Postkolonialisme en het archief van de geschiedenis

 

 

Eerste bedrijf: een oud gebouw

Stel je een enorm gebouw voor. Het gebouw heeft aardig wat etages. Er zijn gangetjes, deuren die al lang op slot zitten en waarvan niemand precies weet wat zich erachter bevindt. Al zijn er vele vermoedens. Het dak lekt al tijden. Maar met wat planken, platen, en duct tape worden deze door de bewoners steeds weer gedicht. Voor even. Totdat de boel weer gaat lekken. Wie de eerste bewoners van het pand waren, weet niemand meer. Sommigen zeggen dat het pand een paar honderd jaar moet zijn, anderen beweren dat het er altijd al is geweest.

Sommige delen van het pand zijn heel modern, licht, ruim, en transparant. Andere delen zijn donker, ruiken muf en bevatten houtrot. De bewoners van het pand zijn heel divers. Van tijd tot tijd komen vreemden het pand binnen. Soms richten deze nieuwkomers kamers in. Soms worden deze kamers weer ontruimd. Nieuwkomers waren de bewoners ooit allemaal, maar velen zijn dit alweer vergeten. Steeds is er discussie over hoe het pand eruit moet zien, over hoe het eruit hoort te zien, over wat het eigen maakt, anders dan al die andere gebouwen.

Onder het gebouw ligt een grote kelder. Het is er bedompt, vochtig, en vol ongedierte. In deze kelder bevindt zich een enorm archief. Niemand komt er graag, maar af en toe daalt iemand af om de tijd bij te zetten in het archief. Deze kelder wordt soms lachend ‘de crypte’ genoemd. Hier ligt het geheugen van het pand opgeslagen. Alles wat het pand heeft gezien is op klam papier vervat en bijgezet. Over wat er in dit archief allemaal te lezen zou zijn, doen talloze verhalen de ronde. Afdalen in de crypte gaat moeizaam en is specialistisch werk. Je kunt er verdwalen. En je vindt er maar zelden wat je zoekt. In het gebouw worden vaak vermoedens geuit over wat zich in het archief bevindt. Daar worden vaak felle en emotionele discussies gevoerd over mensen die verdwenen zijn, over hoe de bewoners ooit ook andere gebouwen bezet hielden, over de rol die de bewoners zien voor zichzelf in die complexe grote wereld daarbuiten, over welk verleden zich in het archief bevindt en welke stukken zijn verplaatst, zoek zijn geraakt, of misschien wel opzettelijk zijn verwijderd. Schaamte, trots, en schuld komen bovendrijven en domineren de gesprekken. Sommigen vinden dat het archief uit de kelder moet worden gehaald. Anderen interesseert het weinig en vinden dat sommige zaken maar beter vergeten kunnen worden.

 

Tweede bedrijf: over de canon van kennis

Het was een druilerige maandag in november. Het begin van een nieuwe week. Twee studenten filosofie kwamen mijn kamer binnen om mij aan de tand te voelen over het filosofieonderwijs aan de Utrechtse universiteit. Al gauw ging het over het curriculum, over wat zij te leren kregen, over welke kennis en welke vaardigheden nou echt belangrijk zijn, en over wat er de komende jaren gaat veranderen. Filosofen hebben doorgaans sterke ideeën over de ‘canon’ van de filosofie. Nog steeds beginnen we bij de Grieken. Nog steeds is de Kyotoschool een apart college binnen een cursus. Nog steeds gaat ‘Afrikaanse filosofie’ (die naam alleen al!) over Ubuntu. Hierin gaat macht schuil. Het epistemologisch kader van het curriculum is westers. De rest is niet-westers, is nog altijd iets ‘aparts’ en doet mee in de marge. Afgelopen jaren is dit mondjesmaat aan het veranderen. De term ‘Global Philosophy’ is in zwang geraakt. Deze term verwijst naar de studie van filosofische ideeën, concepten en systemen die zich in verschillende culturen en regio’s hebben ontwikkeld. Dit kan de studie van klassieke filosofische modellen omvatten (niet zelden overlappend met systemen van zingeving en religie), maar kan ook de studie van hedendaagse mondiale kwesties vanuit een integraal filosofisch perspectief zijn. Belangrijk is dat er geen aparte bubbel in stand wordt gehouden voor westerse filosofie, maar dat deze een discussiepartner wordt in een mondiaal gesprek over kennis en wetenschap, over vooronderstellingen en mogelijke oplossingen, over betekenis en zingeving. Het doel van dit model is om de diversiteit van het menselijk denken te begrijpen en om dialoog en begrip tussen verschillende culturen en tradities te bevorderen.

De mondiale problemen waar we voor staan – zoals klimaatverandering, migratie, polarisering – zijn te groot om vanuit één enkel perspectief op te lossen. Het raakt ons allemaal. ‘Ons’, dat is niet alleen de westerse witte man maar een mondiaal, groots, onvatbaar ‘wij’. De mondiale problemen waarvoor wij staan, zijn te groot om vanuit één kennistraditie op te lossen. Het tegengaan van klimaatverandering bestaat bijvoorbeeld niet alleen uit het tegengaan van de opwarming van de aarde door de energiemarkt te hervormen, maar ook uit sociale contexten, symboliek, de religieuze duiding van de aarde, en nog veel meer. ‘Global Philosophy’ articuleert de wirwar van kennis maar opent als concept ook de mogelijkheid om mondiale tafels in te richten waaraan debat kan plaatsvinden tussen denkers vanuit allerlei denktradities. Interessant is dat hierdoor in sommige delen van de filosofie het gesprek met religieuze perspectieven wordt gezocht.

En toch hoorde ik het me in het gesprek met de studenten opnemen voor een stevige westerse canon. Ik zag hun enigszins verbaasde blikken. Het debat werd op dit punt feller. Ik begreep hun zorg maar al te goed. Immers, zij zullen de komende decennia met oplossingen moeten komen voor problemen die mijn generatie niet heeft kunnen of willen oplossen. De planken en duct tape helpen niet meer, ook niet meer voor even. En die oplossingen moeten zowel lokaal als mondiaal zijn. Mijn verdediging van een westerse canon was dat je juist de doorwerking van een westerse epistemologie kunt ontrafelen wanneer je een grondige kennis hebt van hoe deze zich heeft ontwikkeld. Welke vormen van kennis en wetenschap zijn in het westen genormaliseerd en ten koste van wat? Hoe hangen onze klimaatproblemen samen met ideeën over vooruitgang en technische perspectieven op de aarde? Hoe zijn onze sociale verbeeldingen tot stand gekomen en voor welke sociale opvattingen zij we allergisch geworden en waarom? Daarnaast, zo probeerde ik enigszins hakkelend uiteen te zetten, is kennis van deze traditie ook noodzakelijk om dat wrede dualistische frame van het westen tegenover het niet-westen, kolonisatie tegenover gekoloniseerde, macht tegenover onmacht, te analyseren en waar nodig te nuanceren. Immers, wie daalt er nog af in het archief? En wie kent de weg nog door het labyrint van onze cultuur? Daarbij is het archief van onze denktradities ook terechtgekomen in andere gebouwen.

 

Derde bedrijf: postkolonialisme

Een derde bedrijf is noodzakelijk. Dit bedrijf heeft een focus op postkolonialiteit. Deze term refereert aan het besef dat, waar twee mensen uit verschillende sociale contexten en denktradities elkaar ontmoeten, de geschiedenis steeds de derde partner is. Postkolonialisme als -isme houdt een historisch begrip in dat zich breed en diep oriënteert en de archiefstukken van weleer verbindt met de actualiteit. Een belangrijk aspect van postkolonialisme in wetenschappelijke discussies is dat koloniale tijden niet alleen de fysieke bezetting van gebieden en economische uitbuiting inhielden, maar ook bestonden uit de culturele overheersing en onderdrukking van gekoloniseerde volkeren. Postkolonialisme onderzoekt daarom naast het historisch archief ook hoe gekoloniseerde volkeren de koloniale macht hebben verstaan, weerstaan, getransformeerd, of ondermijnd, en hoe zij in deze contexten hybride culturele uitingen en identiteiten hebben ontwikkeld. Religie speelt in dit proces niet zelden een belangrijke rol. Aan de andere kant wordt postkolonialisme vaak te veel gereserveerd voor situaties in de niet-westerse wereld, waardoor er een heilloze dualiteit van westers en niet-westers ontstaat en de doorwerking van koloniale machtsconcepten en ontwikkelingsmodellen op westerse culturen en tradities wordt veronachtzaamd. Postkolonialisme is daarom niet een historische studie naar het verleden, maar onderzoekt de complexe doorwerking van een moeilijk verleden in het heden. Talloze contexten zijn in dit heden met elkaar verknoopt. Dat postkolonialisme ook een analyse inhoudt van huidige machtsmodellen is van groot belang. Immers, de natiestaten die na de koloniale perioden zijn verschenen en opgericht naar westers model, worden nog steeds langs de meetlat gelegd van hoe ‘het westen’ zichzelf graag ziet: als voorvechter van democratisering, vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten, en sinds kort: het accepteren van genderdifferentie. De misstanden op het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben ons laten inzien hoezeer uit de koloniale periode geërfde gevoelens van superioriteit nog steeds een rol spelen in de relaties met ‘anderen’. De fotografische representatie van ‘Afrika’ in veel westerse nieuwsmedia portretteert nog steeds aloude riedeltjes die Afrikaanse afhankelijkheid van westerse donoren en ideeën plachten te onderstrepen: geweld, honger, chaos, corruptie. Postkolonialisme peilt de doorwerking van deze machtsverhoudingen in huidige ideeën en structuren van afhankelijkheid, maar ook in cultuurhistorische zelfbeelden, organisatiesystemen, en toekomstvisies.

Koloniale thema’s werken dus door in de huidige geschiedenis en zijn getransformeerd tot soms nog vage allusies, vooroordelen, of stevige ideologische verhalen. Niets is echter zuiver overgeleverd. Wie in het archief afdaalt en zoekt naar wat ooit was, vindt alleen warrige documenten. Teksten uit het verleden werden doorgekrast, herschreven, steeds weer opnieuw. Wat resteert is het nu van de onderzoeker. De geschiedenis is de fluisterende, soms snerpende toon van het heden. Op het archief rust geen embargo. Wie waagt het om af te dalen?

Lucien van Liere

Dr. Lucien van Liere is onderwijsdirecteur en universitair hoofddocent aan het departement filosofie en religiewetenschap, faculteit geesteswetenschap, Universiteit Utrecht.

 

In de Waagschaal, jaargang 52, nummer 2, 4 februari 2023