie, onderlinge conversatie en gedurfde actualisatie. Alleen dan kunnen we onze eenentwintigste eeuwse context aan de hand van de grimmige beelden die Johannes van de antieke oudheid schildert ‘droomlezen’.

Leidende gedachte is: het identificeren van de oorspronkelijke bedoelingen van de visioenen van Johannes is nodig om tendensen binnen de menselijke samenleving te onderscheiden die ook in onze tijd (opnieuw) een rol spelen. Johannes lijkt op z’n zachtst gezegd ‘een verontrustende tendens te hebben waargenomen van onderdrukkende intermenselijke, om niet te zeggen koloniserende systemen om de integriteit van de planeet te bederven’. Vanhieruit krijgt de apocalyps de actuele betekenis van onthulling, van openen wat in de visioenen gemakkelijk gesloten en geheimzinnige werkelijkheden kunnen blijven. Al eerder zijn er in de geschiedenis doorbraken geweest, waar men dacht dat het einde spoedig aanbrak. Voor Keller is de bijbel of een ander boek niet bij voorbaat altijd, overal en voor iedereen waar. De waarheid onthult zich in het gebruik, in meditatie en conversatie, in discussie en door kritisch bevraagd te worden. Zo kan het tot transformatie komen.

Keller schuwt het daarbij niet waar nodig man en paard te noemen. Aangaande Openbaring 1: 14 vraagt ze zich af of the messiaanse witharige man niet teveel lijkt op de ‘pale male Lord’ van de christenen; vanuit 5:6v wraakt ze de woorden die Trump retweette van Mussolini: ‘I ‘d rather live a day as a lion than a hundred years as a lamb’. Als het gaat om de hoer van Babylon in 17:1v wijst ze op de suggestieve, gewelddadige, vrouwonvriendelijke beelden die je in de visioenen vinden kan, maar belangrijker vindt ze dat we ons daar niet bij moet blijven stilstaan, want primair is de ‘Porn Queen of the Apocalypse’ de economische cosmopolis van Rome, waarbij alles lijkt te draaien om macht, geld en leugen. Even concreet wordt het wanneer 22:2v spreekt over de genezing van de volkeren. Zoals in de voorgaande hoofdstukken het trauma collectief en als wereldwijde beschaving wordt ondergaan, zo is in ‘de architectuur van het onmogelijke’ maar voorzegde Nieuwe Jeruzalem, de genezing lumineus en multi-etnisch. Niet een leven na dit leven of een bovennatuurlijk bestaan wordt voorgespiegeld –  ook geen ‘Cybertopia’ – maar een ‘spirituele planetariteit’, een herschepping, een openbreken daar waar je dat het minst verwacht, voorbij plagen, martelingen, draken en monsters.

Een gebroken halleluja

Ik leerde het bijbelboek Openbaringen ooit lezen als troostboek. Dat aspect krijgt bij Keller veel aandacht, omdat ze ‘aan de Apocalyps denken’ als een blijvende, dagelijkse, meditatieve of imaginaire oefening beschouwt. Veel hangt volgens haar daarbij af van ons vermogen om open te zijn voor negatieve emoties, van ons vermogen om respons te voelen op de destructieve tendenzen, die we in de krant en de Openbaring lezen. In het hectische tijdsgewricht waarin wij leven is gerechtvaardigde woede zomaar voorhanden en soms zelfs geboden, zo meent Keller. Maar dan alleen, zolang deze voortkomt uit gerijpte liefde die spiritueel gevormd is en aangescherpt wordt door persoonlijke en collectieve rouwverwerking, om wrok los te laten die anders zou verharden tot gespiegelde retoriek en haatdragende acties.

Juist vanwege planetaire dreigingen worden negatieve, apocalyptische tendenzen eerder gevoed dan positieve. In plaats van al te groots over hoop uiteen te zetten, bepleit de auteur in het spoor van de navolging voor concrete ethische actie. Ze noemt zelfs het planten van bomen, vooral in boomloze stedelijke gebieden. Het herbebossen van de aarde, het verbeteren van de bodemkwaliteit en een andere levenshouding kunnen substantiële impact hebben en bovendien zullen mensen met uiteenlopende ideologische achtergronden eraan kunnen deelnemen. Het lijkt theologisch een mager resultaat, wanneer het hierop uitloopt. Maar vergis je niet in de enormiteit van onze situatie, zo schrijft Keller: Het uitventen van theologische vergezichten, hetgeen we al zo vaak en van zo verschillende kanten hebben gezien, kan gemakkelijk leiden tot die verlammende wanhoop. Als er maar iemand begint te klagen over hoe het had kunnen zijn maar niet is, of over wat er allemaal dreigt, is het dan niet een getuigen van volharding om (á la Luther) bomen in de grond te planten en misschien zo op karakteristieke wijze de verlamming te doorbreken?

Een sprankje hoop voelt vaak realistischer dan triomfantelijke proclamaties. Dat kunnen we ons ook als kerk aantrekken. Keller spreekt van beschaduwde hoop. Of met woorden van Leonard Cohen: ‘a broken halleluja’. Waarbij ze wel opmerkt: ‘nonetheless a hallelujah’.

Peter Verbaan

In de Waagschaal,  jaargang 52 nr. 6, 27 mei 2023

Catherine Keller. Facing Apocalypse. Climate, Democracy and Other Last Chances. Orbis Books, Maryknoll/New York, 2021. Op Youtube zijn verschillende interviews te vinden.