Toekomst door ontregeling en verbeelding

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Het Festival of Disruption op de TU Eindhoven ging over de toekomst. Uitgangspunt was dat wij die toekomst niet meer logischerwijze kunnen afleiden uit wat er gaande is, dát moet juist worden ontregeld. Geen ontwerpsociologie of futurologie, zoals in de jaren zestig. En in de kerkelijke gemeente geen profetische planning meer door ‘het langs rationele weg realiseren van konkrete utopieën’, zoals praktisch-theoloog Jan Commissaris in zijn gelijknamige boek bepleitte (1978). Ontregeling betekent non-lineair denken. En dat denken speelt zich af binnen de vierde-generatie-universiteit. Welke gingen daaraan vooraf?

Bologna is een voorbeeld van de eerste generatie: onderwijs gericht op de universele waarheid volgens de scholastieke methode, les in het Latijn. Daarna de Humboldt-universiteit Berlijn: onderwijs en onderzoek gericht op ontdekking van de natuur volgens een monodisciplinaire aanpak, les in de eigen taal. Toonaangevend voor de derde generatie was Cambridge: gerichtheid op onderwijs en onderzoek, maar ook op kennistoepassing en -valorisatie én een interdisciplinaire aanpak.

De vierde generatie universiteit van nu, aldus Festival-voorzitter Maarten Steinbuch, ziet zich geconfronteerd met een razendsnel veranderende werkelijkheid, zodat lineaire processen en lineair denken noodzakelijk worden vervangen door exponentiële groei en circulaire processen, aangepakt door open innovatie in netwerken van wetenschappers, industrie, kunstenaars, maatschappelijke en andere kennisinstellingen. Interdisciplinaire teams werken samen in snelkookpan-sessies. De gerichtheid is mondiaal, maar ook op herstructurering van het lokale ecosysteem. Het is heel wat, er is in de huidige universiteit kennelijk meer aan de hand dan het vraagstuk van Engelstaligheid alleen. En hoe past de theologie in die vierde-generatie-universiteit? Een vraag die niet meer te beantwoorden is met de scholastieke aanpak. Is de publieke theologie er klaar voor?

Lévy-vlucht

De key note op het festival werd verzorgd door architect en voormalig rijksbouwmeester Floris Alkemade. Hij liet ons zien, dat we op internetplatforms kunnen kiezen uit een aanbod van zóveel staafmixers dat het je gaat duizelen, en dat Amazon via internet zo’n 60 miljoen artikelen aanbiedt. Wát een welvaart, dat hebben we toch maar bereikt met dat lineaire denken op weg naar vooruitgang.

Wij zijn gewend, aldus Alkemade, in een rechte lijn van A naar B te gaan. Maar kijk eens naar de Hadza, een jagersvolk in Tanzanië. Die doen het anders. Op zoek naar voedsel volgen zij het survival pattern, een wirwar van richtingen. Hun zoektocht verloopt niet in een rechte lijn, zij beheersen de kunst om voortdurend van richting te veranderen en beoefenen daarmee, wat in de wiskunde heet, de Lévy-vlucht, een patroon van toevalsbewegingen met verschillende stapgroottes.

Mijn gedachten gingen naar René Descartes, die meende dat als je in het bos bent verdwaald, je het beste een rechte lijn kunt volgen, dwars door alle geboomte en struikgewas heen, dan ben je er het vlugste uit. Descartes legde mede de grond voor het moderne westerse denken, waarin zoiets als dat survival pattern natuurlijk als primitief gold. Daar komen we dus nu op terug. Tegelijk kwam de associatie op met het concept van contingentie, wat ons terug brengt naar de scholastieke discussie van de eerste-generatie-universiteit van onder andere Duns Scotus. De moderniteit vond tweeërlei interpretatie om deze contingentie te overwinnen. Diachrone contingentie: de wereld verandert voortdurend, er is een lineaire geschiedenis, én synchrone contingentie: we kunnen ons losmaken van deze toevallige werkelijkheid en zélf een geheel alternatieve, ordelijke, gestructureerde wereld creëren volgens een ontwerp waarbij de contingente wereld wordt uitgewist en we met een ‘onbeschreven blad’ kunnen beginnen, tabula rasa. Maar het geloof in dit moderne idee van maakbaarheid en ’wil tot vorm’ staat op de tocht. In het postmodernisme doemen het labyrint en het rizoom op, warrige patronen die de wetmatigheid van ons leef- en denkpatroon vormen. Het transcendente denken van de synchrone contingentie is voorbij, we vallen terug in een wereld van immanente, willekeurige patronen, kiezen noodzakelijk het survival pattern om te overleven. De wereld nu is een ‘beschreven blad’, dat vraagt om herinterpretatie. Tabula scripta in plaats van tabula rasa. Sommige theologen zien een ethiek van danspatronen in die wereld. Dus toch wat meer structuur dan de Lévy-vlucht?

Reparatie

De welvaart heeft ons in het labyrint van de 600 miljoen artikelen gestort, we proberen ons vast te grijpen aan een van die honderden staafmixers. Het is de nood van de overvloed. Alkemade somt de crises op die we over ons hebben afgeroepen: klimaatproblematiek, afnemende biodiversiteit, oorlog, infecties, migratie en segregatie. Allemaal door ingrijpende transformaties: industrialisatie, geboorteregeling, groene revolutie, steeds meer vee, voedsel overal vandaan, ruilverkaveling waarmee het landschap is gerationaliseerd, en niet te vergeten de secularisatie. We krijgen een aanbod aan leegstaande kerken voorgetoverd bijna vergelijkbaar met het assortiment aan staafmixers. En natuurlijk mogen we de transitie door digitalisering en internet niet vergeten. De wereld wordt virtueel, maar de fysieke impact is enorm: distributie- en datacentra, enorme dozen die verrijzen in het weiland, en een aanslag op energie en grondstoffen.

Zal Nederland overleven? Of spoelen we onder en zijn we op weg naar het land ‘formerly known as The Netherlands’? Verbeelding is ons redmiddel, meent Alkemade. Daarmee moeten we repareren wat te repareren valt, met als model de Japanse techniek kintsugi, de kunst om gebroken keramiek met zilver- of goudkleurige lak te herstellen, zodat de sporen van breuk en herstel bijdragen aan de schoonheid van het gerepareerde voorwerp. Misschien moeten we ook denken aan tikkun olam; ‘to mend the world’; herschepping?

Mens en natuur

Op het festival bezocht ik de workshop biomimicry: wat we kunnen leren van de natuur. ‘Ga naar de mieren en wordt wijs’. Van de termietenheuvel kunnen we een geraffineerd ventilatiesysteem voor hoogbouw nabootsen. Dit biologisch afkijken kwam een paar dagen later op de TU aan de orde in een lezing bij de jaarlijkse uitreiking van architectuurprijzen aan afgestudeerden, Archiprix. Landschapsarchitecte Maaike van Stiphout pleitte voor een natuur-inclusieve systeemverandering volgens een ‘organisatiemodel’ genaamd Zoöp. Dat model regelt de samenwerking van mens en niet-mens en stelt de belangen van alle ‘zoë veilig. De natuur, ook als plukken wildernis, moet terug de stad in. Vergroening is goed voor klimaat en biodiversiteit, voorkomt hittestress. Een nieuwe poging de mens terug te plaatsen in de natuur, waarvan hij zich zo heeft vervreemd? Een poging ná Rousseau, die de mens als ‘nobele wilde’ zag én na Darwin, die ons onderdeel maakte van een evolutionair-natuurlijk systeem. En laten we het oerverhaal van de Schepping in dit verband niet vergeten. Ik vroeg mij wel af: wat zou Hannah Arendt van het Zoöp-model hebben gevonden? Moesten wij van haar niet boven de wereld van de biologische huishouding, van de arbeid om te overleven, uitstijgen naar de polis, symbool van het menselijk werken, met de agora als onze ontmoetingsplaats? Maar beide zullen elkaar niet uitsluiten.

Design

Intussen was in Eindhoven de jaarlijkse Dutch Design Week (DDW) begonnen. Een manifestatie die getuigt van een overmacht aan verbeelding, het werk van enthousiaste mensen, creatief, innovatief. Een agora van ideeën en mooie intenties, gegoten in fantasierijke projecten, tentoongesteld in locaties verspreid over de gehele stad. De DDW doet werkelijk een beroep op het survival pattern: waar moet je kijken? Veel is te vinden op Strijp–S, het gebied waar Philips vroeger zijn uitvindingen deed en produceerde. Ontwerpen was toen industriële vormgeving. Het daarop gerichte Philips-instituut werd later de Design Academy, waar ontwerpen het adagium van uitvinden kreeg, niet zozeer op basis van wetenschappelijke inzichten, maar vanuit de verbeelding.

De DDW is een manifestatie van projecten waarin wetenschap, techniek, kunst en maatschappelijke instellingen samengaan volgens het idee van de vierde-generatie-universiteit. Progress through connection is een van de motto’s. Ondertoon: het móet anders, zó kan het niet langer, laten we zoeken naar the new everyday, met als eigenschap More than Human: waarde-creatie voor toekomstige habitats voor leven en groei van zowel ‘the human as the non-human’, lezen we. Het is de echo van Zoöp. Duurzaamheid is één van de gemeenschappelijke noemers, leidend tot andere bouwmaterialen zoals hennep, gerst, kurk, milieuvriendelijk beton, én nieuw bouwtechnieken zoals printen. We ontdekken termen als bio-based bouwen en biofilisch ontwerpen. De biologie is leidraad. De verhouding van cultuur en natuur moet worden herzien. Het is duidelijk dat we weer de natuur opzoeken, waarvan we sinds de Verlichting op rationele afstand zijn geraakt en die door ons lineaire denken richting vooruitgang genadeloos is uitgebuit.

Rugzakje

We zagen te veel om op te noemen, de verbeelding was aan de macht, maar nochtans versnipperd naar allerlei losse projecten. Toch dat gevoel van contingentie? Laat ik besluiten met een grappig project én een aardige toepassing voor de kerken. Zo is er het rugzakje voor de rat. Misschien dat deze combinatie niet meteen hoopvol klinkt: extra financiëring voor een ziekteverspreider met een beperking. Maar nu even niet. Het beestje is getraind om menselijke slachtoffers op te snuffelen in de puinhopen van oorlogs- of natuurgeweld, het rugzakje bevat de apparatuur die doorgeeft waar het beestje zich bevindt. Een ander project toont de mogelijkheid om op virtuele wijze de akoestische kwaliteit van een gebouw al in de ontwerpfase te ondergaan. Hoe zullen de psalmen klinken in het toekomstige kerkgebouw? Was deze uitvinding er eerder geweest, dan had een aantal kerken er misschien anders uitgezien dan nu het geval is.

Kees Doevendans

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 12, 16 december 2023