Stille Omgang

logoIdW

 

 

Dit jaar hebben mijn vrouw en ik meegelopen met de Stille Omgang. U kent waarschijnlijk het verhaal: op 15 maart 1345 krijgt een zieke een hostie. Hij moet overgeven en het braaksel komt in het vuur terecht. Daar blijkt dat de hostie niet verbrand wordt door het vuur. Ik heb het altijd een beetje een bizar en onsmakelijk verhaal gevonden. Maar in de trein naar Amsterdam bedenk ik dat het eigenlijk een Paasverhaal is. Het gaat er over dat het leven (Christus in de hostie) niet verslagen wordt door de dood (het vuur). Het lijkt op het verhaal van de drie vrienden van Daniël die door Nebukadnezar in een brandende oven worden gegooid en toch ongedeerd blijven. Dat is een verhaal dat in de Paasnacht gelezen wordt.

Ik had me de Stille Omgang als een zwijgende demonstatie voorgesteld. Een lange stoet die plechtig door de Amsterdamse binnenstad loopt. Maar het zit anders in elkaar. Men begint met een mis in één van de binnenstadskerken en vervolgens loopt men in groepen de route. De eerste groep start om 23.00 uur en de laatste om 1.30 uur. Voor jongeren is er een speciaal voorprogramma. We schuiven aan bij de mis in de Krijtberg op het Singel. Eén van de priesters, pater Charles Eba’s, houdt een korte preek waarin hij smeuïg vertelt over hoe zijn grootmoeder van cassave brood maakte. Vlak voor de viering van de eucharistie sluipen we weg omdat we per se vroeg willen starten met de tocht. We willen nog de laatste trein halen.

Als we om 23.00 uur bij het vertrekpunt op het Spui aankomen kunnen we mee met een groep die net vertrekt. Maar als sommigen uitgebreid gaan praten met elkaar, haken we af. ‘We zijn niet voor gekwebbel gekomen’, zeggen we – roomser dan de paus. Een kwartier later lopen we met een stiller groepje naar de Kalverstraat. Op de plek waar ooit het wonder heeft plaatsgehad staat in deze nacht een grote lamp. Eeuwenlang stond hier de Nieuwezijds Kapel. Na de Reformatie is de kerk overgegaan in protestantse handen. Al eerder werd de kapel door beeldenstormers vernield en verdween de mirakelkist met daarin de wonderhostie. De protestanten hebben de kerk nooit terug willen geven aan de katholieken en hem in 1908 expres verkocht voor de sloop om de katholieken dwars te zitten.

Het is bijzonder om door de stille Kalverstraat te lopen. Mijn ogen worden niet getrokken door de etalages, maar door de gevels daarboven. Je ziet goed hoe oud de Kalverstraat eigenlijk is. Als de Nieuwe Kerk opdoemt in het nachtlicht waan ik me even in een andere tijd. Langzaam word ik zelf meditatiever. Er daalt een prettige rust over me neer. Ook als het op de Nieuwedijk drukker wordt en we hordes toeristen en bachelorparty-gangers ontmoeten verandert dat weinig aan mijn stemming.

De Stille Omgang kreeg zijn huidige vorm in 1881 toen een groepje katholieken op deze manier probeerden het processieverbod te omzeilen. Een processie mocht niet. Maar ’s nachts, zwijgend in groepjes lopen over de route van de Middeleeuwse processie, daar hoefde een stadsbestuur niet per se tegen op te treden. Het geeft aan de tocht iets prettig subversiefs.

Die subversie is te voelen als je loopt, ook al is de subversie niet meer gericht tegen de overheid of tegen protestanten. Misschien dat een enkeling die subversie ervaart als gericht tegen ‘het verderf van de stad’, voor mij heeft het te maken met de ervaring van een ondergrondse aanwezigheid van iets heiligs. De tocht brengt aan het licht dat onder die o zo seculiere wereld van het Amsterdamse centrum nog een oudere, diepere laag zit.

Toen ik begin jaren tachtig in Amsterdam studeerde was het nooit bij me opgekomen om mee te lopen met de Stille Omgang. De Katholieke kerk stond ver van me af. Maar vooral was mijn relatie met de stad een hele andere. Ik woonde in het centrum, crosste op mijn fiets overal naar toe, volgde de culturele experimenten en had deel aan het politieke leven. Als kraker voelde ik me ook bezitter van de stad. Ik leefde in het volle daglicht van de stad. Ik woon al lang niet meer in Amsterdam. In Amsterdam wonen zou ook onbetaalbaar voor me zijn. Van de culturele en politieke hoofdstroom ben ik vervreemd geraakt. Ik ben dichter bij de kerk gekomen en ook de kerk is nauwelijks meer thuis in de stad. Een zwijgende tocht door het donker drukt die vervreemding perfect uit.

Het Mirakel van Amsterdam is één van de vele transsubstantiatiewonderen uit de 14e en 15e eeuw. Het zijn wonderen die er allemaal naar verwijzen dat de op het Vierde Lateraanse concilie geformuleerde transsubstantiatieleer waar is en dat er in de mis een wezensverandering van brood en wijn plaats heeft. Mij persoonlijk kan de precieze formulering van wat er in eucharistie of avondmaal gebeurt niet zoveel schelen. Voor mij is Christus daar gewoon op een of andere manier present. De nadruk die er rond het mirakel van Amsterdam op de Eucharistie ligt is dan ook niet zo aan mij besteed. Voor mij is veel belangrijker dat er zich in de stad een transformatief wonder voltrekt. In de zichtbare gestalte van de stad komt een andere, oudere geestelijke laag tevoorschijn. En dat is precies wat er ook gebeurt in mezelf als ik zo zwijgend door de straten loop.

Via de Prins Hendrikkade en de drukke Warmoesstraat gaat de tocht verder. Bij de Damstraat houdt een politieagente het verkeer en de toeristen voor ons tegen. ‘Een beetje respect graag’ roept ze. Als we via de Nes en de Langebrugsteeg weer op de Kalverstraat uitkomen is het er nu helemaal stil. De tocht eindigt voor ons bij de zuil op het Rokin, samengesteld uit overblijfsels van de Nieuwezijds Kapel. Het is dan 12 uur. We hebben er drie kwartier over gedaan. We halen nog makkelijk een trein naar huis.

 

Coen Wessel