Readiness en de paradox van de krijgsmachtpredikant

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)

 

Graag ga ik in op het verzoek van de redactie om ook te reageren op het artikel van Ids Smedema (IdW 53.10), waarin hij ons meeneemt in zijn overwegingen, vragen en twijfels bij wat momenteel gaande is binnen Defensie. Hij beoefent in het artikel op een genuanceerde manier de deugd van ‘het niet weten’. De krijgsmacht bereidt zich voor op hoofdtaak 1, het verdedigen van het eigen grondgebied en dat van NAVO-bondgenoten. Een voorbereiding op een grootschalig conflict. Een aantal jaar geleden luidde de toenmalige minister van Defensie Ank Bijleveld de noodklok: de Nederlandse krijgsmacht is niet in staat te voldoen aan haar grondwettelijke taken. De kaalslag door jarenlange bezuinigingen had de organisatie dusdanig uitgekleed dat ze niet langer zou kunnen doen, wat ze zou moeten kunnen doen. Toch gingen er toen nog geen alarmbellen rinkelen in Den Haag. Al werd door Defensie al jarenlang geroepen dat het ‘vredesdividend’ op was en dat er hoognodig geïnvesteerd moest worden in nieuw materieel. De dag dat Rusland Oekraïne binnenviel heeft dit alles doen kantelen. In de politiek en binnen de Defensieorganisatie waait sindsdien een andere wind. Ter illustratie: in 2016 bedroeg de Defensiebegroting 8 miljard euro, in 2025 zal dat oplopen naar 24 miljard euro. Er wordt fors geïnvesteerd in personeel, materieel en nieuwe Defensielocaties.

 

Narratief

Smedema merkt daarbij op: ‘Wat ik ervan moet denken weet ik niet’. Duidelijk is evenwel dat de militair er dagelijks mee te maken heeft, met de nieuwe wind die binnen de krijgsmacht waait. In zijn columns op het intranetportaal van Defensie bereidt de Commandant Der Strijdkrachten (CDS) zijn mensen voor op wat komen gaat. Laat ik een aantal koppen noemen: ‘Naar een andere mindset’, ‘Oekraïne vecht onze strijd!’, ‘Missie mentaliteit’, ‘Voorwaarts gaan.’ Op de laatste Nationale Onderofficieren Conferentie was het onderwerp ‘Warrior Mindset’. Voor deze conferentie was een virtuele loopgraaf gebouwd, zodat in de juiste context gesproken kon worden over de warrior mindset. De CDS schrijft: ‘Die gang door de loopgraaf zet je aan het denken: Heb ik, als ik hier sta, genoeg collega’s om me heen; de juiste techniek om die drone boven m’n hoofd uit te schakelen; heb ik zelf drones om in te zetten?… Zelf wist ik één ding zeker toen ik daar liep. Als het moment er is dat er op de knop moet worden gedrukt, dan gaan de mannen en vrouwen van onze krijgsmacht voorwaarts. Met de warrior mindset zit het snor…’ Hij besluit zijn column met de oproep: ‘Laten we ervoor zorgen dat we samen voorwaarts kunnen gaan.’ Dit nu is het narratief binnen Defensie. In toespraken bij een diplomering van militairen, tijdens een commando-overdracht, in de voorbereiding op een oefening is steeds de boodschap: we bereiden ons voor op een grootschalig conflict. Hoe we dit waarderen, wat we hiervan vinden, vertelt vooral veel over onze positie. Smedema schrijft er een artikel over en brengt daarmee anderen in de pen. De militair heeft geen andere keuze dan hierin mee te gaan – of ontslag te nemen.

 

Kritisch en loyaal

Geldt dit laatste ook voor geestelijk verzorgers binnen de krijgsmacht? Ook aan hen wordt gevraagd of zij ready zijn. Zijn zij, zijn wij voorbereid op een grootschalig conflict, zowel mentaal als fysiek? Weten we wat we moeten doen, als er oorlog komt? Waar bevinden wij ons, als een oorlog uitbreekt? Gaan we mee naar het front? Vinden wij onszelf terug in een loopgraaf, zoals de army chaplains in WO1? Of zitten we verder achter het front en zijn we op die plaatsen waar de gewonden en doden worden gebracht? Realiseren we ons dat het dan kan gaan om talloze doden en gewonden? Om nog niet te spreken over de risico’s die de geestelijk verzorger zelf loopt. In Oekraïne sneuvelen ook geestelijken. Elke geestelijk verzorger, van welke denominatie ook, zal zich tot deze vragen moeten verhouden. Heeft, en behoudt, de krijgsmachtpredikant daarin een eigen narratief? De Dienst Protestantse Geestelijke Verzorging heeft als motto: ‘Niet door macht of geweld maar door Mijn Geest’ (Zach. 4:6). Met dit motto belijden wij dat we op een ander macht vertrouwen bij het tot stand komen van vrede en recht dan de macht van wapens. Kunnen we met dit motto uit de voeten in een krijgsmacht die zich voorbereidt op oorlog? Het schuurt met waar de krijgsmacht voor staat: trainen in wapenhandelingen en het zo nodig uitoefenen van geweld. Wat dit motto in ieder geval met ons doet, is dat het ons kritisch maakt naar het militaire bedrijf.

Kritisch, want er zijn collega-krijgsmachtpredikanten die zich storen aan de toon van de genoemde columns en de toespraken van commandanten. Het voelt als sturend, dwingend in de richting van maar één oplossing: een oplossing die zich laat samenvatten in het aloude spreekwoord ‘wie vrede wil moet zich voorbereiden op oorlog’. Alternatieve geluiden worden gemist. Wat kan daarbij de inbreng van de krijgsmachtpredikant zijn? Persoonlijk denk ik dat we binnen Defensie te weinig horen hoe verschrikkelijk oorlog is. Of dat in oorlogen mensen tot de meest vreselijke dingen in staat zijn. Dat je in een oorlog, als militair, voor de meest vreselijke dilemma’s kan komen te staan en dat het je zowel mentaal als fysiek blijvend kan beschadigen. In het benadrukken van de ‘warrior mindset’, het ‘ready’ zijn, wordt dit aspect niet benoemd. Als dominees moeten we dit wel durven benoemen. We moeten met militairen spreken over wat het betekent een tegenstander te (kunnen, mogen, moeten?) doden. Wat dat met je doet. Dat het je in gewetensnood kan brengen, moreel kan verwonden, gevoelens van schuld en schaamte kan oproepen. Daadwerkelijk het wapen hanteren gaat altijd gepaard met morele vragen.

Tegelijk is de krijgsmachtpredikant loyaal aan de militair die zichzelf, zijn of haar leven, in dienst van een hoger goed, vrede en recht, in de waagschaal stelt. Militair-zijn kan je veel kosten, fysiek en mentaal kan de prijs hoog zijn. De krijgsmachtpredikant trekt met die militair samen op en wil een gesprekspartner zijn en blijven. Vragen van zin en zinloosheid, van hoop en wanhoop, van teleurstelling en dankbaarheid, van schuld en schaamte, van boosheid en trots komen in gesprekken aan de orde en dan staat de dominee naast de militair. Hij (zij) blijft gericht op de mens ín het uniform, en doet zijn uiterste best om de militair te helpen mens te blijven ín de uitoefening van zijn vak.

 

Paradox

Het woordpaar kritisch en loyaal raakt aan de spanning in het werk van de krijgsmachtpredikant, ook in diens verhouding tot de krijgsmacht als zodanig. Want we zeggen niet dat het niet juist is om het wapen te hanteren. We beseffen dat er situaties zijn waarin er geen andere keuze is dan het inzetten van geweld. Soms is er geen andere mogelijkheid om recht te doen en burgers te beschermen tegen gewelddadig kwaad. Met dat doel bestaat de krijgsmacht. De krijgsmachtpredikant is ‘loyaal’ aan die terechte aandacht voor hoofdtaak 1. Maar het is tegelijk een noodzakelijk kwaad, want iedere inzet van wapens maakt veel kapot. De krijgsmachtpredikant is kritisch als dit kwaad gemaskeerd wordt en alleen de ‘warrior mindset’ nog aandacht krijgt. Theo Boer noemde in een artikel uit 2012 de positie van de krijgsmachtpredikant moreel gezien precair, bedenkelijk. Want hoe doe je dat, met het evangelie van de vrede in hand optrekken met militairen die zich voorbereiden op oorlog? Hij merkt op dat de predikant bij Defensie de theorie van de rechtvaardige oorlog bitterhard nodig heeft. Belangrijk in deze theorie of traditie is dat het enerzijds oproept om, tot het uiterste, terughoudend te zijn met het inzetten van geweld. Anderzijds wordt onderkend dat er situaties zijn, of zich kunnen voordoen, waarin er sprake is van demonisch kwaad, waartegen opgetreden zal moeten worden. Dat erken ik. Dat geldt ook voor de opmerking waarmee Pieter Vos zijn bijdrage aan de Protestantse Lezing besloot (31 oktober jl., red.), die ik van harte onderschrijf als het gaat om readiness en de kerk: ‘De kerk zou dat hoog moeten houden: oorlog is wat we niet willen. Maar het is soms onvermijdelijk om je handen er toch aan vuil te maken. Want oorlog veroorzaakt verschrikkelijk kwaad. Maar helemaal geen oorlog voeren laat verschrikkelijk kwaad toe. Laat de kerk ons er daarbij aan blijven herinneren dat desondanks vrede mogelijk is. Dat God die vrede voor ons in petto heeft. En dat we daarom oorlog tot het uiterste moeten voorkomen. Omdat oorlog altijd verschrikkelijk is.’ Vanuit deze paradox leeft en werkt de dominee binnen de krijgsmacht, hopend op en biddend om de komst van Gods koninkrijk, dat ons in Jezus nabij gekomen is.

 

Gert van der Ende

 

Ds. G.J. van der Ende is Hoofdkrijgsmachtpredikant en verzorgde de ‘Protestantse Lezing’ 2024 (over Oorlog en Vrede, na te lezen op de website van de Protestantse Kerk)

 

– Theo Boer, ‘Waarom de geestelijk verzorger in de Krijgsmacht de theorie van de Rechtvaardige Oorlog zo bitter hard nodig heeft’, in: René de Boer, Jan Peter van Bruggen en Ger Wildering (red.), Naar eer en geweten. Geestelijke Verzorging en de morele vorming in de krijgsmacht, Budel: Damon, 2012

 

 

Streamers:

(1) Voor de conferentie was een virtuele loopgraaf gebouwd, zodat in de juiste context gesproken kon worden over de warrior mindset.

(2) Weten we wat we moeten doen, als er oorlog komt? Waar bevinden wij ons, als een oorlog uitbreekt? Gaan we mee naar het front?

(3) Persoonlijk denk ik dat we binnen Defensie te weinig horen hoe verschrikkelijk oorlog is.

In de Waagschaal, nr. 12, 7 december 2024