Recht van spreken

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Mensenzoon,

je buik geef ik je te eten,

je ingewanden vul je met deze rol,

die ík je geef. (Ezechiël 3:3)

Wie heeft recht van spreken in de grote ballingschap? Niets is gemakkelijker dan vanuit je comfortabele leunstoel oordelen vellen over wat er in de wereld allemaal misgaat. We zien het deze dagen veelvuldig om ons heen gebeuren. Groepen mensen die met gebalde vuisten tegenover elkaar staan om elkaar de les te lezen. Het behoort tot de kernmerken van wat Tenach ‘ballingschap’ noemt. In het weerbarstige profetenboek Ezechiël wordt meerdere malen gesproken van ‘harde hoofden en verstarde harten’, van ‘doornen en distels’. Herders zijn alleen nog maar bezig zichzelf te hoeden. Sodom was erg, zo roept de profeet, maar ‘huize Israël’ is nog vele malen erger. Stevige oordelen worden geveld in dit boek. Het eigen volk wordt niet bepaald gespaard. Maar wie heeft dan wel recht van spreken? Is zo’n oordeel ook niet weer heel gratuit? Daarover gaat het bij de roeping van de profeet, helemaal aan het begin van het boek. Door alles wat hij ziet is hij totaal uit het veld geslagen. Maar dan is er ineens een stem die hem roept. ‘Mensenzoon, sta op je voeten’, zo hoort hij. Er is blijkbaar iemand in dit angstwekkend lege heelal die geen genoegen neemt met hoe het gaat. Die het niet kan hebben dat mensen vergeten mens te zijn. Daarom die stem. Maar wat wil die stem dan? De profeet ziet een hand. En in die hand een boekrol. Het eerste wat hij wil is dat de profeet die boekrol opeet. Het is de boekrol van onze schuldige geschiedenis, zo blijkt. Van voren en van achteren beschreven met klaagliederen, zuchten en jammerklacht. Een boekrol waar de pijn van afdruipt. De boekrol die wij het liefst dichtlaten omdat we het niet aankunnen in onze ‘geloof-hoop-en-liefde-kerk’. Maar wil de profeet recht van spreken hebben, dan zal hij die boekrol moeten opeten. Hij moet het aangaan. Het moet in zijn ingewanden gaan zitten, in zijn lijf. Want anders is zijn spreken al snel een makkelijk ‘zondagsschoolverhaaltje’ waar niemand wat mee opschiet. Hij zal zelf eerst het ‘beest in de bek moeten kijken’ om met René Gudde te spreken. En daarom moet hij vervolgens ook afdalen in dat donkere dal waar de dood heerst en de mens geen taal meer heeft. In de totale duisternis zal hij degene kunnen zijn die kan spreken wat gezegd wil worden. Omdat hij weet wat duisternis is. Net als dat kind dat in onze nacht is geboren om het licht aan te steken.

Ad van Nieuwpoort  

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 12, 16 december 2023