Opnieuw Wet en Evangelie: het voorstel van Maarten Wisse (2)

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Voor het systematisch gesprek met het voorstel van Maarten Wisse uit, noem ik eerst nog een aantal van de detail-opmerkingen die ik bij zijn studie genoteerd heb.

Wisse vergelijkt Melanchthon en Calvijn, en merkt terecht op dat de eerste op de latere gereformeerde orthodoxie in feite meer invloed heeft uitgeoefend dan de tweede (38). Bij de schets van het toenemend belang van de Wet in het leven van de wedergeborenen in de Loci van 1535 (29) valt op te merken, dat Melanchthon daar niettemin de aanklagende functie van de Wet de ‘voornaamste’ blijft noemen, wat Calvijn in de Institutie van 1539 nu juist van de eerstgenoemde functie stelt. Verder doet Wisse veel moeite de Instituties van 1536 en 1539 te vergelijken (30vv.); het was een kortere weg geweest, dat te doen met de Geneefse Catechismus in de achtereenvolgende versies van 1537 en 1542/1545, waar Calvijn tenslotte het Geloof vóór de Wet behandelt.

Uiteraard maakt Wisse bezwaar tegen de suggestie van Karl Barth, het ‘gij zult’ uit de Tien Geboden als een belofte te lezen (40) – dat moet voor hem wel een vermenging van categorieën inhouden. Het is overigens opmerkelijk, dat Barth deze suggestie had opgedaan bij H.Fr. Kohlbrugge, toch de Luther van de 19e eeuw, die hij voorafgaande aan zijn voordracht van 1935 erop nalas. Voor een vervolgstudie komt Kohlbrugge zeker in aanmerking.

Onjuist is, dat Barth in het KD-hoofdstuk over Gods gebod geen aandacht zou hebben voor de aanklagende functie ervan (40, met Gerhard O. Forde als bron): §39 heet tenslotte ‘Gottes Gericht’. Evenmin ontbreekt een behandeling van de Tien Geboden in deze band: ze worden echter organisch gelezen als onderdeel van de ‘levens-, rechts- en cultusordening van Israël’ (762-66), wat mij voor het gesprek tussen Dogmatiek en Bijbelse Theologie alleen maar behulpzaam lijkt. Tenslotte noem ik de twijfel die Wisse uit bij Barths door E. Busch zo genoemde ‘oecumenisch’ opereren in de jaren 1933-1935 (86, ook 112). Daarmee onderschat hij het enorme belang van het gereformeerd-lutherse gesprek voor de kerkstrijd in die jaren.

Verschillende functies van het onderscheid Wet-Evangelie bij Wisse

Nu dan eindelijk het systematisch gesprek. Het mag in de uitleg van Paulus al een enorme klus zijn, de semantiek van nomos in zijn brieven goed te ontleden, bij Wisse is het ook niet eenvoudig. Het wetsbegrip moet in zijn voorstel heel uiteenlopende taken verrichten. Ik onderscheid er vooralsnog vier. 1. De aanklagende functie van de Wet verhindert een verontreiniging van het gebod met elementen uit het evangelie: de mens heeft niets bij te dragen aan het heil. 2. In de theologie moeten we twee spreekwijzen met elkaar in evenwicht brengen: de kritische en de positieve. De Wet staat voor de kritiek, voor de profetie en voor de ‘hermeneutiek van het wantrouwen’ jegens de macht. 3. De Tien Geboden vallen samen met de natuurwet (en vertegenwoordigen daarmee de algemeen geldende logica en ethica), die is gegrond in Gods Scheppingswerk, in onderscheid tot het Verlossingswerk. 4. (Subsidiair aan 2 en 3:) de Wet kan ook een rol vervullen in de interreligieuze ontmoeting. Zij nodigt alle deelnemende partners uit tot religiekritiek. In mijn reactie poog ik nu op alle vier deze elementen in te gaan.

Reactie. Tegenvoorstellen

De inzet van Luther (pt. 1) is ook voor mij onopgeefbaar: genade komt van Godswege alleen. Luther zelf was echter ook een moeilijkheid op het spoor. Voor zijn rechtvaardigingsleer kon hij met het gangbare begrip ‘gerechtigheid’ niet uit de voeten. Hij was opgelucht, te ontdekken dat ze in de Schrift iustitia salutifera is, heilbrengend. Maar kan er een verschil zijn tussen de gerechtigheid waaronder Jezus Christus zich stelde om ‘alle gerechtigheid te vervullen’ (Mat. 3:15) en de gerechtigheid waaraan wij worden gemeten om de zonde te beschrijven waarmee wij hem aan het kruis brachten? Luther sprak van ‘tweeërlei gerechtigheid’, want de distributieve gerechtigheid van Aristoteles moet in het leven ook een rol vervullen. Maar hoe ver kunnen die beide uit elkaar getrokken worden? Die vraag lijkt mij ook bijbels-theologisch aan de orde: er is geen twijfel mogelijk dat het recht in Israël veel gemeen heeft met dat van Mesopotamië en Egypte, zoals de ethiek van Paulus veel gemeen heeft met de Stoa. Toch verandert er iets, wanneer het met anderen gedeelde recht en ethos onder het beslag komen te liggen van datgene wat eigen is aan de ‘rechtvaardigmaking’ in het hart van de Schrift, want ze staan daarmee onder een ander voorteken. Je kunt de Tien Woorden niet losmaken van hun aanhef, die naar de bevrijdingsgeschiedenis in Israël verwijst. Je kunt de schijnbaar weinig originele ‘ethiek van Paulus’ niet losmaken van de Geest waarin het handelen van in vrijheid gestelde mensen volgens hem beoefend wordt.

Zo gaat het ook met de profetische kritiek (pt. 2): die vindt binnen het verbond plaats en doet een beroep op de bevrijding die dat verbond constitueert; daarbij bieden ook de profeten trouwens kritiek én belofte, en wel zo dat het niet gaat om een (door Barth aldus gelaakte) ‘Regime der Schwebe’, maar om (naar de woorden van Frans Breukelman) ‘het nee ter wille van het ja’.

Wat de scholastici ermee bedoelden, de kritiek onder de ‘natuurwet’ te subsumeren (pt. 3) is mij nooit erg duidelijk geworden. Lees je Ursinus of Polanus over de natuurwet (Heppe S. 39-41), dan komt er een nogal mistig beeld uit naar voren – er valt van alles onder, wat mensen zoal vermoeden en gevoelen kunnen – , en bovendien biedt het beeld vaak een bevestiging van de bestaande orde op een wijze, die mij haaks lijkt te staan op hetgeen Wisse nu juist wil. Met instemming las ik zijn ‘post-marxistische’ waarneming dat het rechtsbegrip van F. Socinus hem wel erg aan het opportunisme van de Medici in Florence doet denken (160), maar wat zegt hij dan van mijn vroegere waarneming dat de foederaaltheologie zich ook wel verregaand aan de juridische ideologie van de opkomende burgerlijke maatschappij heeft aangepast? Onduidelijk is ook, hoe deze natuurorde samen kan vallen met de orde van de Schepping: is Schepping in de schriften niet veel meer een utopische herinnering (de wolf bij het lam; Gen. 1:29v.) dan het zonder meer gegevene? In Deuterojesaja valt ze van de Verlossing nauwelijks te onderscheiden, terwijl ze elders meer in het teken staat van het dulden van een broos bestaan in het ‘nog niet’. Hoe dan ook, het scheppingsbegrip kan zich toch niet loszingen van de schriften?

Nu vraagt Wisse niet zonder reden: ja maar als je een (innerlijk tal van spanningen bevattend) tekstcorpus als dat van de schriften overlaat aan een eigen logica, laat je (zoals Eagleton aan Derrida vroeg) de interpretatie daarvan dan niet over aan provincialisme of tribalisme, zonder toetsing (14)? Nu komt het mij voor dat de eeuwenlang hoog gehouden algemene logica wetenschapstheoretisch hoe dan ook onder druk staat: denk aan de quantumtheorie. Wat wel degelijk van alle gesprekspartners op het veld van onderling gesprek gevraagd mag worden is dat ze vanuit hun eigen logica zichtbaar maken waar de interne kritiek gelegen is en hoe een omslag van de eigen ontdekking in ideologie te voorkomen valt. Dat heb ik bij Rowan Williams (Geloof in de publieke ruimte, tekst 23) ook gelezen als voorstel voor de wijze waarop het gesprek tussen leden van religieuze overleveringsgemeenschappen (pt. 4) gevoerd kan worden: laat ieder binnen de eigen overlevering aanwijzen op welk punt interne religiekritiek, ja zelfs een moment van atheïsme plaatsvindt, en ga dáárover in gesprek. Dat lijkt me een betere weg, dan op grond van het natuurbegrip van de eigen beschaving aan alle andere gesprekspartners een kritisch kader aan te reiken (op te leggen?) waaraan allen moeten voldoen.

In deze richting zoek ik een weg, aan de intenties van Maarten Wisse op mijn wijze tegemoet te komen. Ik dank hem voor zijn impuls in deze soms sprankelende studie, maar ik voel me tegelijk niet bij machte mij te persen in het keurslijf van een dogmatische theorie die mij ook in de hier gepresenteerde, vernieuwde vorm waarin hij haar bepleit theologisch niet kan bevredigen.

Rinse Reeling Brouwer

Maarten Wisse, Reinventing Christian Doctrine. Retrieving the Law-Gospel Distinction, London etc.: T&T Clark, 2023.

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 12, 16 december 2023