Over de vrijheid van geweten, 10 jaar Hagenpreken in Vlaanderen
Sinds het jaar 2010 organiseert de Protestantse Gemeente in Lille (Rijsel) op de laatste zondag in augustus een Hagenpreek in Frans Vlaanderen. Aan de voet van een van de vele molens omgeven door heggen en hagen wordt hier ‘nagedaan’, of liever: op een creatieve manier voortgebouwd, op wat 450 jaar geleden gepraktiseerd werd door de vervolgde Vlaamse protestanten tijdens het schrikbewind van de hertog van Alva. Tien jaar later, in de zomer van 2020, midden in de coronacrises, is deze jaarlijkse Hagenpreek uitgegroeid tot een bescheiden gebeuren over de grenzen heen. Nu komen protestanten uit Frans en Belgisch Vlaanderen samen, uit de gemeenten van Ieper, Duinkerke en Lille, om een tweetalige Hagenpreek bij te wonen. Waarom? Om te gedenken dat vrijheid van godsdienst en geweten niet vanzelfsprekend, niet ‘normaal’ is, maar veeleer ‘buiten-normaal.’
Godsdienst en geweten
De Beeldenstorm die in 1566 uitbrak in Vlaanderen kunnen we beschouwen als een protestbeweging voor godsdienst- en gewetensvrijheid. Een protest voor het veiligstellen van de innerlijke mens waar geen enkele tirannie, ideologie of politiek systeem aan mag tornen. De mens is vrij en zijn geweten is vrij. Een protestbeweging dus tegen iedere vorm van totalitair bewind dat het vrije geweten niet duldt en als een bedreiging van de eigen macht beschouwd. Het woord ‘geweten’ in het Vlaams en het woord ‘conscience’ in het Frans zeggen hetzelfde maar vanuit twee verschillende invalshoeken. ‘Geweten’ komt voort uit het gotische giwizo dat ‘getuige’ betekent. Het geweten is de stem van de getuige die van binnenuit in ieders leven stilletjes onthoudt wat er zoal met en in ons gebeurt, om ons vervolgens hiermee te confronteren naar een maatstaf van goed en kwaad. Deze maatstaf is niet aangeboren, maar aangereikt en gevormd van buiten af. Zij kan gevormd zijn door de eigen familietraditie, door de waarden en normen die gangbaar zijn. Zij staat dus nooit op zichzelf, zij is altijd ergens aan gebonden. Paulus en in zijn voetspoor de Reformatoren uit de 16de eeuw interpreteren dit als volgt: ons geweten kan alleen afgestemd worden op de wil en de woorden van de Heer. Luther zal later zeggen dat ons geweten krijgsgevangene is van het bevrijdende Woord van Christus. Met andere woorden: het geweten is niet in eerste plaats een allerindividueelste aangelegenheid, maar een kwestie van een jezelf gebonden weten aan de ander. Een goed voorbeeld hiervan vinden we in de brief van Paulus aan de Korintiërs (1 Kor. 10: 23-33). De jonge gemeente in Korinthe worstelde met de vraag of het eten van vlees geofferd aan de goden het geweten schaadt van degenen die hier principiële bezwaren tegen hebben. Hier staan twee gewetens tegenover elkaar. Paulus vraagt dan aan hen wier geweten het toelaat offervlees te eten dit na te laten ter wille van hen die hier niet toe in staat zijn. De gewetens worden op elkaar afgestemd omdat ze samen moeten weten dat boven dit alles uit er nog een ander ‘weten’ bestaat, namelijk dat niemand het onderspit mag delven en iedereen er bij hoort. Hier hebben we dan meteen het tweede aspect van het ‘geweten’ te pakken. Con-science, komend vanuit het Latijn, betekent: samen weten, leven met medeweten. En bovenal, leven met het genadig medeweten van God voor wiens aangezicht wij bestaan.
Vrijheid van geweten onder druk
Vierhonderdvierenvijftig jaar na de Beeldenstorm staat in de huidige samenleving deze vrijheid van het geweten weer onder druk. In eerste plaats van binnenuit. Het geweten dreigt versmald te worden tot het eigen ego, ontbonden van de ander. Gewetens worden niet meer op elkaar afgestemd, laat staan op het evangelie. Ieder wil de maatstaf van zijn eigen geweten zijn. En nu onze vrije samenlevingen in het Westen ook nog worden bedreigd door mondiale en globaliserende machtsstructuren gekoppeld aan een mondiale pandemie, ontstaat er steeds minder ruimte en erkenning voor die innerlijke vrije mens, geschapen tot vrijheid met een vrij geweten. Angst dreigt op deze manier de plaats van het innerlijk vertrouwen in te nemen.
Vrije mensen zullen altijd weer moeten opstaan om te protesteren en te getuigen voor het vrije geweten en op te komen voor het vertrouwen. Samen kunnen zij getuige zijn (giwizo), gesteund door het innerlijke getuigenis van de Geest van hierboven, van een gezamenlijk weten (conscience) van het vrije Woord van Christus, die ons oproept om met elkaar te leven in vrijheid, vrede en gerechtigheid. Niets en niemand mag dit van ons afnemen. Hier in Vlaanderen willen we ons dat blijven herinneren, in de voetsporen van hen die er in geloofd en ervoor gestreden hebben.
Wegen van hoop
De Hagenpreek van 30 augustus 2020 cirkelde rond het thema ‘wegen van hoop’, gebaseerd op Jeremia 29, de brief aan de ballingen in Babel. Maar we kunnen te midden van crisis niet direct terug naar de vaak geciteerde en minstens zo vaak uit hun context gerukte woorden van hoop en bedrijvigheid (“zet u in voor de bloei van de stad, want haar bloei is jullie bloei”). Want de woorden van hoop van Jeremia worden geschreven te midden van een bitter geding rond de ware aard van de godsspraak (hoofdstuk 28). Chananja personifieert de ‘gaat-u-maar-rustig-slapen’ profeet, een mooi-weer-profeet die een ballingschap van slechts twee jaar aankondigt. Chananja herhaalt onvermoeibaar dezelfde toespraak die een spiegel is van zijn eigen verlangen om terug te keren naar de status quo, om terug naar af te gaan. Voor Chananja is de ballingschap slechts een kortdurend negatief intermezzo in de voortdurende positieve gang van de geschiedenis. Daartegenover staat Jeremia’s woord dat daadwerkelijk een nieuwe horizon opent. De ballingschap is een paradigmatische gebeurtenis. En ja, er is alle reden om verdrietig en ontmoedigd te zijn, om op jezelf terug te plooien, om toevlucht te zoeken in totale isolatie, maar Jeremia roept de hoorders op tot het creatieve leven, omdat God Schepper is en de God van het leven. Maar nieuw leven en creativiteit ontstaan door de héle werkelijkheid onder ogen te zien, ook de werkelijkheid van verlies, verwoesting en ballingschap. Niet voor niets komt het tot een showdown, tot een confrontatie tussen Chananja en Jeremia. De maatstaf van ware profetie is niet in hoeverre de boodschap gewenst of positief is. De maatstaf van ware profetie is of zij beantwoordt aan het Godswoord. Voor hedendaagse hoorders bieden deze twee archetypes van Chananja en Jeremia identificatiepunten omdat ook wij in een wereld moeten navigeren vol met fake news. Ook wij zijn niet immuun voor een hoge mate van wensdenken, zeker niet in het midden van een pandemie. Daarom hebben we een gemeenschap van mensen om ons heen nodig die samen bezig zijn om nieuwe wegen van hoop te zoeken in een tijd die nog lang gestempeld zal blijven door het ‘buitennormale’. Juist dan zijn de woorden van Jeremia over het zoeken van de bloei van de stad méér dan een cliché en winnen ze aan scherpte en diepte. Jeremia geeft concrete richtlijnen mee om in het ‘Ja van de Hoop’ te leven:
– bouw huizen en ga erin wonen.
– leg tuinen aan en eet van de opbrengst.
– neem door huwelijken in aantal toe en voorkom dat je in aantal afneemt.
– bid tot de Heer voor de stad waarheen je bent weggevoerd.
– zoek de vrede voor deze stad.
Deze vijf aansporingen herinneren aan het scheppingsverhaal. In het begin zei God ‘ja’ tegen het leven en creëerde hij leven dat zegeviert over de chaos. De mensen in ballingschap worden geroepen om dit creatieve werk van God voort te zetten. En niet alleen de mensen in ballingschap, ook wij die deel uitmaken van dit creatieve werk van God. Creativiteit zelf is het gaan van de weg van de hoop, omdat er geen terugkeer zal zijn naar het ‘oude normaal’, maar er ook geen ‘nieuw normaal’ wordt gerealiseerd. Het ‘oude normaal’ van Israël werkte niet want het was een normaal waarin recht en gerechtigheid niet werd gehandhaafd en vreemdelingen, wezen en weduwen werden uitgebuit (Jeremia 22:3 en vele andere verzen). Dat de ballingschap geen ‘nieuw normaal’ moet worden is dus goed nieuws voor iedereen die aan de verkeerde kant, de onderdrukkende kant van het ‘oude normaal’ terecht gekomen was. De creatieve en scheppende weg die Jeremia de ballingen wijst, is een weg naar het ‘buitennormaal’: een andere manier van leven die geënt is op woorden van de Heer die leven geven. Het is aan de geloofsgemeenschappen nu om te oefenen in het ‘buitennormaal’ en om nieuwe wegen van hoop en van vrijheid te gaan. Het is onze intentie dat de Hagenpreken ook werken als een ‘weg van hoop’. De Hagenpreek kijkt naar het verleden: naar de immense drang naar vrijheid van geloofsbeleving. De Hagenpreek is geworteld in het heden: het biedt een veilige manier om bij elkaar te komen tijdens coronatijd. Ook kijken we al naar de toekomst: in de komende jaren zullen we toenadering zoeken bij onze rooms-katholieke en evangelische collega’s en waar mogelijk gezamenlijk een oecumenische Hagenpreek verzorgen.
Eleonora Hof is predikant te Ieper
Jan Albert Roetman is predikant te Lille
In de Waagschaal nummer 11, jaargang 49, 14 november 2020