Onzeker weten

In Onzeker weten: Een inleiding in de radicale theologie beschrijven Rikko Voorberg, Gerko Tempelman en Bram Kalkman hun theologische positie. Daarvoor leunen ze sterk op Peter Rollins, John Caputo en Slavoj Žižek en grijpen ze terug op het Palgrave Handbook of Radical Theology. Het boek van Voorberg, Tempelman en Kalkman is toegankelijk, puntig, en gelovig zonder dat het weeïg wordt. Ik zou het zeker aanbevelen aan studenten en predikanten om zich erdoor te laten opfrissen, maar dat betekent niet dat ik helemaal zonder kritische kanttekeningen uitkom. Vanuit de liberale theologie heb ik mij beziggehouden met hetzelfde gedachtegoed waarin de auteurs zich verdiepen, die zelf afkomstig zijn uit een wat meer orthodoxe hoek van de kerk. Dat levert verschillende aanvliegroutes op. Daarover verderop meer, eerst een weergave van hun positie.

Het ongrijpbare

De auteurs stellen dat er niet veel dingen zeker zijn. Ook niet dat God bestaat en wat dat zou kunnen betekenen. Radicale theologie wil met die onzekerheid voeling houden en zegt dat het helend is om onzekerheid te erkennen.

            In het eerste deel wordt ruimte gemaakt voor God na de dood van God. De dood van God wordt op een standaardmanier beschreven aan de hand van Descartes, Feuerbach en de meesters van de achterdocht Marx, Freud en Nietzsche. Na het zekere weten van eerst de religie en daarna de religiekritiek is er nu ruimte voor het onzekere weten en de omgang met het ongrijpbare. Dat wordt ingevuld met het denken van Caputo en Žižek. Caputo gebruikt de deconstructie om het ongrijpbare los te maken uit de constructen van het zekere weten waarin het bevattelijk en beheersbaar was gemaakt. Žižek stelt het hedendaagse geloof aan de kaak dat schuilgaat in de ideologie waarvan mensen niet doorhebben dat ze die aanhangen. Met Lacan stelt hij dat ze ernaar streven om heel en gelukkig te worden, maar daarmee een gat in zichzelf proberen te vullen dat ze nooit dicht krijgen. Žižek verstaat de christelijke notie van het kruis als een kruisiging van ons verlangen naar zekerheid en heelheid.

            In het tweede deel wordt een kleine dogmatiek ontwikkeld. Op hoofdlijnen kan die als volgt worden geschetst. De erfzonde is niet dat wij door onze eigen schuld uit een paradijselijke wereld zijn gevallen, want die paradijselijke wereld was er nooit. De erfzonde is dat wij uit alle macht naar zo’n fictief paradijs terug willen keren. Wij blijven hardnekkig streven naar geluk en heelheid, waarvan we denken dat die er ooit was, terwijl we veel beter af zouden zijn als we erkennen dat we gebroken zijn en tekort schieten. Het goede nieuws van het evangelie luidt, in het verlengde daarvan, dat wij nooit volledig gelukkig zullen zijn en mogen falen. De waarheid die Jezus brengt, zit niet in begripsmatige constructies, maar in de ondermijning en doorbreking daarvan door het event, dat elke verwoording overstijgt en mensen uitdaagt en roept. De kerk kan op basis daarvan de plaats worden waar wij de schijn niet hoeven op te houden dat ons leven een succesverhaal is. Die kerk is geen filterbubbel waarin de Bijbel wordt gelezen als een boek waarin onze waarheid staat, maar een plek waar mensen zich door de Bijbel laten tegenspreken. Daar leeft een hoop die niet is gebaseerd op de mogelijkheid of waarschijnlijkheid van een betere toekomst, maar bestaat bij de gratie van de hopeloosheid.

            In het derde deel wordt gesteld dat wij de ongrijpbare werkelijkheid met creativiteit moeten benaderen, ontdekken en vormgeven vanuit een soort verlangen en een innerlijke drive. Hoe die drive gevrijwaard kan blijven van het erfzondige verlangen naar een illusoir paradijs wordt overigens niet opgehelderd. Wij kunnen de ongrijpbare werkelijkheid vormgeven in preken, helpen, gemeenschap en ritueel. Preken moet gebeuren vanuit het besef dat wij geen woorden kunnen geven aan het Woord, maar met woorden wel het ongrijpbare kunnen laten oplichten. Door te helpen, verhelpen we vaak wat we zelf met ons goede gedrag veroorzaken en daarom schiet het steeds tekort. Helpen moet een handelen zijn dat niet is gericht op resultaten, maar onze waarden uitdrukt en daardoor belichaamt in welke wereld wij willen leven. Een goede reden om gemeenschap te zoeken is gelegen in de waarde van een plaats waar we niet hoeven te geloven in de ideaalplaatjes die ons overal worden voorgehouden. In die gemeenschap zijn geen heilige rituelen nodig, maar een enscenering van gedrag waardoor het heilige kan gebeuren in de ontmoeting tussen mensen die door de rituele ruimte wordt gefaciliteerd.

Rollins en de anderen

Deze enigszins kale weergave van het gebinte van het boek doet niet helemaal recht aan de aankleding daarvan. De argumentatie wordt op een onderhoudende en prikkelende manier uitgewerkt en er wordt vaak op een goede manier gepreekt. Wie zelf preekt kan er de kunst afkijken. Mij moet wel van het hart dat het gebruik van het ritueel, zoals dat in het derde deel wordt uitgewerkt, mij nogal tegenstaat. Daar wordt niet gefaciliteerd, maar gemanipuleerd. Aan de hand van zogenaamde nieuwe rituele vormen worden aan deelnemers ervaringen opgedrongen die weinig respect tonen voor de eigen belevingswereld.

            Waar ik positief ben over de prikkelende vorm en de aanstekelijke betoogtrant, ben ik wat kritischer op de theologische basis. De auteurs zeggen aan radicale theologie te doen en verwijzen naar het Palgrave Handbook of Radical Theology. In dat handboek wordt een keur aan theologen besproken, waaronder Thomas Altizer, Mary Daly, Dorothee Sölle, Paul Tillich, Catherine Keller en nog heel wat anderen, van wie in Onzeker weten zelfs nog geen echo te beluisteren valt. Dat is een beetje dubieus, omdat de auteurs wel claimen een inleiding te geven in de radicale theologie. Wie beter kijkt, ziet echter al snel dat zij vooral vertrouwd zijn met Peter Rollins en zich eigenlijk alleen op hem baseren. In zijn werk gebruikt Rollins vooral Caputo en Žižek en dat zijn dan ook precies de auteurs die we in Onzeker weten tegenkomen. De evangelicale stijl van Rollins is in de radicale theologie beslist uitzonderlijk. Dat Caputo zich nogal kritisch heeft uitgelaten over de manier waarop Rollins met Lacan aan de gang is gegaan en dat hij zich eveneens kritisch tot Žižek verhoudt, wordt kort genoemd (p. 139, 197), maar niet gethematiseerd. De auteurs populariseren goed en gelikt, maar schuiven de fundamentele vragen en inhoudelijke verschillen tussen hun zegslieden gemakkelijk aan de kant.

Van antimodern naar postmodern

Wat mij interesseert aan de postmoderne of radicale theologie – of welke andere naam ze ook steeds maar krijgt – is de manier waarop ze een voortzetting vormt van de liberale theologie en zich tegelijk van die liberale theologie onderscheidt en haar onder kritiek stelt. Wat mij betreft is die liberale theologie van grote waarde omdat ze het christendom een plaats heeft willen geven in de moderniteit. Schleiermacher, Troeltsch en Tillich hebben de liberale theologie een waardevolle inhoud gegeven, met oog voor de ambiguïteiten, problemen en mogelijkheden van de moderniteit en met besef van het oneindige, ultieme of transcendente. Die liberale theologie heeft zich in de negentiende ontwikkeld tegenover orthodox biblicisme en dogmatisme, is in de twintigste eeuw uitgesplitst in diverse varianten van onder andere bevrijdingstheologie, feministische theologie en zwarte theologie en moet zich in de eenentwintigste eeuw verstaan met de ‘post-woorden’ van postmodern, postchristelijk, postseculier en posttheïstisch.

            Wat ik de auteurs van Onzeker weten nu zie doen, is vanuit een oorspronkelijk antimoderne geloofshouding aansluiten bij de postmoderniteit. Daar zit kracht in. De kritiek die zij kunnen geven, namelijk dat mensen van zichzelf een project maken waar ze aan onder doorgaan, is een kritiek die goed kan worden ontwikkeld vanuit een orthodoxe positie. Die kritiek sluit volgens mij aan bij het geluid van mensen als Dirk de Wachter, Damiaan Denys en Paul Verhaeghe. Als ik het goed zie, zit in dat geluid een zekere actualisatie van Rooms-katholiek antimodernisme. In beide gevallen is de moderniteit de gebeten hond. Dat lijkt mij niet terecht. De liberale democratie, de formulering van mensenrechten, de vrijheid van het individu lijken mij waardevolle producten van de moderniteit, waar we doorheen zijn gegaan, en waar we nu ook intellectueel niet overheen horen te springen. De problemen van de moderniteit zullen we moeten verteren en verwerken, niet afscheiden.

            De zwakte van Onzeker weten zit naar mijn idee in het overspringen van de moderne theologie met al haar wendingen. Het gevaar daarvan is, dat Onzeker weten niets anders wordt dan Zeker weten met een negatief voorteken. Dan vind ik Schleiermacher nog steeds nuttig, die in 1799 te berde bracht dat religie helemaal niets met weten en doen te maken heeft, maar van een heel andere orde en een ander belang is. De reflecties die dat heeft uitgelokt en opgeleverd zijn in Onzeker weten nadrukkelijk afwezig.

Rick Benjamins           

Prof. dr. H.S. Benjamins is docent dogmatiek (PThU) en bijzonder hoogleraar vrijzinnige theologie (PThU/RuG).

Rikko Voorberg, Gerko Tempelman e.a., Onzeker weten, een inleiding in de radicale theologie, Kokboekencentrum, 2022, 192 pp., € 20.

In de Waagschaal, jaargang 51, nr.9. 17 september 2022