‘Rond de bocht ligt er genade’

logoIdW

 

 

Het muzikale polderevangelie van Broeder Dieleman

 

 

God, folk, country

Sinds enige tijd denk ik bij de Psalmen niet meer aan liturgie, aan tempel of kerk, maar aan folk, aan country-muziek. Aan de muziek in het veld, tussen de beesten. Nergens wordt zo in eenvoud en oprecht over het leven gezongen. Zo echt, zo direct. Over de natuur, over het landschap, de planten, de dieren. En over de rauwheid en heftigheid van het leven, het bloed, de haat, de vijanden. En dat alles rechtstreeks voor God, voor zijn aangezicht, voor hem die ook handen en voeten heeft, ogen en oren. Dat is zo in de Psalmen, maar ook in de country en folk kan er zomaar, heel gewoon en terloops, over God of tot God gezongen worden. En natuurlijk was David ook nog een herder en dan is de stap naar cowboys zo maar gezet. Het spreekt tot de romantische verbeelding. Laten we bij harp en citer dan ook maar aan banjo en gitaar denken.

Nu ben ik geen kenner van folk, country en Americana. Ik ken Johnny Cash (vooral die van de elementaire muziek van de American Recordings: een man met een donkere, verweerde stem, een gitaar en doodeerlijke liedjes). Er is Buddy Miller met een album als Universal United House of Prayer. En via Bruce Springsteen krijg je een beetje weet van Woody Guthrie. In hun muziek kom je ook God en godsdienst en geloof tegen. Haast op een vanzelfsprekende manier, as a matter of fact. Alsof het niet klopt om te zingen en muziek te maken zonder daar bij uit te komen. Alsof het oneerlijk is alleen maar liedjes te maken over liefde en de blues tussen mensen. Ook bij Nick Cave leidt de intensiteit en overgave van de muziek onherroepelijk tot extremen: tot de zelfkant (moord en geweld) en tot religie.

 

Broeder Dieleman

Broeder (Tonnie) Dieleman doet ditzelfde in Nederland (zij het in soms onverstaanbaar Zeeuws of Zeeuws-Vlaams). Americana, maar uit Zeeland; uit Zeeuwsch Vlaanderen. In zijn liedjes komt de taal van het geloof op een volstrekt ‘naturelle’ manier naar voren. Zonder missiedrang en zonder afrekening. Het is er gewoon. En zingen en muziek maken, dat eerlijk doen, eerlijk zingen over het leven, dat brengt je daar. Dat brengt hem daar.

Het is folk, of country, ook omdat het zo direct over het landschap gaat. Het is haast een personage, een levend en sprekend gegeven, zozeer, dat je het haast wel schepping moet noemen. Het is ruimte die gevuld is met leven of daarop wacht. Vlakke aarde onder een hoge hemel. Grond die bewerkt wordt en vruchten opbrengt. Er zijn bomen en gebouwen, er zijn de vogels en er is het water, de Schelde. Daar wordt geleefd en het is leven volgens het Woord, voor het aangezicht van God. Daar vindt genade zomaar een plaats. ‘De Schelde wordt nu de Jordaan.’

De afgelopen jaren verschenen twee wonderschone, sfeervolle albums – Alles is ijdelheid en Gloria – beide in dialect gezongen. Het is ook daardoor indringend en haast betoverend, het is geheimtaal met een eigen code aan beelden en met een sobere, trefzekere muziek. Vaak de eenvoud van gitaar en banjo, en bij momenten met orgel, accordeon, koorzang, en niet te vergeten geluidsfragmenten: straatgeluiden en stemmen van predikanten, preekfragmenten, gesampled en opeens opduikend.

Vooral op Alles is ijdelheid klinkt in bijna alle teksten een Bijbelse taal, de Tale Kanaäns haast. Ook alledaagse woorden en zinswendingen als ‘morgen’, ‘de andere kant’ en ‘het einde van de weg’ krijgen een eigen lading. Alles lijkt te cirkelen om genade en vergeving. Een groot aantal van de op elkaar volgende nummers lijken samen zelfs heel subtiel een doorgaand verhaal te vertellen. Prachtige nummers met prachtige titels: Zingen bij beurte, Zilverspa, Genade, Polderevangelie, Sneeuw, De nieuwe zeven jaar. Iets van dat verhaal wil ik hier vertellen, met de teksten van Broeder Dieleman erbij, voor zover mogelijk ook enigszins in dialect weergegeven. Laat het een uitnodiging zijn om naar Youtube te gaan om de muziek te luisteren (en waarom niet: te kopen).

 

Polderevangelie

Het verhaal begint met ‘Zingen bij beurte’ in de kerk, of beter: onder het Woord, de gesel van het Woord. Broeder Dieleman zwijgt en laat een aantal samples van preken horen. ‘HEERE wat bent U goed voor slechte mensen …’. En: ‘Zingende de strijd in, zingende de nacht in, zingende de dood in.’ Het laatste flard constateert dat het meer ‘tobben, kermen, zuchten en wenen’ is dan zingen. Zo ellendig is het hart van de mens eraan toe.

En soms, soms is er helemaal niets meer. Zo doods, zo ellendig, zo arm, zo goddeloos, dat ze walgen van zichzelf. Heeft u dat ook wel eens, dat je zegt: ik zou mijn hart er wel uit willen trekken. Ik zou het wel op de vuilnis willen werpen… Wie zal mij verlossen uit dit lichaam … ik ellendig mens!

Nuchter begint ‘Zilverspa’ dan met ‘het is zowat een schône dag …’. Zo wordt de dag van een begrafenis bezongen (naar eigen zeggen geïnspireerd op de begrafenis van Dielemans moeder). Een dag van het leven in de polder, een dag met de dood.

Een man in een zwart pak hraaft erhens stil een hraf.
En zeven kilometer verder vaart er een schip de Schelde af.
En alle veugels van de zee, vliehen langzaam mê je mee:
Witte reiher
Pelikaan
De Schelde wor nu de Jordaan.

 

‘Genade’ brengt ons aan het graf, waar de zanger als enige weet: ‘ze is niet dood, ze is opgestaan.’ ‘En ze vergeeft me alles wat ik heb gedaan …’ In ‘Polderevangelie’ krijgen de genade en de vergeving een vervolg. De zanger rekent met de mogelijkheid dat de lucht open zou gaan. Hij wil erbij zijn als dat gebeurt. Een man staat met z’n trompet bij het kerkhof.

 

Lit je werk’n lihgen en loop door
Aan eind komt er een beter oord
Lit je werk’n lihgen en loop door

Hlorie kom bie westenwind
Wees op tied, zurg dâ je verlossing vindt
Wan de hlorie kom bie westenwind

De spieren los in je hezicht
Wandel langzaam naar ut licht
Wandel langzaam naar ut licht
Wandel langzaam naar ut licht …

 

Dan begint een doffe drum de maat te slaan en vallen instrumenten bij, en het lied sluit met een sample van een dominee die we voor horen lezen: … Vergeving der zonden. Wederopstanding des vlezes. En een eeuwig leven.

‘Sneeuw’ begint vervolgens weer met ‘een mooi recht graf voor iedereen’. Het werken is gedaan, de graven zijn schoon, de grond is kaal.

 

Alles wacht op wat er kommen haat,
Wat de lucht op ons los laat.
En het komt as sneeuw.

Het ligt klaar in de wolken, en ‘alle ôhen zullen ’t zien’, en het komt als sneeuw.

 

Dan weet iedreen ’oe ât zit
al wâ rood is, dâ wor wit.
As Sneeuw.

 

‘De nieuwe zeven jaar’ vormt het open einde van deze reeks en bezingt een nieuw begin: ‘niks is meer wat het was’. Een goed en verzoend leven. Een leven waar volgens het oorspronkelijke slotlied van het album (de heruitgave heeft nog twee toegiften) ‘Onze Lieve Vrouwe van de Polder’ over moet waken.

 

Voorbij geloof en ongeloof

Voor zijn volgende plaat wilde Dieleman eigenlijk het bijbelse, religieuze vermijden. Het lukte niet. Zo kwam er een tweede album Gloria, waarin over ‘wandelen in het leger van de Heer’ wordt gezongen, ‘over het (niet) zien van het licht’, over de ‘buutenste duusternis’ en over ‘henade henoeg’, om te eindigen met het instrumentale ‘In excelsis Deo’. Kennelijk zit het zo diep in hem.

Dieleman heeft in interviews wel gezegd dat hij op de vraag of hij gelooft eigenlijk niet kan antwoorden; hij zou naar eigen zeggen even goed ja als nee kunnen zeggen. Het maakt die pure, bijbelse, evangelische lijn door de liedjes heen alleen maar opmerkelijker, en ook zuiverder. Het is niet gewild, het wil niet bekeren, wil niet overtuigen. Het hoeft geen gelijk. Het is er gewoon.

Hij nam bewust afscheid van de Gereformeerde Gemeente, maar zoekt geen afrekening.

De kritiek die hij er op heeft, houdt hij voor zichzelf. De genade en verzoening waarvan hij zingt (zeker op Alles is ijdelheid) heeft hij kennelijk ook gevonden voor zijn eigen jeugd. Alsof het er gewoon is. Zo diep kan dat kennelijk komen te zitten, ook als uitverkiezing en oordeel gepreekt worden.

 

Kerstening

Soms kun je daar toch hartgrondig aan twijfelen: of het evangelie werkelijk wortel geschoten heeft, of het land gekerstend is, of het zielen gevormd, gestempeld heeft. Hoe vaak lijkt het niet enkel oppervlakkig geweest? Zeker in het oerreformatorische, waar in een ogenschijnlijk christelijke gedaante het heidendom met haar angst, haar amor fati, haar voorbeschikking en noodzakelijkheid onverkort aanwezig was.

De stem van Broeder Dieleman getuigt ervan dat de boodschap is overgekomen, ook daar, zelfs daar, en een ziel heeft gevormd. Die stem wil zich, voorbij geloof of ongeloof, ook laten horen, wil zingen van de Schelde en de polder, langs de ‘Dulper’ en ‘het Steenovense pad’, en de genade die ‘rond de bocht’ (zo zeg je dat in het Zeeuws) te vinden is. Die klanken van verzoening, de woorden en de banjo, die doen onwillekeurig toch aan David denken.

 

Coen Constandse

 

AALSCHOlVERS

 

Wat moeten we doen, mannenbroeders?
Wae brenge we dit na toe?
Onze mond is droog van ’t roep’m,
onze voeten zien van ’t lopen moe.
En buuten gaat de wereld
vreselijk tekeer.
Ook in ons is het onrustig.
Wa leggen we dit neer?

 

Mag ik naar uus?

 

Aalscholvers duuken deur het water,
halen vissen omhoog.
Zitten daarna langs de kant,
bidden udder vleugels droog
Da’s bidd’n zonder dienk’n,
mie een enkel hebaar
nuttig zonder praat’n
duudelijk en waar.

Mag ik naar uus?

 

En de bomen haan naakt slaap’m
laat’n alle nesten zien
en zit je ier af te vrahen
of jie wè zukke rust verdien.
Zo de merels zich verstoppen
om zachtjes dood te haan,
zo kruup ik onder Uw vleugels
om morgen op te staan.

 

Mag ik naar uus?
Mag ik alsjeblieft naar uus?

 

Broeder Dieleman

 

Van het album Gloria, Snowstar Records, 2014