Terugkomen op Charlie

logoIdW

 

De terroristen hebben vorig jaar met hun aanslag op de redactie van het blad Charlie Hebdo in de roos geschoten. Wisten ze hoezeer ze de Franse samenleving (en in wezen de hele westers-liberale maatschappij) uit het lood zouden schieten? Anders gezegd, ging het hun er enkel om zich te wreken op een blad waarin spotprenten worden opgenomen die de Islam hekelen, of wisten ze dat ze daarbij ook een doos van Pandora zouden openen? Want dat hebben ze gedaan. Het attentaat op Charlie bleek namelijk een blikopener, de tegenstrijdigheden van de Franse samenleving kwamen opeens helder in het licht te staan. Het kan, me dunkt, geen kwaad een jaar na de gebeurtenissen de zaak nog eens rustig te overdenken.

Westerlingen zijn meer waard dan anderen

Ten eerste – het moet gezegd worden – werd weer eens overduidelijk dat westerlingen voor ons meer waarde hebben dan niet-westerlingen. Aanslagen met dodelijke afloop die door aanhangers van dezelfde of vergelijkbare terreurbewegingen in landen als Irak, Syrië en Nigeria worden gepleegd – om van andere dood en verderf zaaiende rampen maar te zwijgen – krijgen nog geen kruimeltje van de aandacht die we aan de affaire-Charlie schonken. Die optocht door de straten van Parijs, een paar dagen na het attentaat, met voorop de machtigste Europese leiders, Merkel, Cameron, Hollande, Juncker, het had iets surrealistisch. Goed, je kunt zeggen dat het daar vooral om een betuiging van steun aan Frankrijk ging, en misschien nog meer om een manifestatie ten gunste van het principe van de persvrijheid. Wat kun je daar nu tegen in brengen? Niets, maar een mens is vrij om te dromen van gelijksoortige optochten als reactie op drama’s die zich elders in de wereld afspelen. En die drama’s zijn soms direct of indirect het gevolg van politieke keuzes die wij in het Westen maken (Wie heeft door de oorlog in Irak de chaos in het Midden-Oosten bevorderd? Wie zijn de grote bondgenoten van de Arabische oliemonarchieën – landen die op hun beurt de meest fundamentalistische stromingen binnen de Islam ondersteunen, broedplaatsen van gewapende jihad?)

Persvrijheid – vrijheid van beledigen?

Ten tweede, het principe van de vrijheid van de pers. Ja, misschien ging het de Fransen, en ons westerlingen, in de allereerste plaats daarom. En ook hier hebben de terroristen door hun wandaad de vinger weten te leggen op een gevoelige plek, namelijk de onduidelijkheid over de vraag of de persvrijheid ook de vrijheid tot beledigen inhoudt. En deze vraag heeft een stof doen opwaaien! In het Frankrijk van de laïcité, dat wil zeggen van de strikte scheiding van godsdienst en staat, kreeg deze deining een heel eigen karakter. Volgens het Franse wetssysteem is alles toegestaan behalve laster, dat wil zeggen ongegronde leugenpraat die individuen betreffen. Daar houdt persvrijheid op, daarover kan de pers voor de rechter worden gesleept. Deze wet dateert van 1881. Maar onder invloed van het politiek-correct denken zijn er de afgelopen tijd allerlei artikelen de wet binnengeslopen die niet meer alleen het individu voor laster beschermen maar ook groepen voor wat kwetsend zou zijn voor deze groepen. En dit is natuurlijk een open deur voor allerlei interpretaties, en wie allerlei interpretaties zegt, zegt ruzie. En wanneer die interpretaties bovendien naar zoiets als godslastering verwijzen (en godslastering is het stokpaardje van Charlie Hebdo), dan wordt de discussie helemaal explosief. Er gaan daarom stemmen op die ervoor pleiten weer terug te vallen op de wet van 1881 in zijn oorspronkelijke staat en het bij het verbod op laster jegens individuele personen te houden. Wat dat is duidelijk, en bij duidelijkheid is iedereen gebaat. God beledigen mag, want God valt niet onder de categorie individuen die de wet van 1881 op het oog heeft.

En wanneer het om geloofsgroepen gaat?

Je kunt natuurlijk betogen dat wanneer je God beledigt, je een groep beledigt, namelijk de groep voor wie deze God belangrijk is. En dat je daarmee indirect individuen beledigt, namelijk de leden van de betreffende groep. Maar ook dit geeft aanleiding tot eindeloos gebakkelei. Want in welke mate behoren individuen tot de betreffende groep, en in welke mate doen ze dat niet. Een voorbeeld: lang niet alle moslims waren het met de voorzitter van de Grande Mosquée van Parijs eens toen hij een paar jaar voor de aanslag op Charlie Hebdo het blad aanklaagde wegens godslastering ‘in naam van de Islam’. Ze behoren dan wel tot de groep die ‘de Islam’ heet, maar ze hebben zich genoeg de typisch Franse cultuur eigen gemaakt om heel ver mee te kunnen gaan in het accepteren van allerlei uitwassen van persvrijheid, zelfs wanneer daarbij sprake is van godslastering. Ze weten dat veel andere Fransen ook aanstoot nemen aan godslastering, maar dat ze tegelijkertijd in staat zijn hun schouders op te trekken en te zeggen: ach wat…! En dat doen zij dan ook. Kortom, wanneer je betoogt dat je door het beledigen van God een groep beledigt, dan werk je communitarisme in de hand. Want niet alle – maar wel véél mensen die tot deze groep behoren zien zichzelf allereerst als Franse burgers en daarna pas als leden van die bepaalde groep. En wie communitarisme zegt, zegt verdeeldheid.

En God?

En trouwens, wie wordt er beledigd? Wordt God beledigd? Of gaat het alleen om het hekelen van een bepaald godsbeeld? Houdt het geloof niet een voortdurend afbreken van godsbeelden in, anders gezegd een kritiek op alles wat wij van onszelf op God projecteren? God zelf wordt dan niet geraakt. Hier begeven we ons op theologisch terrein. En ik stem met het argument in. Maar om daarom de blasfemische spotprent, de godslastering, toe te juichen, zoals sommige zich liberaal wanende stromingen binnen de geloofswereld dat doen – nee. Want daardoor scheid je je op hooghartige wijze af van alle mensen die er wél aanstoot aan nemen. Zouden we niet een juist midden kunnen vinden? Godslastering mag van de wet, maar mensen die God lasteren, wetend dat ze daarmee anderen kwetsen, zijn horkerige mispunten die je schouder optrekkend de rug toekeert. Klaar.

Charlie: symbool of als symptoom van persvrijheid?

Ja, die terroristen hebben met hun actie een zere plek geraakt. Een ophef die ze hebben ontketend! In mijn ogen is Charlie een rioolblad. Dat heeft de karikatuur van de kleine Aylan, het Syrische jongetje dat dood aanspoelde op een Turks strand, die in het januarinummer verscheen nog maar eens bewezen: smakeloos, verstoken van werkelijke humor. Ja, die terroristen hebben meer gekregen dan waarop ze waarschijnlijk hadden gerekend. Als reactie op hun misdaad hebben de Franse politici een vuilnisblad tot symbool van persvrijheid en meer in het algemeen van vrijheid van meningsuiting gepromoveerd. Ja, in het land van Rabelais, Voltaire en Victor Hugo… Misère! Waaruit maar weer eens blijkt dat beschaving een bijzonder kwetsbaar gegeven is.

Caspar Visser ’t Hooft

C. Visser ’t Hooft is als predikant verbonden aan de Eglise protestante unie de France (Orange-Carpentras). Hij is daarnaast schrijver en buitenlandredacteur van IdW