Principiële openheid

Marco Visser over de pars pro toto–figuur

De dissertatie van Marco Visser omvat een bijbels-theologisch onderzoek in het voetspoor van F.H. Breukelman en is een echt proef-schrift te noemen. De auteur onderzoekt in hoeverre de figuur van de pars pro toto in het werk van Breukelman vruchtbaar is bij de uitleg van de teksten over de knecht van JHWH bij Jesaja. Daarbij kijkt Visser breed om zich heen en neemt hij een brede aanloop. De proef op de som wordt niet zomaar genomen.

Inleiding

Na de nodige begripsanalyse en het verkennen van een aantal posities in de filosofie en theologie van de 20e eeuw, presenteert de schrijver een kritische reconstructie van de pars pro toto-figuur in het werk van Breukelman. Breukelman ontleende dit motief aan zijn lezing van de aartsvaderverhalen, waarin de ‘eersteling’ telkens voor het geheel van de stam, het volk en de volken blijkt te staan. Het particuliere draagt het universele in zich. Visser laat ook de stemmen van Barth, Miskotte en diverse theologen van de Amsterdamse School klinken, met wie hij zich verwant weet. Niet voor niets is zijn proefschrift opgenomen in de (Supplement) Series van Amsterdamse Cahiers.

Proef op de som

In het derde deel van zijn boek (we zijn dan al op de helft!) onderzoekt Visser de uitleg van de teksten over de knecht van JHWH in Jesaja vanuit zijn leesbevindingen bij Breukelman. Hij sluit af met een terugblik en een aantal conclusies. Wat houdt het pars pro toto-motief in? Het is een stijlfiguur die, mits correct gehanteerd en niet overbelast – iets waaraan Breukelman niet geheel ontkomt – een belangrijke hermeneutische sleutel blijkt, om diverse schijnbaar tegenstrijdige aspecten in de tekst, zoals individueel en collectief, particulier en universeel, bijeen te houden. Zoals het in Abraham als representant om Israël en de volken op aarde gaat, en zo telkens weer in de aartsvaderverhalen (Breukelman), gaan ook de teksten bij Jesaja zowel de profeet, het volk als de volkeren aan. Breukelman en eerder Miskotte hanteert de figuur van de pars pro toto zowel tekstueel-exegetisch als hermeneutisch (als denkfiguur en uitlegregel). Expliciet en gedifferentieerd spreekt ook Jesaja met twee woorden over Israël en de gojim. De knecht van de HEER wordt als pars pro toto neergezet.

Plaatsvervanging

Over de vraag in hoeverre de knecht plaatsvervangend optreedt in christologische zin (zoals de tekst veelvuldig is geduid) is Visser terughoudend (pag. 10: ‘aan deze laatste stap kom ik in deze studie niet toe’). Breukelman verstond de eenheid van de Schrift vanuit het Nieuwe Testament, Visser wijst erop dat het Latijnse pro (+ ablativus) zowel ‘voor’ als ‘omwille van’ kan betekenen. De knecht is representant, maar is er ook omwille van anderen. De figuur van de pars pro toto krijgt een aanvulling en verlengde in de figuur van de plaatsvervanging. Visser wil in ieder geval het gesprek hierover openhouden, omdat principiële openheid ook het kenmerk is van de tekst van Jesaja (125; vgl. 151: ‘wie er bedoeld wordt, is niet strak omlijnd’).

Aanscherping

Visser betrekt veel stemmen bij zijn onderzoek. Zo ziet Christof Gestrich ‘staan voor’ en ‘instaan voor’ al in elkaars verlengde liggen. Levinas en Girard droegen ook het hunne bij aan de onttroning van het ‘ik’: in de bevrijding tot radicale verantwoordelijkheid voor de ander. Breukelman gaat in zijn Genesisstudies diepgaand in op de figuur van de eersteling, die gezegend wordt omwille van de anderen. De wijze waarop hij de lees- en denkfiguur van het pars pro toto hanteert, verdient bij nader inzien correctie en aanvulling. Breukelman poneert dat het particuliere het universele is. Daarbij dreigt in de ogen van Visser het totum opgesloten te worden in het pars en komt de dynamiek en openheid in hun verhouding onder druk te staan. Je zou verwachten dat ook omgekeerd geldt dat het particuliere niet overbelast mag worden in zijn eigenheid, eenmaligheid en contingentie, maar dit werkt Visser niet uit. Ook aanvullende hermeneutische concepten, zoals H. Wheeler Robinsons bekende these van de ‘corporate personality’ passeren de revue bij Visser. Het spannendst is echter het tweede deel van zijn boek, waar de proef op de som genomen wordt.

En – en

Visser laat zien hoe de exegese van de teksten bij Jesaja wezenlijk verder geholpen wordt door reflectie op de pars pro toto-figuur. Deze houdt individueel en collectief, particulier en universeel bijeen. De knecht van JHWH blijkt zowel representant als profetisch tegenover en plaatsvervanger te zijn. Het is niet of-of, maar en-en. De vraag aangaande de identiteit van de knecht wordt open gehouden. Ook als ‘teken’ en ‘uitbeelding’ is de knecht een pars pro toto-gestalte (135). Naarmate de knecht meer plaatsvervanger wordt van mensen, wordt hij meer representant van JHWH. Een diepe en overtuigende constatering.

Literaire aanpak

Door het boek Jesaja als drama op te vatten, verschaft Visser zichzelf de nodige literaire ruimte om zijn ideeën te toetsen en te onderzoeken in hoeverre Breukelman al op het goede spoor zat met zijn lezing van de aartsvaderverhalen, teksten die bijbels-theologisch verwant zijn, omdat ook de knecht van de HEER met de erenaam ‘Jacob’ genoemd wordt. In de oudtestamentische wetenschap is de vraag naar de identiteit van de knecht de laatste honderd jaar heftig bediscussieerd, waarbij de uitkomsten elkaar vaak uitsloten. Visser probeert elk of-of te vermijden en wijst er bovendien op dat de tekst waarmee de reeks liederen besluit (Jesaja 54) in het méérvoud spreekt over ‘knechten van de HEER’, die als geestelijk nageslacht de rol van deze profetische gestalte overnemen (124, 192). Een opmerkelijk gegeven. De leerlingen zetten het werk van de profeet voort…

Universele bevrijding

Toch blijft de positie van die ene knecht uniek. Het geheel (het volk in ballingschap, maar ook de volken nu) ondergaan een verandering vanuit deze ene, unieke knecht. Door hem leert Israël anders naar zichzelf te kijken. En niet alleen Israël. De gojim leren door hem anders naar Israël kijken (173). Juist bij deze betrekking van de profetische teksten in Jesaja op de gojim is de pars pro toto-figuur een belangrijk hulpmiddel; het gebeuren met de godsknecht gaat over alle grenzen. Bevrijding tot aan het einde der aarde ligt hier in het verschiet (179).

Belangrijk genoeg houdt het pars pro toto-begrip behalve voor representatie ook de deur open voor plaatsvervanging (Jesaja 53). Visser werkt dit scherper en breder uit dan Breukelman, al heeft hij zijn liefde voor de Bijbelse theologie aan hem te danken en wil hij in dezelfde traditie van schriftuitleg en bijbelwetenschap staan.

Amsterdamse School

Visser zoekt het gesprek met de breedte van theologie, filosofie en taalwetenschap, al zijn zijn besprekingen vaak even sierlijk als beknopt. De veelheid aan gesprekspartners vraagt veel van de lezer, die gaandeweg steeds nieuwsgieriger wordt naar de ‘winst’ van alle voorgesprekken voor de exegese. Vissers boek geeft als bijvangst ook helder zicht op de ‘Amsterdamse School’ van Bijbelse theologie en systematisch schriftonderzoek. Een groot aantal recente studies uit dezelfde school passeert de revue, naast de stemmen van Buber en Levinas, Barth, Miskotte en Breukelman. Is deze dissertatie hiermee ook ‘partijdig’? Dat is onvermijdelijk. Visser laat duidelijk zien waar hij staat en hoe hij tot zijn inzichten komt. Daardoor ontbreekt soms wel de verrassing. Anderzijds toont hij zich een kritisch luisteraar, die met kundige samenvattingen en verbetersuggesties blijk geeft van een zelfstandig oordeel. Dat maakt zijn boek des te meer tot een leesbaar boek.

Actualiteit

De vraag die overblijft, is in hoeverre de pars pro toto-figuur een exegetisch en hermeneutisch hulpmiddel is dat ook buiten de besproken teksten van Jesaja met vrucht toegepast kan worden. Leren wij ook de Psalmen, Nehemia en Amos beter lezen met behulp van deze stijlfiguur? Winst is op voorhand dat het gesprek met Israël als drager van het grondvest van de Schriften in stand wordt gehouden. We zijn ook benieuwd wat Visser (alsnog) te zeggen heeft over Jesaja 53 als prefiguratie van Christus. En naar het antwoord op de vraag hoe ver de actualiteit van ‘principiële openheid’ bij de exegese reikt. Kan men bijvoorbeeld ook trekken van de Oekraïense president Zelensky, bij wie de wereld op dit moment op audiëntie komt, in Jesaja 53 herkennen? Is deze geplaagde zoon van het joodse volk, die plaatsvervangend lijdt met zijn volk voor onze vrede, een gedaante van de lijdende knecht? Paart zich aan principiële openheid principiële solidariteit?

Teunard van der Linden

Dr. T.G. van der Linden is predikant te Harlingen.

In de Waagschaal, jaargang 51, nr.9. 17 september 2022

Marco Visser, Pars pro toto, analyse van de figuur van het pars pro toto in het werk van F.H. Breukelman en uitwerking aan de hand van de teksten over de knecht van JHWH in Jesaja. Een bijbels-theologisch onderzoek, Amsterdamse Cahiers voor Exegese van de Bijbel en zijn Tradities, Supplement Series 18, 2021, 241 pp., € 27,50.