Psalmen, lofzangen en geestelijke liederen

logoIdW

 

Naar aanleiding van de liedbundel Weerklank (2016)

 

In een recent nummer van de Veluwse Kerkbode las ik dat de kerkenraad van de hervormde gemeente te Oene heeft besloten dat bij wijze van proef de voorzang voortaan niet langer op hele noten zal worden gezongen. Het is nog maar vijftig jaar geleden dat J.T. Doornenbal, de toenmalige predikant van Oene, dezelfde Kerkbode volschreef met waarderende woorden over langzame gemeentezang. Hoe de gemeente van Elburg een vers uit Psalm 89 zong, gedragen, de wangen betraand: ‘Wij steken ’t hoofd omhoog en zullen d’ eerkroon dragen’. Dat hij zo gaarne in Nijkerkerbroek mocht voorgaan, omdat ze daar de psalmen zo heerlijk langzaam zongen. Omgekeerd kon hij zich enorm opwinden over snelle gemeentezang: ‘Ik geloof nooit dat de Heilige Geest ’t bij kan houden en ik denk dat de engelen vol afkeer hun oren dichthouden.’ Gelukkig heeft Doornenbal geen weet meer van de jongste ontwikkelingen in Oene. Maar intussen vraag je je af: waar moet de Veluwenaar straks nog naartoe voor zijn hele noten? Genemuiden? Grootmoeders lp-collectie?

Andere hervormde gemeenten op de Veluwe zijn een paar stapjes verder. De meest recente katalysator van liturgische vernieuwing is Weerklank. Instemmen met het Woord in Psalm en Lied (2016), een liedbundel die bedoeld is voor gemeenten die zich verwant weten met de Gereformeerde Bond. Diverse Veluwse kerkenraden zijn ermee aan de slag gegaan.

Een liedbundel voor de Gereformeerde Bond? Ja. Tot voor kort een contradictio in terminis, maar de tijden veranderen. Hoewel geen officiële uitgave van de Bond, verscheen er toch een heel themanummer van De Waarheidsvriend met overwegend zeer welwillende besprekingen. Zou het tijdperk van de psalmen dan definitief voorbij zijn, nu ook de meest behoudende stroming binnen de Protestantse Kerk ruimte gaat bieden aan het vrije lied?

Inhoud en doelstelling

In tegenstelling tot Liedboek (2013) en Hemelhoog (2015) staan er in Weerklank niet veel nieuwe liederen. Het is een bonte verzameling van liederen die we al kenden uit allerlei andere bundels, van Tussentijds tot Opwekking, van Gereformeerd Kerkboek tot Evangelische Liedbundel. Het is bijzonder prettig dat bijna alle liederen zijn voorzien van een melodie die zingbaar en begeleidbaar is. Dat kun je van lang niet alle liederen in Liedboek en Hemelhoog zeggen.

Eerst treffen we alle 150 psalmen aan, voorzien van een andere berijming dan die van 1773. Waar de Geneefse melodie onzingbaar is gebleken, wordt ook een andere melodie geboden. Dat kan tegenstrijdige gevoelens opleveren, bijvoorbeeld als je beginregels van Psalm 7a zingt op de wijs van ‘Wat de toekomst brengen moge’: Sta nu op, Heer, koel uw woede/op hem die in woede tiert. Er volgen 618 duidelijk gerubriceerde liederen, waaronder 52 catechismusliederen van H. van ’t Veld en bijna honderd kinderliederen. Wie de namen van de dichters in ogenschouw neemt, constateert allereerst dat de Ermelose emeritus predikant André Troost tekent voor de tekst van misschien wel een op de tien (!) liederen. Is hij in onze dagen dé vertolker geworden van de gereformeerde spiritualiteit? Ook veel andere auteursnamen verbazen wellicht: Willem Barnard, Hanna Lam, Tom Naastepad (rooms-katholiek), Huub Oosterhuis (ex-priester), Rikkert Zuiderveld (evangelicaal), Dietrich Bonhoeffer (zeer liberaal maar onder gereformeerden thans geliefd) – bien étonnés de se trouver ensemble. Allemaal toch gereformeerder dan ze misschien zelf dachten?

De redactie noemt vier criteria die leidend zijn geweest bij haar liedkeuze: De inhoud van de liederen stemt overeen met Gods openbaring in de Bijbel; de inhoud van de liederen stemt overeen met de gereformeerde belijdenis; de tekst van de liederen is van goede kwaliteit; het lied past muzikaal binnen de gereformeerde traditie. Dat zijn mooie criteria, hoewel ik me kan voorstellen dat het ene criterium soms zwaarder weegt dan het andere. Ik kan me niet voorstellen dat de liederen ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’ (356) en ‘Ga nu heen in vrede, ga en maak het waar’ (357) zich goed verdragen met de Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV (criterium 1/2). Maar ja: ze zingen wel prettig (criterium 3/4).

In de verantwoording bij Weerklank lezen we: ‘Wij hopen van harte dat dit gezamenlijke liedboek weer een nieuwe eenheid geven zal binnen Christus’ kerk in Nederland’, en dat hopen we met de redactie mee. De bundel laat in ieder geval zien dat de tijd dat ‘hervormd-gereformeerd’ betekende dat er vijf of zes psalmverzen op de psalmborden stonden, in de meeste gevallen voorbij is. Als deze bundel daadwerkelijk ingang vindt – en daar lijkt het op – komt de praktijk in Bondsgemeenten weer wat dichter te staan bij de praktijk in de doorsnee gemeente binnen de Protestantse Kerk. Dat is winst. Tegelijkertijd moeten we daarbij aantekenen dat de afstand tot de gereformeerden buiten de Protestantse Kerk juist groter wordt. Om iets concreets te noemen: naast het huidige kerkordelijke verschil tussen GB-hervormd en hersteld hervormd komt er nu ook verschil in liturgische praxis. Natuurlijk zullen niet alle bondsgemeenten in Nederland deze bundel direct omarmen. Maar toch.

Oudtestamentisch heil

Nu ik een paar dagen door Weerklank heb gebladerd, durf ik wel te zeggen: ik ben blij met deze bundel. Waarom? Eenvoudigweg omdat de liederen mij persoonlijk goed liggen. Rechtzinnig doch vriendelijk. Behoudend doch ongedwongen. Toch blijf ik met een vraag zitten. Ergens ben ik er heel content mee dat onze kerk een flank heeft die het in de kerkdienst houdt bij het Bijbelse psalter. Die flank wordt nu kleiner. Meer vrije liederen betekent immers ook: minder psalmen. Mijn vraag: waarom zijn de psalmen ons niet genoeg? Blijven zij in bepaalde geestelijke opzichten in gebreke, of is ons geestelijk leven binnen een paar decennia zo ver afgegroeid van de spiritualiteit van de psalmen? De redactie van Weerklank voert een tweetal redenen aan om, ondanks de geestelijke rijkdom van de Bijbelse psalmen, toch met deze bundel te komen. Het eerste argument is historisch: al in de tijd van Paulus werden er hymnen gezongen; sommige ervan staan in het Nieuwe Testament. Zelfs een rechtlijnig Reformator als Calvijn liet in zijn zangbundel van 1539 ruimte voor gezangen! De kerk heeft dus nooit veel anders gedaan dan psalmen én gezangen zingen. Akkoord – hoewel hier wel iets aan valt af te dingen. De gezangen in Calvijns bundel zijn toonzettingen van de lofzang van Simeon, de Tien Geboden en de Geloofsbelijdenis. Dat zijn teksten die toch een ander soortelijk liturgisch of Schriftuurlijk gewicht hebben dan ‘Abraham is heel bedroefd’ (529) of ‘Hoor de klokken in de toren’ (575). Grotere moeite heb ik met een tweede argument om naast de psalmen gezangen te gaan zingen. Ik citeer uit de verantwoording: ‘Naast het zingen van deze oudtestamentische psalmen kent de kerk al sinds haar vroegste tijden het verlangen om ook het nieuwtestamentische heil te bezingen; zodat we niet alleen instemmen met de hoop op Gods beloften, maar ook de rijkdom laten weerklinken die God schenkt in de vervulling van zijn beloften.’ In een paar mooie woorden komt hier ‘hoop’ aan de kant van het Oude Testament te staan en ‘vervulling’ aan de kant van het Nieuwe Testament.

Dit lijkt me een onhoudbare en ook onwenselijke tweedeling. Allereerst op grond van de psalmen zelf. De psalmen zeggen eindeloos méér dan enkel ‘hoop op God’ (Psalm 42:6); voortdurend loopt de psalmist over van dankbaarheid voor het heil dat hem ten deel is gevallen. Hoe dikwijls verandert de klacht van de psalmist in een lofzang! Neem Psalm 118: ‘Uit de benauwdheid heb ik tot de Heere geroepen, de Heere heeft mij verhoord en in de ruimte gezet. De Heere is bij mij, ik ben niet bevreesd. Wat kan een mens mij doen?’ Ten tweede, en meer fundamenteel: dit oudtestamentische heil van Godswege zal toch zeker niet in iets anders gronden dan in het werk van Christus? Het zal toch niet zo wezen dat Christus in Woord en Geest pas werkzaam geworden vanaf het jaar 30? We kunnen mijns inziens beter zeggen dat in Hem openbaar is geworden wat eertijds nog verhuld was. Niet alleen de evangeliën en de apostolische brieven hebben we dan te begrijpen vanuit het heilsgebeuren in Christus, maar héél de Schrift, ook het Oude Testament en de psalmen.

Juist ook de psalmen! Want door het zingen van die psalmen leren we ons eigen leven begrijpen ‘voor Zijn aangezicht’ (Psalm 4, 9, 10, 11 enz. enz. enz.). Nu de hemelen zich steeds verder sluiten boven ons seculiere wereldje en mensen steeds minder vertrouwd blijken met Gods heilzame aanwezigheid en werkzaamheid, zou het weleens bijzonder vruchtbaar kunnen zijn om in onze gemeente, ongeacht haar signatuur, juist de psalmen opnieuw op de lippen te nemen. Op hele noten of halve, in een nieuwe of oude berijming, dat is bijzaak. Als we maar niet vergeten (Psalm 22:4): Hij troont op de lofzangen van Israël!

Gerard van Zanden