Rijk en aardig

logoIdW

Op een dag trof ik onze hulp in de huishouding terwijl ze van onze kliekjes uit de koelkast at. Ze werkte al drie jaar voor ons en daarvoor al jaren voor onze voorgangers. Ze wist alles van het huis, kookte perfect Hollandse en Afrikaanse pot, verschoonde sinds een jaar onze jongste. We vertrouwden haar alles toe. Zij voelde zich, al schrokkend uit de pan, betrapt. Ik keek weg. Bang voor haar schaamte, schaamde ik me op mijn beurt. Wij waren toch aardige mensen die ons personeel altijd uitnodigde om te vragen wat ze nodig hadden? Bovendien betaalden we gul de gepaste bedragen. Niet te weinig, maar net zo belangrijk, ook niet te veel. We wisten hoe jaloezie het fragiele evenwicht in dorpen en families verscheurde. Waarom nam ze in vredesnaam stiekem van de door haar zelf gekookte, maar op de rand van schimmel achtergebleven kliekjes?

Ik moest aan het voorval denken toen ik laatst beduusd de bioscoop uitliep. Parasite, de bekroonde Koreaanse film had me omvergeblazen. Voor wie de recensies niet heeft gelezen, en de film nog niet heeft gezien (ga hem zien!!): Een familie in een Koreaanse wereldstad – vader, moeder, zoon, dochter – probeert te ontsnappen uit hun vochtige kelderwoning waar het economisch noodlot hen toe heeft veroordeeld. Vader ontslagen, zoon uitgeloot, moeder arbeidsongeschikt. Nadat de zoon Engelse les gaat geven in een villa op de lommerrijke heuvels van de stad, weet hij zijn zus, vader en tenslotte ook moeder voor het puissant rijke gezin (eveneens moeder vader zoon en dochter, allemaal net iets jonger dan het ‘keldergezin’) te laten werken. In hilarische scenes nemen ze in het eerste deel van de film stap voor stap de posities van het personeel in de villa over, profiterend van de goedgelovigheid van ‘mevrouw en meneer’, het door de zoon geschreven script volgend. Tot zover is het een bijna vrolijke film over gewiekst bedrog. Je gunt de kelderbewoners hun kans in de stedenjungle. Er wordt volop gelachen in de zaal. Toch sluimert overal bitterheid. Om te beginnen behoren de kelderbewoners niet tot de armsten. Dit is geen variatie op het oude thema ‘de arme sloeber wordt een rijke jongen’. Het zijn gewone mensen die de pech hebben gehad te verliezen in ‘het systeem’. Ze zijn veel slimmer dan hun werkgevers, maar desondanks blijven ze de geur van armoede en verval met zich meedragen. Ze kunnen alleen overleven met hulp van hetzelfde systeem dat hen in de kelder houdt en dat ze om te overleven in stand moeten houden. De villabewoners zijn van een schrijnende naïviteit. Hun op de spits gedreven rijkdom lijkt absurd, maar is tegelijkertijd herkenbaar. Koelkasten met Zwitsers bronwater, perfect gekapte poedels, Franse kazen en goede wijn. Dit zijn twee werelden waarvan de mensen elkaar zelden in de ogen kijken maar elkaar tegelijkertijd nodig hebben. Kortom: wie is hier de parasite?

Dan slaat de film om. Profiterend van de vakantie van de villabewoners gaan de vier werkers zich te buiten aan sterke drank en luxe eten. Terwijl ze eten en drinken, dreigt er bij de vader iets van sympathie. De moeder weet beter: “Natuurlijk is meneer aardig, als ik rijk zou zijn zou ik ook aardig zijn.” Lallend gaat ze verder: “Wij zijn kakkerlakken. We zijn overal, schieten weg als het licht aan gaat, zoals de kakkerlakken bij ons thuis in de keuken.” Dronken spreekt ze de waarheid. Bij de onverwachte terugkeer van de villabewoners vluchten de feestvierders onder de tafel. Daar verscholen horen ze hoe meneer zijn vrouw betast, zich opgeilt bij de gedachte aan het ondergoed van hun dochter en zich beklaagt over de geur van de vader-chauffeur. Kort daarop ontaardt het verjaardagsfeest voor het rijke jonge zoontje in een orgie van rancuneus geweld.

Klucht, thriller, drama schreven de recensies. Voor mij is het vooral een bittere film over de absurditeit van het neoliberalisme, de harde werkelijkheid van de gescheiden werelden en de onmogelijke ontsnapping daaruit.

De ontsnapping uit de kelderwoning, de motor van het hele drama leidt immers tot dood en geweld. De andere ontsnapping (die ik niet zal verraden), is op een bepaalde manier wel een bevrijding maar leidt uiteindelijk alleen maar tot nog meer bloedvergieten. Zo bezien is de film ook een bitter weerwoord tegen het populaire geronk over ‘het waarmaken van je dromen’. Onzin! roept de film, we zijn onderworpen aan veel grotere krachten. Iedereen; zij die veroordeeld zijn tot de kelders van de stad, en wij op de top van de berg. Zonder elkaar te kennen en te willen leren kennen zijn we afhankelijk van elkaar en houden we het systeem in stand. Anonimiteit is een waarborg voor veiligheid. Dus: blijf in je villa-bunker. Blijf in je land. Blijf thuis. Desnoods in het riool, maar blijf thuis.

De rechtszaak die op de moordpartij volgt, sluit de film af. Je voelt aan alles hoe machteloos de netjes geordende bovenwereld is tegen de werkelijke tweedeling die de film verbeeldt. De plooien worden weer plat getrokken. Expats bewonen nu de villa, de doden zijn begraven, de moordenaar dood en idioot verklaard. Er is niets veranderd.

Of misschien toch? Opgaand in zijn indianen-fantasiewereld is het zoontje in de villa de enige die werkelijk contact onderhoudt met de mensen die buiten beeld zijn geraakt: de ontslagen huishoudster en de man in de kelder. Hij gebruikt ervoor dezelfde oude, vergeten morse-seinen waarmee de andere zoon aan het slot van de film zijn vader zoekt.

Begint er zo iets nieuws? Met het zoontje in zijn droomwereld en de vrijgesproken zoon aan het slot van de film? Wie weet. De aftiteling begint te lopen.

Er is van alles op de film af te dingen. Veel scenes zijn te vet aangezet, sommige zwaar aan betekenis en symboliek, maar niets gebeurt zonder ironie. Het einde duurt te lang en is overvol. De geweldsuitbarsting is kitscherig gefilmd en daarmee des te weerzinwekkender. In de schokkerige beelden zijn die van aanslagen te herkennen. De paniek, het geroep, het bloed. We kijken naar een pijnlijk realistische ontlading van het dolgedraaide systeem, vol ressentiment en rancune, wat de humor van het begin bitter maakt. Na deel twee vraag je je af: waar heb ik om gelachen, wat heb ik weggelachen?

Het werd een ongemakkelijke avond uit. Ook omdat wij – vier kijkers – nogal verdeeld waren, to put it mildly. We nemen afscheid in een koud en winderig Amsterdam. Nare film of treffende verbeelding? Mooi symbolisch of een nare geweldfilm die ik liever niet had gezien. Wat doet ons oordeel ertoe? Wij leven in de spanning die de film verbeeldt. Geen van ons kent werkelijk mensen uit de souterrains van onze stad. En als we ze al kennen houdt alles wat we doen de posities die wij innemen in onze systemen veilig in takt (en dat is maar goed ook). We fietsen hard door de regen terug naar huis. Morgen begint er weer een werkdag in Amstelveen.

Onze Kameroense hulp is vijf jaar geleden overleden aan AIDS. Onze toenmalige tuinman is na een illegaal avontuur, dat hem via Nigeria naar Finland zou brengen in Lagos bestolen en gevangengezet. Na een paar weken kwam hij wonder boven wonder weer vrij. Hij leeft nu in een verscheurd Kameroen, op de rand van een burgeroorlog. Ik stuur hem soms geld voor zijn kinderen. Voor zijn oude moeder. Hij is mij dankbaar. Want ik ben rijk en kan heel aardig zijn.

Werner Pieterse

Werner Pieterse is predikant in Amstelveen. Hij woonde en werkte met zijn gezin als zendingspredikant van 2002 tot 2006 in Kumba, Kameroen.

Parasite is een film van Bong Joon-ho won 4 Oscars. Zie:
https://www.youtube.com/watch?v=isOGD_7hNIY (trailer)
https://www.youtube.com/watch?v=ZNFdGfouBh0 (preview)

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 4. 4 april 2020