Plagiaat, de boekrol van Ester&verlossing

logoIdW

Intellectueel eigendom speelt op internationaal niveau een rol van groot belang; de kwestie van plagiaat bijvoorbeeld hangt ermee samen. De Nederlandse samenleving heeft het debat over plagiaat de afgelopen weken weer moeten voeren. NRC/Handelsblad publiceerde – tot schrik en ontsteltenis van velen – een onthullend onderzoek: de rector-magnificus van de UVA raakte onder vuur; een gerenommeerd geleerde, Kees Schuyt, bracht vervolgens zijn bezwaren onder woorden, maar kreeg zelf de wind van voren in het TV-programma Buitenhof. Uitkomst: reputatieschade, de affaire Dymph van den Boom schaadt het aanzien van de wetenschap. Wie de discussie analyseert, komt uit op de wereldwijde APA-regels, te weten de voorschriften van de American Psychological Association en in het verlengde daarvan de gedragscodes van de Nederlandse Universiteiten. Valt daar nog wat aan toe te voegen? Zeker wel.

Het Leerhuis wijst in dit verband op de Joodse traditie. Het gezichtspunt van de rabbijnen biedt een wezenlijke grondslag. Rabbijn Yehuda Aschkenazy gaf die aan als reliëf bij APA. Citeren – zegt de traditie – is een voorwaarde voor goede studie. De Joodse traditie motiveert deze opvatting over het aanhalen van bronnen in een zeer oud tractaat. De titel ervan luidt: Spreuken der Vaderen (Pirké Avot). Dit Mishna-tractaat, een afdeling uit de Talmoed, bevat onder veel meer aanwijzingen om goed te leren. Aanwijzingen voor studievaardigheden. Om precies te zijn: er staan wel achtenveertig voorwaarden in om goed te leren. “Thora wordt verkregen door achtenveertig voorwaarden.” Thora staat hier voor: wezenlijke kennis ten leven. Een van die voorwaarden is citeren. In de vertaling van Dasberg staat er in de Spreuken over bronvermeldingen het volgende: men moet “een mededeling vermelden uit naam van wie het gezegd heeft, er is immers geleerd: “Wie iets meedeelt uit naam van wie het gezegd heeft, brengt verlossing in de wereld,” want er is gezegd: “Ester zei het de koning uit naam van Morde-chaj.”(Ester 2, 22).

De vertaling van Vredenburg (1897) luidt: “Doch de Thora wordt slechts verworven door acht en veertig dingen, en wel de volgende: (…) “wie nauwkeurig teruggeeft (bepalingen), die hij van anderen heeft vernomen en wie ene zaak (die hij van anderen vernomen heeft) mededeelt uit naam van dengene, die haar gezegd heeft. – Gij kunt immers afleiden, dat ieder die ene zaak mededeelt uit naam van haren zegsman, der wereld verlossing brengt, want er is gezegd: “En Esther zeide tot den koning in naam van Mordechai.” (Esther 2, 22).

Judah Goldin – in de studie ‘The Living Talmud’ – zegt hierover het volgende: “zijn bronnen vermeldt” “betekent datgene wat hij van zijn meester heeft geleerd, niet op eigen conto zet.” “Van deze positieve verklaring kun je de gevolgtrekking afleiden dat hij die zijn bron niet vermeldt, oorzaak is dat Gods Tegenwoordigheid (Shechina) zich uit Israël terugtrekt, want er is geen verlossing zonder Gods Tegenwoordigheid en als er verlossing is, verblijft Gods Tegenwoordigheid te midden van Israël.”

De toelichting van rabbi Yitzchak Magriso (1747) in zijn studie Avoth MeAm Loez luidt: “Sommige mensen hebben een geringe vreze des Heren en doen zich gewichtig voor ten koste van anderen, zelfs van hun meesters. Zij kleineren hun meesters en stelen denkbeelden van hen die zij voor hun eigen denkbeelden laten doorgaan. Een persoon evenwel die God vreest en een goede inborst heeft, spreekt altijd lovend over zijn meester en prijst diens geleerdheid.”

“Een dergelijk persoon noteert alles wat zijn meester hem leert nauwkeurig en kan dat precies in dezelfde woorden herhalen zonder iets bij te voegen of weg te laten.

Met de grootste zorgvuldigheid citeert hij de lessen van zijn meester in diens naam. Hij probeert die niet als zijn eigen oorspronkelijke denkbeelden te laten doorgaan.” (Zie Esther)” Want ten gevolge van haar bericht werden de Joden uit de macht van Haman verlost.” Tot zover de inbreng vanuit het Leerhuis.

André van Dijk

Literatuur: Andreas Burnier (prof dr Dessauer): ‘Pirke Awot: hoe hoort een Jood te leven?’ in: Ruiter in de wolken. Joodse essays 1990-2002, Amsterdam, 2015. Hanan A. Alexander: “God as Teacher”, 2001. Frank van Kolfschooten: “Wie imiteert, valt door de mand.” Plagiaat bij UVA. NRC/Handelblad, 4 juni 2019. Kees Schuyt: Inadequate bronvermelding is geen plagiaat. NRC/Handelsblad, 8 juni 2019. Buitenhof, NPO 1, 16 juni 2019: Willem Koops. André van Dijk: “Leren citeren” in: Geschiedenis van de Joodse Gemeenschap in Veenendaal. ISBN 90642 35023, blz 356 – 357.

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 8. 17 augustus 2019