Onverwerkt of onvoltooid?

logoIdW

 

Als middelbare scholier in de eerste helft van de jaren tachtig had ik er schoon genoeg van: Voordurend stonden bij het vak Nederlands romans over de oorlog en de oorlogservaringen – toen toch ook al veertig jaar geleden – centraal, zoals De donkere kamer van Damocles of De aanslag. Waar ik als gretige tiener nog Oorlogswinter en De reis door de nacht  had verslonden, werd, hoe lezenswaardig genoemde romans op zich ook waren, mijn vraag steeds meer: Is er nog een ander referentiepunt dan de 2de Wereldoorlog?

Als beginnend student theologie viel opnieuw om de haverklap het begrip Auschwitz, zij het vanuit een wat andere invalshoek. In die jaren verschenen de kloeke delen van Christelijke theologie na Auschwitz, je leerde spreken over de Shoah in plaats van de Holocaust, hoorde discussiëren over wat wel en niet meer gezegd en geloofd kon worden na Auschwitz – waaraan niet veel later Goelag of Kolyma werd toegevoegd – en op allerlei manieren werd je de thematiek van Kerk en Israël ingezogen. Toen ik het boek van Ad Prosman De onverwerkte Holocaust als recensie-exemplaar aangereikt kreeg, kwam die vraag weer bij me boven. Is niet alles al gezegd en beschreven? Waarom nu toch die term holocaust? Hebben we als kerk en theologie niet al vaak in die spiegel gekeken? Wat is verwerken, wat mag ‘onverwerkt’ heten?

Geschokt maar niet ontwricht

Het boek zet in met de actualiteit van het antisemitisme in Parijs, in Brussel en in Den Haag rondom de demonstraties van juli 2014. Dat maakt nieuwsgierig, immers steeds opnieuw bereiken ons berichten omtrent toenemend antisemitisme in West Europa en Nederland. Jammer genoeg komt Prosman op die actuele spits in het hele verdere boek niet terug.

Een tweede verrassing aan het begin van dit boek is Prosmans’ teruggrijpen op het werk van F.O. (Ted) van Gennep, ook uit de jaren tachtig. Als ik het goed zie, doet hij dat op twee manieren.

Van Gennep thematiseerde al, vanuit zijn voorliefde voor de Frankfurter Schule, de vraag: hoe ligt de verhouding: Verlichting – christelijke traditie – Auschwitz? Het boek van Prosman levert een  bijdrage aan de beantwoording van die vraagstelling. Prosman gaat mee met Zygmunt Bauman, die de these verdedigt dat ‘Auschwitz’ een noodzakelijk gevolg is geweest van de moderniteit. Tegenover de steeds weer opduikende stellingname dat de kerk – Luther – als hoofdschuldige van de Holocaust moet worden aangewezen, waarbij de Verlichting uit de wind gehouden wordt, ja wordt gesteld dat als men bij de thema’s van de Verlichting was gebleven de Shoah nooit had plaatsgevonden, stelt Bauman dat er met de moderniteit een noodzakelijk streven naar perfectie is ontstaan die de mens zijn verantwoordelijkheid in toenemende mate ontzegd heeft en die vroeg of laat wel moest leiden tot destructie en tot een catastrofe. Prosman volgt de analyse van Bauman ook, waar laatstgenoemde in zijn Liquid Modernity uit 2010 stelt dat de postmoderniteit, waarin God is doodverklaard en het gezag van de rede geknakt is, mensen weer op zichzelf terugwerpt. En daarvan is – bij alle onzekerheid en het besef dat de chaosmacht, de afgrond nooit ver weg – het positieve dan weer, dat onder invloed van de vrije markt ook de vrije keuze en de verantwoordelijkheid in de postmoderniteit weer komt te liggen waar hij dient te liggen: namelijk bij de mens zelf. Daarmee zijn overigens theologie en kerk nog niet van alle blaam gezuiverd. Prosman getroost zich veel moeite duidelijk te maken dat kerk en theologie hebben gefaald, dat de Holocaust in de theologie nooit echt is verwerkt en dat de de kerk, ook de Bekennende Kirche nauwelijks weende toen het oordeel over Isräel kwam.

Ook hier zou je kunnen zeggen, grijpt Prosman eigenlijk terug op Van Genneps De terugkeer van de verloren Vader. Op bladzijde 323 staat in Van Genneps magnum opus te lezen, hetgeen Prosman op bladzijde 11 citeert: ‘Het is toch op z’n minst merkwaardig te moeten constateren, dat de kerken in de eerste vijftien jaren na de Tweede Wereldoorlog een bloeitijd doormaakten en door de gebeurtenissen in Auschwitz wel geschokt, maar niet ontwricht en ontworteld werden’. Die verontwaardiging over het ‘wel geschokt, maar niet ontwricht en ontworteld’ lijkt Prosman tot de zijne te hebben gemaakt. Vrijwel op iedere bladzijde van zijn boek klinkt haast iets van ergernis door over het feit dat kerk en theologie, ook zeventig jaar na dato, nog op dezelfde, misschien wel geschokte maar niet ontwrichte wijze verder gaan. En of Prosman nu de historische achtergronden schetst van de Bekennende Kirche of meer systematisch-theologisch op zoek gaat naar de plaats die de holocaust in de theologie bij Moltmann, bij Van de Beek en anderen krijgt toebedeeld, het doet volgens Prosman allemaal geen of te weinig recht aan het unieke van de Holocaust, aan wat de Holocaust ten diepste behelst: namelijk een satanische poging om Israël buiten de geschiedenis te houden (252). Hoe indringend Prosman dat alles ook probeert te beschrijven, hoezeer hij de lezer ook opnieuw wil raken of shockeren – het overtuigt niet, gaandeweg gingen toon en opzet van het boek mij zelfs storen.

50 jaar therapie

De grootste makke van het boek vind ik, dat Prosman geen alternatief biedt. Het is zijn goed recht om op grond van een gekozen benadering allerlei pogingen die de Holocaust theologisch trachten te verwerken uiteindelijk af te wijzen. Ook wanneer je daarmee, vanuit je liefde voor Israël, tegelijk een stuk theologiegeschiedenis verwerpt – inclusief het daarin aangereikte begrip Shoah. Soms kan je daar goede redenen voor hebben. Maar wanneer je geen enkel alternatief biedt, niet een aanzet geeft of contouren tekent van hoe zo’n de holocaust verwerkende theologie er dan wél uit zou moeten zien, blijft je kritiek niet alleen een slag in de lucht maar moet je je de vraag durven stellen of de vergaande these – de holocaust is onverwerkt – wel houdbaar is.

Daarmee is niet gezegd dat het allemaal wel mee valt. Dat we geen spiegel meer nodig hebben om het sluimerend antisemitisme, ook in en onder ons, steeds weer in het oog te krijgen. Met Prosman zal ik blijven stellen dat we steeds weer opnieuw hebben te ontdekken dat ‘Auschwitz’ een onverteerbaar stukje geschiedenis is, ook voor kerk en theologie, en dat ook diegene die er al veel over heeft gehoord of gelezen, zich soms, met Job, ‘ alleen maar met open doodgeschreeuwde mond bovenop het gat van de stilte’ (Maurits Mok) bevinden, wanneer de ernst en omvang van dit lijden van Israël opnieuw tot hen doordringt. Maar verwerken, is dat niet juist steeds opnieuw ondergaan wat je niet ondergaan wilt maar de mens van de 20ste eeuw wel ondergaan moest?

In dat verband trof me dezer dagen het interview met voormalig hoofdredacteur van Het Nieuw Israëlisch Weekblad, rabbijn Tamara Benina. Ze werd geïntervieuwd onder andere bij de NPO en in dagblad Trouw. Ze vertelt: ‘Ik ben in een barak in Madjanek, bij het zien van de zoveelste foto van een kar vol uitgemergelde lijken, eens in huilen uitgebarsten: dit is de mate waarin ik word gehaat. Ik als jodin. Als ik zeg dat het een voorrecht is om jodin te zijn, dan is dat ook het resultaat van vijftig jaar therapie’ (Trouw 29/8/15).

Ik zeg het daarom niet met Prosman mee dat de Holocaust in kerk en theologie onverwerkt is. Maar dat verwerken een permanente opgave is en een Unvollendete zal blijven, en dat kerk en theologie daarbij ook geroepen worden naast de Shoah ook Kolyma, Golgotha en de dood van Aylan Kurdi te doordenken en te verwoorden in hun onderlinge samenhang, daarover zullen wij het vermoedelijk spoedig eens worden.

Peter Verbaan

 

Naar aanleiding van Ad Prosman: De onverwerkte holocaust – spiegel voor de kerk van nu (Boekencentrum 2015; € 24,90; 280 blz)