Theology against religion

logoIdW

 

Anti-religieus engagement met andere religies?

Karl Barth heeft als belangrijkste theoloog van de twintigste eeuw maar weinig invloed gehad op wat tegenwoordig ‘theologie van de religies’ genoemd wordt. De theologen van de interreligieuze dialoog hebben Barth over het algemeen links laten liggen, in de veronderstelling dat zijn theologie door haar kritische houding tegenover de menselijke religie niet tot dialoog in staat zou zijn.
Toch denk ik (zie mijn artikel in IdW 47.2) dat het huidige Barth-onderzoek nog maar aan het begin staat van het besef wat Barths visie op religie theologisch gezien betekent voor de dialoog tussen de reëel-existerende godsdiensten. Ik word daarin bevestigd door het boek van Tom Greggs, hoogleraar in Aberdeen, dat in 2011 verscheen maar naar mijn idee in Nederland nog niet de aandacht heeft gekregen die het verdient. En dat terwijl juist in Nederland veel theologen (zoals K.H. Miskotte, Frans Breukelman en Nico Bakker) het religie-kritische aspect van Barths theologie sterk hebben benadrukt.

I
Greggs begint zijn boek met een uitgebreide sectie (deel I) over Barth en Bonhoeffer. Alleen al om dit deel moet Greggs geprezen en zijn boek gelezen worden. Hij laat zien hoe Bonhoeffer en Barth, ieder op hun eigen manier, de religiekritiek van de negentiende eeuw verwerken in hun theologie. Barth heeft duidelijk meer op met denkers als Feuerbach en Marx, en Bonhoeffer lijkt zich meer aan te trekken van Nietzsche en Freud, maar Greggs laat duidelijk zien dat hun inzet meer overeenkomsten dan verschillen kent. Barth en Bonhoeffer zijn maar al te vaak tegen elkaar uitgespeeld, niet in het minst door Bonhoeffers verwijt van ‘openbaringspositivisme’ aan het adres van Barth.

Greggs toont echter aan dat dit van de kant van Bonhoeffer eerder een schreeuw om méér verzet tegen Schleiermachers Anliegen is (en dus een schreeuw om méér ‘Barth’!) dan om minder. Zowel Barth als Bonhoeffer beschouwen het evangelie als een radicale kritiek op de menselijke religie, en menen dat de religie niet als basis voor de theologie kan dienen: ‘Geloof’ en ‘religie’ moeten juist kritisch onderscheiden worden. Volgens Greggs benadert Bonhoeffer dit thema ‘optatief’ – hij wenst te komen tot een ‘religieloos christendom’. Barths stelling ‘religie als ongeloof’ is veeleer een indicatieve (beschrijvende) benadering van dezelfde theologische weg. Barth is over Bonhoeffers wens om aan de religie te ontsnappen overigens niet erg optimistisch. Vanwege het brute einde van Bonhoeffers leven zullen we helaas nooit weten hoe het gesprek met Barth zich verder zou hebben ontwikkeld.

Greggs concludeert dat beide theologische denkers in elk geval uitkomen op een theology against religion: de christelijke theologie moet naar haar aard ‘antireligieus’ zijn, om het op z’n miskottiaans te zeggen. Greggs noemt in zijn boek een heel aantal kenmerken van zo’n theologie, met als belangrijkste kenmerk: ‘christocentrically world-affirming’. De radicale concentratie op Christus betekent een radicale concentratie op de menselijkheid van God (en niet op de goddelijkheid van mensen!). Het betekent daarom ook dat ze elke afgoderij, elke vervorming van menselijke en aardse zaken tot godheden, tegenstaat. Ook religieuze scheidslijnen zijn bij een antireligieuze theologie niet ter zake: God heeft de hele mens en de hele wereld op het oog, of om het met Bonhoeffer te zeggen: ‘Jezus roept niet op tot een nieuwe religie maar tot leven’.

II
In het tweede deel laat Greggs zien wat een dergelijke theologische inzet voor de loci van de christelijke dogmatiek betekent. In het hoofdstuk Saviour for All betoogt Greggs dat de traditioneel-christelijke soteriologie veel te veel heeft gefocust op de redding van het individu, mede door de nadruk van de Verlichting op het menselijke individu. Religie werd zo een middel tot persoonlijk heil. Een ‘antireligieuze’ soteriologie moet daarmee breken en inzien dat het in de Schrift niet zo zeer gaat om een weg naar zelfbehoud, een ‘botox-injectie voor de ziel’, maar om het deelnemen aan en getuige worden van de overwinning van Christus. Het gaat zelfs niet om de redding van de groep, de gemeenschap – ook dat zou een religieuze heilsopvatting zijn. Het gaat bij een antireligieuze soteriologie, aldus Greggs, om de menswording (humanization) van de mensheid en de wereld, vanwege de menswording van God in Jezus Christus. Dat betekent dat alle theologische concepten opnieuw moeten worden doordacht. Er moet worden teruggegaan naar de Schrift om te kijken wat begrippen als bekering (metanoia) en hel (Gehenna) daar precies betekenen.

En zo neemt Greggs ons verder mee op zijn weg, bijvoorbeeld naar een ‘antireligieuze’ ecclesiologie: Ook als het gaat om de kerk kan er geen sprake zijn van een focus op zelfbehoud. De kerk is er niet voor zichzelf maar voor de wereld, en de grenzen tussen kerk en wereld zijn voor ons mensen niet te bepalen. Dit mag bekend klinken voor diegenen onder de Waagschaal-lezers die zijn ondergedompeld in het gedachtengoed van Miskotte, maar in de Engelstalige theologische wereld is dit een vrij uitzonderlijk geluid. Vooral omdat het niet zozeer praktisch, maar zeer systematisch-theologische beargumenteerd wordt. Zo komen we verder in Greggs’ boek ook nog voorstellen tegen voor een ‘antireligieuze’ pneumatologie, eschatologie en publieke theologie. Die zijn hier en daar zeker voor verbetering en aanvulling vatbaar, maar de poging ertoe is zeer de moeite van het lezen waard, en nodigt uit tot zelf verder denken.

III
Ten slotte werkt Greggs toe naar de betekenis van deze barthiaanse/bonhoefferiaanse ‘antireligieuze’ theologie voor de interreligieuze dialoog. Dit onderwerp komt aan de orde in het derde deel van het boek, waar je als lezer na deel I en II dan toch wel erg naar bent gaan uitkijken. Die uitwerking viel mij een beetje tegen. De vraagstelling is dan ook niet eenvoudig: hoe kan de christelijke theologie die zelf de menselijke ‘religie’ negatief waardeert, in gesprek gaan met anderen op basis van hun ‘religie’? Greggs analyseert heel goed dat alleen al het begrip ‘religie’ in de christelijke theologie (van Barth en Bonhoeffer! moet men daarbij zeggen) iets anders betekent dan in het dagelijkse maatschappelijke verkeer. In de theologie wijst ‘religie’ op de immer aanwezige menselijke neiging om zich een godsbeeld te maken, de openbaring tegen te spreken, en er een afgodsbeeld voor in de plaats te zetten, en daarmee zelf de plaats van God in te nemen.

Toch is er volgens Greggs een ‘antireligieuze theologie van de religies’ mogelijk. Een theologie namelijk die zich realiseert dat ook het christendom een religie is, in de barthiaanse zin, en dus geen hogere of lagere status heeft dan enige andere godsdienst. Zelfs het christelijk-theologisch spreken staat onder de voortdurende kritiek van datgene dat (of Diegene die) zij ter sprake probeert te brengen. Een interreligieuze dialoog kan daarom vanuit de christelijke theologie niet gevoerd worden op basis van een ‘common ground’ tussen de religies. Er kan dus ook geen schleiermacheriaans gesprek gevoerd worden over de zedelijke rangordening van de religies (ranking the religions!). De christen die een dergelijk gesprek voert kan dat niet anders dan in nederigheid doen, in de wetenschap dat hij mens is onder mensen, behept met dezelfde neiging tot religie en met weinig anders in handen. De wetenschap dat Christus zelf tegenóver het christendom staat, maakt de christen niet alleen nederig, maar ook hoopvol voor álle mensen, ongeacht hun religie.

Helemaal aan het eind van het boek geeft Greggs een voorbeeld van een ‘religieloze’ interreligieuze dialoog, en dat is het project Scriptural Reasoning (waarbij Greggs zelf betrokken is). Moslims, joden en christenen buigen zich daarbij over de bijbelse teksten, in een gelijkwaardige conversatie: een gesprek over de betekenis van de teksten waarbij allen worden uitgedaagd om aan de hand van de teksten hun eigen religieuze aannames te overstijgen. Het sluit volgens Greggs aan bij wat Bonhoeffer vanuit de gevangenis noemde ‘een niet-religieuze interpretatie van de Schrift’. Een verrassende, maar ook verrassend beperkte uitkomst van dit meesterlijke boek over een onderwerp dat uiterst actueel is.

Tom Greggs, Theology Against Religion: Constructive Dialogues with Bonhoeffer and Barth, T&T Clark, London/New York, 2011

Mirjam Elbers
theoloog en senior uitgever Classical Studies bij Brill, Leiden

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 5. 28 april 2018)