Pleidooi voor Dordt

logoIdW

Eens, lang geleden, heb ik een formulier ondertekend waarmee ik aangaf de Drie formulieren van enigheid te kennen en misschien wel te onderschrijven. Dat weet ik niet meer precies. Het was op het moment, dat ik toegelaten werd tot de evangeliebediening. Op dat moment was de Heidelbergse catechismus mij het meest bekend. Van de Nederlandse geloofsbelijdenis wist ik iets, maar het derde formulier was mij totaal onbekend: de Dordtse leerregels. Dat was tot voor kort zo. Eerlijk gezegd heb ik de kennis ervan tijdens mijn actieve predikantsperiode niet echt gemist.

In de aanloop van de viering 400 jaar Dordtse synode werd in de gemeente waarvan ik lid ben in samenwerking met de Remonstrantse gemeente een leerhuis georganiseerd over deze Leerregels. Een goede gelegenheid om daarmee kennis te maken, leek mij. Ik heb er geen spijt van. De avonden waren, zeker ook door de vriendelijke en adequate inbreng van de Remonstrantse predikant, leerzaam en verzoenend van toon. Zo hoort een kerkelijk gesprek, dacht ik bij mijzelf. Geen moment had ik het gevoel dat het om een gesprek tussen twee aparte kerkgenootschappen ging. Als ik niet beter wist, had het een gesprek kunnen zijn binnen de ene kerk. Ik zou niet weten wat een scheiding zou kunnen rechtvaardigen.

Toch was dat niet het enige dat mij tijdens deze avonden verraste. De grootste verrassing waren de Leerregels zelf. We hebben niet alles gelezen, maar wat we gelezen hebben, trof mij. Wat een diep doorvoeld geloof, wat een verwondering over de genade die hen overkomen is, wat een worsteling gaat erachter schuil. Ik probeer uit te leggen waarom ik dit hoorde.

Puur genade

De Leerregels zetten in artikel 1 krachtig in. Alle mensen hebben in Adam gezondigd. Met de nadruk op allen, niemand uitgezonderd, ook de opstellers van de Leerregels vallen daaronder. Laat niemand denken dat hij of zij voor God een andere plaats kan innemen, aan het oordeel van God kan ontkomen. Er is geen enkele grond in onszelf waardoor het oordeel van God ons niet zou treffen. Van dat besef zijn de opstellers van de verklaring diep doordrongen. Het is afgelopen als er niet op wonderlijke wijze door God een opening gemaakt wordt.

Die opening is er. Die is er, omdat God in zichzelf barmhartig is. Al voor de val van de mens is God uit op de redding van de mens. Hij is in zichzelf een menslievende God. Daarom laat Hij de mensheid niet vergaan, maar kiest Hij telkens uit de mensen mensen uit om hem te kennen. Dat is puur genade. Dat heeft helemaal niets te maken met bijzondere eigenschappen of daden van mensen. In tegendeel, ook de verkoren mensen behoren tot de allen die in dezelfde ellende verkeren. Dat zij uitverkoren zijn, is puur genade. Het is puur genade dat zij in Christus het heil hebben leren kennen. De verwondering en dankbaarheid daarover klinkt door de tekst van artikel 7 heen. Wat een onverdiende genade is ons ten deel gevallen. Natuurlijk, ik weet het, dat kan faliekant fout gaan als de genade een grond wordt om op te roemen. Dan is triomfalisme niet ver. Dan ontstaan de scheidingen tussen gelovigen, degenen die aan de goede kant staan en al die anderen. Dan is artikel 1 vergeten. Die ontsporing lees ik in de Leerregels niet. Het is geloof en verwondering over wat hen, die voor God niet kunnen bestaan, desondanks overkomen is.

In artikel 17 wordt dat nader uitgewerkt. De verkiezing betekent geen uitschakeling van de mens en zijn wil. Letterlijk staat er: de wedergeboorte ‘vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet alsof zij dode dingen waren’. Er wordt niet met goddelijk geweld gedwongen, maar de mens, de zondige mens dus, wordt ‘op tedere en krachtige wijze’ geheeld, verbeterd en gebogen naar de gewillige en oprechte gehoorzaamheid. Want alleen zo, zo sluit dit prachtige artikel af, heeft de mens die uit zichzelf geen enkele hoop heeft om uit de val te kunnen opstaan door zijn eigen vrije wil, hoop, hoop op een leven in genade, hoop op een leven dat toekomst heeft.

‘Geloof begint bij jou’?

Dit trof mij. Meer dan vroeger besef ik dat onze menselijke pogingen iets van het leven te maken telkens weer falen. Wat hebben we als generatie van de roerige jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw niet gehoopt en gedacht dat we de vrede konden bewerkstelligen. Het is niet gebeurd. Komt dat toch ook niet omdat we in ons denken en geloven te weinig de val verwerkt hebben? Te veel gedacht hebben dat de vorming van een rechtvaardige maatschappij in onze macht lag? Daaraan herinnerden mij de Leerregels. Misschien is niet-doen wel veel effectiever dan al ons doen, al ons activisme waarin onze eigen levensdrift doorklinkt. Zijn de Leerregels met het diep gevoelde geloof van afhankelijkheid niet een noodzakelijk en heilzaam tegenwicht tegen het al te optimistische en vaak intolerante geloof in eigen kunnen?

Wie doordrongen is van de onverwachte en onverdiende redding uit de val en daardoor weet van het heil in Christus, kan zich alleen maar verbazen, dat niet ieder deze weg die Christus is, ziet en gaat. Daar worstelen de opstellers van de Leerregels mee. Hoe kan het nu dat er anderen zijn, die net als wij in de val leven, daar mee doorgaan, dat zij niet verkoren zijn? Dat zij vasthouden aan wat in God verworpen is? Het antwoord dat zij geven, bevredigt niet. Dat is besloten in Gods verkiezing. Dat blijft aanstootgevend, net zo aanstootgevend als de ondergang van velen bij de zondvloed. Aanstootgevend, maar een beter antwoord weet ik ook niet. Het aanbod van zijn genade geldt ieder. Juist voor wie Hem heeft leren kennen is het onbegrijpelijk dat anderen dat aanbod niet horen of afslaan. Dat raadsel lossen de Leerregels, maar ook ik niet op. Ook deze worsteling hoorde ik in de tekst van de Leerregels.

In een hoofdredactioneel commentaar pleit Trouw (13 mei 2019) voor een fusie van de PKN en de Remonstranten. Ik ben het daarmee onverkort mee eens. Maar om daarvoor, zoals Trouw suggereert, de Dordtse leerregels maar te negeren, omdat ze ergernis opwekken, vind ik te gemakkelijk. Ja, de Leerregels wekken ergernis. Zij hinderen ons in onze vrijheidsdrang. Zij brengen iets onder woorden, dat onverbrekelijk met het getuigenis van de Schrift te maken heeft. Het is een storing die heilzaam is, omdat zij ons opnieuw herinnert aan de genadige barmhartigheid van God, die ons heil biedt in Christus, maar tegelijk ons bestaan als afval van Hem kwalificeert. Dat is kritiek op de Remonstranten. Het is een vraagteken achter de zin die karakteristiek voor hen is: ‘Geloof begint bij jou’. Daar zetten de Leerregels een ferm vraagteken achter. Het geloof begint juist niet bij ons, maar bij de verkiezende barmhartigheid van God.

De Leerregels zijn in dezelfde zin ook een vraag aan de PKN, of niet al te makkelijk meegegaan wordt met de mode van heden, met de lof van de autonome mens? Het excuus dat door de scriba van de Synode uitgesproken is, is terecht maar ook te mager. Op gelijke wijze staan PKN en Remonstranten voor de vraag wat het antwoord is op de vreemde, verkiezende genade van de God, die ons in de Schrift verkondigd wordt. Dat is wat ons verbindt en een scheiding niet langer rechtvaardigt. Gezamenlijk worden we door Dordt aangesproken. In de bovengenoemde leerhuisavonden leidde dat tot boeiende gesprekken, dwars door alle scheidingen heen. Daarom een pleidooi voor Dordt!

At Polhuis

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 7. 29 juni 2019