Tekenen van hoop
De vergeten vragen van Calvijn en Ellul
Freedom is not static, but dynamic; not a vested interest, but a price continually to be won. The moment man stops and resigns himself, he becomes subject to determinism. He is most enslaved when he thinks he is comfortably settled in freedom. (Jacques Ellul[1])
Schotland, 1776. In de tinmijnen dalen mijnwerkers in het donker af. Met nauwelijks slaap kunnen ze doorwerken tot hun kaarsen weer opgebrand zijn. Vrouwen en kinderen sjouwen af en aan met kruiwagens. Uitputting, verkrachtingen en mishandelingen zijn aan de orde van de dag. In de steden zijn in deze eeuw de eerste fabrieken uit de grond gestampt. Kinderen werken er twaalf uur per dag. In Glasgow zijn de stegen open riolen; ratten krioelen rond in de vaak houten huizen van de arbeiders. Deze context van de opkomende Industriële Revolutie, sociale misstanden en uitzichtloosheid vormt het decor van het ontstaan van de economische wetenschap. Nadat eeuwenlang tradities en despoten de samenleving gereguleerd hadden, lijken er nieuwe onzichtbare krachten aan het werk. Het is een theoloog die dit weet te ontrafelen. Economie, ontstaan in de broedkamer van de moraalfilosofie.
De theoloog Adam Smith had een grote reputatie in het verlichte Schotland van de 18e eeuw. De verstrooide professor had naam gemaakt met zijn ‘Moral Philosophy’ en van heinde en verre reisde men af naar Glasgow om onder zijn gehoor te zitten; Voltaire was één van hen. Haarscherp wist Smith de grondbeginselen van het menselijk – en dus economisch – handelen bloot te leggen. Het is de eigenliefde die mensen drijft. In de zucht naar waardering, zoekt de mens naar die activiteiten waar hij of zij gezien wordt. Het is die eigenliefde die maakt dat er volgens Smith uiteindelijk een goddelijke harmonie ontstaat tussen egoïsme en altruïsme. Want zonder het te weten, draagt het individu in zijn zelfzuchtige activiteiten bij aan het algemeen belang. Waar de één uitblinkt in onderzoek, daar wordt de ander erkend als bakker. Het is het marktmechanisme dat dit alles in goede banen leidt en terwijl de maatschappelijke ellende zichtbaar en voelbaar was, zag Smith paradijselijke horizonten opdoemen van welvaart en geluk.
Wellicht was het een tikkeltje naïef, maar het is juist dit vertrouwen in de mens en die hoop, die zo node gemist wordt in theologische reflecties op de huidige economie. Want waar vertrouwen het sleutelwoord was voor Smiths visie op samenleven en economie, daar lijkt het huidige tijdsgewricht bepaald te worden door wantrouwen. Met alle respect past het laatste boek van Roelf Haan, Vergeten vragen, goed in deze tijd van wantrouwen naar elkaar en de overheid. Het gaat slecht, er is weinig oog meer voor gerechtigheid en solidariteit. De ‘homo-economicus’ met louter zijn eigen belang regeert en ons (economisch) systeem kan daar geen verandering in brengen. Roelf Haan stelt vanwege die onvrede met de huidige economie twee personen uit het verleden centraal in zijn boek. Denkers die een kritisch geluid kunnen laten horen in het huidige debat en waar we mogelijke lessen uit kunnen trekken. Twee Fransen, beiden bekeerd tot het protestantisme, en beiden met woord en daad kritisch tegenover de machten en krachten in hun tijdsgewricht: Johannes Calvijn en Jacques Ellul. Een merkwaardig koppel.
Een rechtvaardige samenleving
Het is enigszins vreemd om in de context van de 21e eeuw Calvijns denken over de samenleving centraal te stellen. De 16e eeuwse Geneefse stadsstad is immers moeilijk te vergelijken met een geglobaliseerde economie als de onze. Desalniettemin poogt Haan vergelijkingen te trekken en te leren van Calvijns ‘economische’ beginselen.
Calvijn was de eerste theoloog die onder voorwaarden het renteverbod ophief. Roelf Haan gaat hier uitgebreid op in en stelt dat juist Calvijns contextuele en realistische aanpak een goede basis biedt om ons huidige systeem onder de loep te nemen. Immers, Calvijns analyse is niet gebaseerd op bijbels legalisme, noch op filosofische redenering, maar is gestoeld op de regel van gerechtigheid (Haan, p.118). Daar waar Zwingli en Luther het heffen van rente nog ten strengste veroordelen (‘rente is gestolen goed’, aldus Luther), daar hanteert Calvijn een meer realistisch beleid. Hoe dat realistische en rechtvaardige beleid ten aanzien van het lenen van gelden er uit kan zien in de 21e eeuw, is verwoord door Johan Graafland (Haan, p.127-131).
Tegelijkertijd raakt door deze meer realistische visie van Calvijn, de principiële stellingname van de Bijbel ten aanzien van rente en schulden wat op de achtergrond. Het is bekend dat de meest economische wetgeving uit de Thora is verwoord in het sabbats- en jubeljaar (vgl. Lev. 25 e.a.). En hoewel er geen aanwijzingen zijn dat het jubeljaar ooit is ingevoerd, is het van belang om naar het doel van deze wetgevingen te kijken. Want zowel het renteverbod als het sabbats- en jubeljaar geven blijk dat blijvende schuldverhoudingen niet passen in een rechtvaardige samenleving. Het grote probleem van ons huidige economische systeem is dat juist schuldverhoudingen worden gestimuleerd. Het is de gewoontewijsheid dat het aangaan van schulden, het op krediet kopen etc., bevorderlijk is voor de economische groei. Het bijbels spreken leert daarentegen dat juist deze afhankelijkheid een teken is van slavernij en in het rijk van het angstland hoort.
Calvijn heeft veel geschreven over rijkdom, hebzucht, de destructieve praktijken van handel, en de gave van bezit. Haan gaat hier diep op in en tegelijkertijd zijn het voor een 21e eeuwse lezer veelal clichés uit de oude doos. Ook de duiding dat het economisch proces zoveel armoede en ellende heeft veroorzaakt (Haan p. 72v.), gaat niet uit van de feitelijke situatie, maar speelt in op de emoties van de gemiddelde lezer. Het zijn de onheilsprofetieën van zovele theologen die het bredere feitelijke plaatje niet op het netvlies hebben. Smith lijkt in al zijn naïviteit een betere profeet te zijn geweest dan vele theologen na hem. Het is daarom goed om af en toe de feiten onder ogen te zien. Om met de Zweedse historicus Johan Norberg te spreken: “We lijden aan historische bijziendheid: bij geweld denken we alleen aan de krantenkoppen die we elke dag voorbij zien komen, om te concluderen dat we in een bijzonder gevaarlijke wereld moeten leven… Ja, er zijn nu verschrikkelijke conflicten, maar de grote lijn wereldwijd is deze: door grotere welstand, een betere gezondheid en kleinere gezinnen zijn we meer waarde aan het leven gaan hechten.”[2]
Techniek
Gelukkig haalt Haan nog een andere Fransman aan, Jacques Ellul. Enkele jaren voor zijn overlijden in 1994 had een Nederlandse documentairemaker een interview met Ellul. In zijn tot studeerkamer verbouwde schuur toonde een oude fragiele Fransman zijn inspiratiebronnen: van Karl Marx tot Karl Barth. Twee werelden strikt van elkaar gescheiden in zijn bibliotheek en ook in zijn schrijven, die van de sociologie en die van de theologie. Hij heeft in tegenstelling tot bijvoorbeeld Roelf Haan beide werelden nooit willen vermengen in een boek, omdat hij dan niet serieus zou worden genomen. Zijn sociologische werken hebben de grootste bekendheid gekregen en dan met name zijn Technological Society. Beïnvloed als Ellul was door het denken van Marx, schuilt in zijn denken een deterministisch karakter. Het is echter bij Ellul niet de materiële wereld, de economie, die de mens uiteindelijk bepaalt, maar de Techniek. Die Techniek is niet een los samenraapsel van technologieën die we in ons dagelijks leven gebruiken, maar veeleer een grenzeloos vertakkend kluwen dat zich op alle levensterreinen manifesteert en ons beïnvloedt. Deze Techniek is autonoom en bepaalt in steeds grotere mate ons leven. De toenemende complexiteit van de technologische samenleving stelt steeds hogere eisen aan het individu en doet een steeds groter beroep op het ethisch-reflectieve vermogen. Werd in traditionele samenlevingen een nieuwe techniek na veel overwegingen ingevoerd, daar zijn de (morele) consequenties van hedendaagse technologieën nog nauwelijks bekend of er doemen alweer nieuwere innovaties op. Deze complexe technologische samenleving stelt daarom steeds hogere eisen aan het ethisch reflectief vermogen van de mens, terwijl de mens zich niet als zodanig kan evolueren.
De grootste bedreiging van onze Technologische samenleving is daarom de inperking
van onze vrijheid. Ellul noemt als voorbeeld dat wij de vrijheid hebben om op vakantie kunnen gaan. Elk mens besluit dan in een zogenaamde vrijheid om elk jaar op exact hetzelfde moment in de file te staan op de route de soleil. Vrijheid is een farce. En als we Elluls denken doortrekken naar onze informatiemaatschappij, dan weten we dat onze vrijheden steeds verder bedreigd worden en dat zelfs de resultaten van onze zoekopdrachten in google bepaald worden door logaritmes die onze voorkeuren proberen te bepalen.
Oprichten van tekenen van hoop
Zowel de levens van Calvijn als die van Ellul kunnen ons inspireren om op te staan voor vrijheid. Tegen de machten van een theocratie, de Techniek, of wat dan ook onze vrijheid belemmert. Calvijn wijst de hele wereld aan als plek die verlost dient te worden en teruggebracht in zijn oorspronkelijke staat van te leven overeenkomstig de wil van God. Van dat koninkrijk kunnen mensen tekenen oprichten (Haan, p.139). Ellul gaf ooit in een interview zijn interpretatie van de wonderbare spijziging. Wanneer de discipelen Jezus vragen wat te doen, zegt hij. ‘Ga en zie’ hoeveel broden er zijn. Ga! Pas nadat men op weg is gegaan, kan het wonder plaatsvinden. Wij worden ook gevraagd om onze vrijheid te nemen en tekenen van hoop op te richten, in het vertrouwen dat het gezegend wordt.
Hendrie van Maanen
Drs H.R. van Maanen is theoloog en econoom en werkzaam aan de Christelijke Hogeschool Ede
Roelf Haan, Vergeten vragen, Skandalon, € 22,95
[1] J. Ellul (1964), The Technological Society, New York, Vintage Books, p.xxxiii.
[2] Interview met Johan Norberg in De Morgen, 28 nov.2016. Check de feiten van de positieve ontwikkelingen in de wereld op het gebied van armoede, gezondheid, educatie etc.: www.gapminder.org.