Rudolf Boon en de Verlichting

logoIdW

Naast  de beschouwingen van Otto Dubois en Rinse Reeling Brouwer over de Verlichting naar aanleiding van het boek van Andreas Kinneging, De onzichtbare maat, past mijns inziens ook een weergave van de visie van de Rudolf Boon, oud-redacteur van In de Waagschaal.

Rudolf Boon (1920-2014) wist op uitnemende wijze gemeentewerk en studeerkamerwerk te combineren. Na de jaarlijkse belijdenisdienst in april maakte deze predikant van Landsmeer zich min of meer onzichtbaar voor zijn gemeente. Opgesloten in zijn studeerkamer richtte hij zich volledig op theologische bezinning en schrijven en als het meezat verscheen van zijn hand elk jaar een boek, over een opvallend theologisch onderwerp.

Bekend is zijn boek uit 1970 over de Joodse wortels van de christelijke eredienst. Ook in zijn andere werken was voor hem het christelijk geloof in joods perspectief een specifiek aandachtspunt. Jammer dat zijn volgelingen er tot nu toe niet in zijn geslaagd zijn vele geschriften gebundeld uit te geven.

Wat zijn visie op de Verlichting betreft, lijkt me het zinnig te verwijzen naar zijn boek Ons cultureel draagvlak. Wat is ermee gebeurd? uit 2008. Het kan niet ontkend worden dat hij, net als Kinneging, de Verlichting zag als bron van secularisatie en ondermijning van het bestaande christendom. Maar daar staat tegenover dat hij in de Verlichting sporen ontdekte die van onschatbare waarde zijn voor humaniteit, democratisch bewustzijn en kritisch denken en die tot een klimaat kunnen leiden waarbinnen het christendom kan floreren.

Bij Boon gaat het overigens niet over de Verlichting op zich, maar over zoals hij het noemde ‘de Verlichting geijkt door christelijke tradities’ (199). Daarmee doelt hij op ‘de vrijheid van geweten en de doperse deugden van nauwgezet geweten, oprechtheid en betrouwbaarheid in woord en daad en vredelievendheid in maatschappelijke contacten’. Ook noemt hij de Verlichting een bevrijdingsbeweging. Zo bracht de Verlichting bevrijding uit de ban van waan, bijgeloof en dweperij, die ondanks de beweging van Reformatie West-Europa nog lange tijd in zijn greep hield. Een fenomeen van de Verlichting zag hij ook in de bevrijdingsbeweging die heel wat pleitvoerders voor de afschaffing van de slavernij bracht:  ‘Quakers, Methodisten, Hernhutters liepen vooraan, gedreven door hun christelijke overtuiging’ (210).

Uiteindelijk zijn volgens Boon de meest fundamentele humanitaire beginselen van de Verlichting terug te vinden in de boodschap van de bijbelse profeten en apostelen, die grond geeft aan het christendom hier en wereldwijd. Het lijkt me, kortom, zinnig in een theologisch debat over de Verlichting zowel Kinneging als Boon aan het woord te laten komen.

Jaap van Slageren 

Dr. J. van Slageren was predikant in Kameroen en Amsterdam, universitair docent zending en oecumenica in Brussel en secretaris van de Nederlandse Zendingsraad

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 1. 9 januari 2021