Predikant in coronatijd
Inleiding
12 maart, rond 16:00: een mail van de scriba. ‘Zojuist persconferentie geweest: maatregelen m.b.t. corona, geen kerkdiensten t/m 31 maart’. Diezelfde avond spoedoverleg met het moderamen. Aanvankelijke twijfel (niet toch een dienst, met 99 mensen?) is snel weg. Om verspreiding van het virus tegen te gaan, is het beter de diensten af te gelasten. Maar: hoe lang gaat dit duren? Gaan we zo Pasen vieren? Via via krijg ik een alarmerend bericht van een zorgmedewerker uit Brabant. Toch blijft het nog steeds ramp in slow motion, op afstand.
De maandagavond daarna fiets ik door donkere, stille straten naar een tweede spoedoverleg. Het voelt illegaal, ‘na spertijd buiten’. Na afkondiging van verscherpte maatregelen op zondagmiddag (!) – scholen dicht, sociale onthouding – ligt ook het gemeenteleven en het werk van de predikant overhoop. Ik deel een paar observaties en opmerkingen vanuit die verstoorde predikantspraktijk en de zoektocht naar een paaspreek. Ook los van corona was de opdracht van het leesrooster dit jaar even mooi als uitdagend: Exodus en Pasen. De tiende slag, de uittocht, de doortocht: Jezus’ weg raakt er op allerlei plekken aan, maar het loopt allemaal niet mooi parallel. Sterft Jezus met de eerstgeborenen van Egypte? De doortocht hoort bij de doop, maar is dat zo makkelijk met kruis en opstanding te verbinden? En dan hebben beide ook nog eigen raakvlakken met de coronasituatie. En het gaat om Pasen in tijden van corona, de verkondiging van het paasevangelie in deze situatie. Maar wat is die situatie?
Duidingsdrift
Omdat secundair reageren voor mij al snel is, vliegen reeds allerlei duidingen door de ether en over het internet, voordat ik nog maar met denken begonnen ben. ‘Een wake up call van de schepping.’ ‘Een gevolg van onze omgang met dieren.’ Zoetsappige teksten en filmpjes worden gedeeld: corona zet ons stil bij wat echt belangrijk is. Thank you, Corona. Dat gaat allemaal heel snel, en heel ver. Ik ben nog niet verder dan: het is wat het is. Een virus. Daar kun je ziek van worden. Teveel zieken tegelijk kan onze zorg niet aan. Mis ik iets? Er zijn de maatregelen en de gevolgen – op allerlei terreinen. Daar lijden de meesten nog het meest door. Maar allemaal heel verschillend. Er is de angst voor het virus. Er zijn de patiënten en de slachtoffers. Er is de vraag hoe lang het gaat duren en wat de gevolgen zijn op langere termijn.
Zit God erachter?
Ook theologisch duidt men driftig. Een teken van de eindtijd. Een oordeel, een straf. Wie zegt dat God handelt, krijgt onmiddellijk de aandacht. Maar de verontwaardiging over die bruut straffende God stelt de vermeende zonde en de roep tot ommekeer in de schaduw. Het begrip ‘God’ trekt als een magneet alle aandacht weg van de praktische, ethische vraag, die mij veel belangrijker lijkt: wat moeten we doen? Welk appèl klinkt – ook van Godswege? Waartoe worden we geroepen? Die theologische vraag of God erachter zit kunnen wij toch nooit beantwoorden. Als we God zien, zijn dat vooral zijn sporen, zijn rug. Het is pas achteraf enigszins vaststellen (maar natuurlijk zegt een secundair reagerend iemand dat). Die snelle duidingen: mensen zien in de coronacrisis vooral terug wat ze toch al vonden.
Studerend op een preek over Exodus 7 en Johannes 9 kom ik ook op het ‘zien’. Alles gebeurt voor de ogen van Farao. En rond de blindgeborene zien leerlingen en Schriftgeleerden enkel straf en zonde… Ook zij duiden snel en ‘weten’ veel. Teveel. Paradoxaal genoeg ben je als lezer van dit genezingsverhaal aan het einde eerder blind gemaakt dan ziende. Want Jezus komt de blinden ziende maken, en de zienden blind. Maar ik moet toch wel inzicht krijgen om te kunnen preken.
Stilstand
Indrukwekkend hoe het hele maatschappelijke leven – los van de zorg en het kortstondige hamsteren in supermarkten – stil komt te liggen. Economie, voetbalcompetitie, files, vliegbewegingen. Het heeft iets groots, is op een bepaalde manier zelfs mooi. Dat kan dus! De stikstofcrisis was ingrijpend voor de betrokken sectoren, maar die blijkt nu maar kinderspel. Onze maatschappij heeft een stopknop. Helder dat die noodstop nodig is om de gezondheidszorg niet te laten vastlopen. Maar is de klimaatcrisis niet net zo ernstig? Treffend is dat de corona-infectie tot ademnood leidt. En dat de jongere generaties er nauwelijks gevaar van ondervinden. Maar daar wil ik geen duiding aan ophangen.
Sterfelijkheid
Zijn deze maatregelen wel echt de moeite waard? Weegt de ‘gezondheidswinst’ op tegen de kosten? Economisch, maar ook sociaal, psychologisch en relationeel (druk op relaties, gezinnen; elkaar niet kunnen opzoeken)? Ik hoor een deskundige berekenen dat het welvaartsverlies zal leiden tot een veel groter gezondheidsverlies dan door corona. Want minder welvaart betekent slechtere gezondheid en korter leven. Maar vooral het sociale verlies weegt (eenzaam sterven!).
Het christelijk geloof stond tot voor kort altijd voor geneeskunde en gezondheidszorg: een strijd voor het leven. Het ziekenhuis komt voort uit het klooster. En met de zending ging de geneeskunde mee. Maar het geloof aanvaardde ook het lijden en het sterven. Het Bonhoeffer Brevier herinnert me aan een tekst uit diens Ethiek, over de verafgoding van de dood: ‘waar de dood het laatste is, is het aardse leven alles of niets.’ Het koste wat kost redden van mensenlevens, het is groots. Maar is het ook wijs? Toch is er ook aandacht voor het kunnen sterven, voor niet behandelen. Dus of dit het is? Wel is het paradoxaal: de immense inzet om levens te redden, en daarnaast de roep om euthanasie bij dementerenden, en stervenshulp bij ‘voltooid leven’.
Kerkelijke coronacompetitie
Vanwege de explosie aan creatieve ideeën op het kerkelijk bedrijf hoor ik het woord ‘coronacompetitie’ vallen. Dit kan, en dat, en daar doen ze… Een spervuur van initiatieven, al even goed bedoeld en sympathiek, maar vaak ook even symbolisch als het applaus voor zorgmedewerkers en het luiden van ‘kerkklokken van hoop’. Moeten we plotseling allemaal nog meer doen, en houden we dat allemaal vol? Maar goed, ik vond het kerkelijk bedrijf vaak toch al wat hyperactief. Al bezig geweest met Palmzondag en de tempelreiniging, zoek ik eerder een kerk als huis van gebed, van bezinning. Dat in de seculiere NRC op 21 maart twee opiniebijdragen min of meer eindigen met gebed geeft te denken.
Avondmaal
Na eerdere terughoudendheid gaf de landelijke kerk in tweede instantie toch mogelijkheid voor het vieren van avondmaal in een online-viering. Ik kan dat goed volgen, uitgaande van de onzichtbare, geestelijke verbondenheid en de behoefte aan gemeenschap, aan verbondenheid en geestelijke voeding. Dan Witte Donderdag voorbij te laten gaan, met waarschijnlijk nog weken geen mogelijkheid tot avondmaalsviering, lijkt mij niet goed. De overgrote meerderheid van de kerkenraad is het daarmee eens, een enkeling ziet de zichtbare, fysieke aanwezigheid bij elkaar, en het delen van eenzelfde brood en beker echt als wezenlijk. Tijdens en na de viering heb ik toch twijfels. Maar van gemeenteleden zijn er veel dankbare reacties.
Stadia op weg naar de vrijheid
Ter vervanging van avondgebeden heb ik een liturgie voor thuis gemaakt, met als thema ‘De weg naar de vrijheid’, ontleend aan het gedicht van Bonhoeffer ‘Stadia op weg naar de vrijheid’. Zijn 75ste sterfdag op Witte Donderdag vraagt natuurlijk aandacht! Imponerende, steile tekst: lijden als ‘tussenstation’ en tenslotte dood (‘Kom snel, grootste feest op weg naar de vrijheid’). Is dat van een andere tijd, of kunnen wij dat nog? Op de grafsteen van mijn opa stond ‘In Christus ontslapen’. Doen wij dat nog? Ik slinger het gedicht de gemeente in; geen idee of men er iets mee kan. Voor die avondgebeden zijn toch vaak maar een klein clubje belangstellenden…
Videodienst
Op Goede Vrijdag, einde van de middag, sta ik de Paaspreek te houden – kijkend in de lens van een camera. Een livestream is in onze kerk niet mogelijk, dus nemen we van te voren op en zetten het op Youtube. Er zijn twee mensen bij voor de opname, en een paar zangers voor de liederen. Maar het draait om de opname, dus spreek ik tot het zwarte oog van de camera, en niet tot hen. Zij zitten erbij, zijn een soort toeschouwers. Het is kunstmatig en ongemakkelijk. Jij staat je te geven, en je voelt je onvermijdelijk bekeken. Maar misschien kijkt God of de Heilige Geest ook zo, als het ware technisch, toe. Hij is niet de aangesprokene. Hij moet maken dat het overkomt. En Hij kijkt misschien ook wel eens van een afstandje toe om te constateren dat ik niet de vorm van de dag heb en Hij dus bij de ontvangers nog wat extra werk te doen heeft…
De preek
Wat me trof in beide teksten in deze coronatijd, is dat beide overwinningen geen eindpunten zijn, maar een begin, of meer nog een doorgaande weg. De woestijn door, naar het beloofde land. Of naar Galilea, om daar Jezus pas te zien. In beide gevallen is er een strijd aan vooraf gegaan. Van de HEER, van Jezus. Dat is ook een strijd om ons hart. Dat is zo snel kleingelovig, en loopt vol met alles wat voor ogen is. Wij zien harde grenzen, of een definitief einde, in de dood. Maar het geloof weet dat God bepaalt wat een einde is, wat eindigt, en wat doorgaat. In het geloof kan de dood, en kan een crisis ook een doorgang worden. Dat maakt het lijden of de ellende niet meteen minder. Maar er komt dan vertrouwen bij, en hoop, uitzicht. Want Hij is erbij. Zoiets heb ik tegen dat zwarte oog staan vertellen. Met dank aan de technici en de Geest is er hopelijk iets van overgekomen.
Coen Constandse
Dienst en preek zijn te vinden via: https://www.pgbunnik.nl/vieren/opnamen-diensten/
In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 5. 2 mei 2020