Onopgeefbaar verbonden

logoIdW

Het is altijd weer spannend als theologen zich uitspreken over concrete maatschappelijke of politieke zaken. Hoe leggen zij het verband tussen wat zij in de Schrift gehoord hebben en de misstand waar zij op willen wijzen? Om het kort door de bocht te zeggen. Leggen zij dan de Schrift uit of dient de Schrift hun inzicht? Buigen zij zich onder het Woord of buigen zij het Woord? Ik zal de eerste zijn, die toegeeft dat dat in mijn eigen carrière meermaals het geval geweest is. Buigen onder het gezag van de Schrift is lastig en druist vaak in tegen wat ons in een bepaalde situatie passend lijkt.

            Extra spannend wordt het als theologen zich bezighouden met de problematiek van het Midden-Oosten. Wat ligt er meer voor de hand om de situatie van Israël direct te betrekken op wat er in de bijbel over Israël gezegd wordt? De bijbel als profetie waar het in het hedendaagse conflict tussen Israël en de Palestijnen om gaat. Het is dan ook terecht als Bram Grandia in zijn artikelenreeks over zijn keuze voor de Palestijnse zaak daar beslist afstand van neemt. Zelf heb ik als het enigszins kon elk beroep op de Schrift vermeden als ik over het conflict in het Midden-Oosten sprak of schreef. Toch kan ook Grandia af en toe de verleiding niet weerstaan. Want zo schrijft hij “de associaties liggen zo voor de hand”. In dat verband schrijft hij een cruciale zin. Hij wordt woedend als hij van antisemitisme beschuldigd wordt als hij met een beroep op de joodse profeten profetische kritiek levert op de staat Israël. Ik laat dat nu even staan. Ik kom daar straks op terug.

Onopgeefbaar verbonden met wie?

Het betoog van Grandia loopt uit op een pleidooi de in de kerkorde opgeschreven zin over de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël te vervangen door onopgeefbare verbondenheid met een verscheurd land met een muur erdoor. Onopgeefbaar verbonden mag de solidariteit met de Palestijnen niet in de weg staan. De solidariteit van de kerk mag niet eenzijdig zijn. Zeker niet als het solidariteit met een land betekent dat zich “op dramatisch snelle wijze tot een gesegregeerde apartheidsstaat ontwikkelt”. In het conflict moet de kant van de Palestijnen gekozen worden, want het is geen ‘symmetrisch’ conflict. Het behoedzame zwijgen van de kerk als het om Palestijnen gaat, moet doorbroken worden. Daarom moet het genoemde artikel in de kerkorde als sta in de weg vervangen worden. Dit zou te overwegen zijn als Grandia’s opvatting van ‘onopgeefbaar verbonden’ correct is. Voor hem is het een kerkelijke vertaling van het ‘nooit meer Auschwitz’. Het is volgens hem – merkwaardige woord – “een bezweringsformule waarbij de kerk zegt: ‘Het behoort tot het hart van ons kerk-zijn dat we nooit, maar dan ook nooit meer het Joodse volk zullen laten vallen’”. Zeker, na WOII heeft er een intensieve bezinning binnen de kerk plaatsgevonden op de rol van de kerk en de theologie in de eeuwenlange Jodenvervolging, uitlopend op de holocaust. Toch is dat niet de doorslaggevende reden geweest het betreffende artikel in de kerkorde op te nemen.

Fundamenten en perspectieven

In het Hervormde belijdenisgeschrift Fundamenten en Perspectieven (1949) wordt voor het eerst Israël in de belijdenis van de kerk opgenomen. Een jaar later geeft K.H. Miskotte er in zijn boek De kern van de Zaak een uitgebreide toelichting op. Bij het betreffende artikel over Israël merkt hij op dat het noemen van Israël als nieuw element in de belijdenis het gevolg is van “een door de jongste geschiedenis ons opgedrongen oriëntatiepunt”. Daar voegt hij evenwel iets aan toe. Dat Israël in de belijdenis van de kerk hoort, is het gevolg van “een klaarder inzicht in het geheim van Israëls verkiezing als pars pro toto”. Om dat laatste gaat het mij. Het is niet een min of meer toevallige door de geschiedenis bepaalde oorzaak, dat Israël genoemd wordt. Het is om het anders te zeggen, geen keus van de mens, gemaakt onder de indruk van wat er gebeurd is. In dat geval is het in zekere zin, hoe gewichtig de oorzaak ook is, een arbitraire keus. Aanpassing zoals door Grandia gevraagd, is dan mogelijk. Zo is het met dit artikel evenwel niet. Het is geen keus van de mens. Israël hoort in de belijdenis, omdat het onverbrekelijk met de verkiezing van de God, die we in de kerk als Heer belijden, samenhangt. Wat we later in de geschiedenis zullen (her)ontdekken komt, stelt Miskotte, niet in mindering op wat hier beleden wordt. Met de God die we in Jezus Christus belijden, hangt onverbrekelijk het volk Israël samen. Wat de kerk “met de vocabel ‘God’ bedoelt, wordt zodoende met kracht weggetrokken uit de brede en fijne overwegingen betreffende Zijn Wezen”. Daarom is Israël de plaats “waar wij zien … hoe het stáát tussen God en mens”. Het is verleidelijk om door te gaan met citeren. De tekst van Miskotte, hoewel niet eenvoudig, geeft er alle aanleiding toe. Ik hoop dat deze paar aanduidingen voldoende zijn om mijn punt duidelijk te maken. Dat de kerk uitspreekt onverbrekelijk verbonden te zijn met Israël is geen menselijke en dus veranderbare keus. Het gaat om het onder woorden brengen van een keus die met de God die wij belijden samenhangt. Hem belijden zonder Israël is niet goed mogelijk. Dan gaat er iets mis. Dan kan het zomaar gebeuren dat we ondanks alle mooie woorden het niet meer over de God van de bijbel de Vader van Jezus Christus hebben. Waar dat in de kerk gebeurt, moet de dogmatiek wakker worden.

Terughoudendheid

Ik zal de eerste zijn die toegeeft dat deze onverbrekelijk verbinding tussen God en Israël ons voor enorme uitdagingen stelt. Want wat is Israël? Is het een religie, het land, het volk, de staat? De kerk laat dat in het betreffende artikel in het midden. Zij spreekt over het volk Israël. Dat is voor Grandia te weinig, ja zelfs gevaarlijk, want wordt dan ook niet de in zijn ogen apartheidsstaat geïmpliceerd? Hoe kan je daar nu onverbrekelijk verbonden mee zijn? Ik zie het probleem, maar steun toch de uitleg van de kerk. Wie tot Israël behoort is niet aan de kerk om te bepalen. Dat is een inzicht dat de kerk na eeuwenlange vervolging geleerd heeft. De kern van discriminatie en antisemitisme is, dat buitenstaanders bepalen wat de kern van jouw bestaan is. Zij weten het beter dan jij zelf en beroepen zich daarbij op jouw eigen geschriften en bronnen. Dat dat op een woedende reactie van de betrokkenen leidt, mag dan ook niet verwonderen.

Spiegel en boemerang  

Betekent dat dan dat alles wat Israël doet en laat buiten de kritiek staat? Nee natuurlijk niet. Dat is niet de inzet van mijn kritiek op Grandia. Wat ik van hem en anderen vraag, is om zich met de kerk te buigen onder de belijdenis, hoe lastig dat ook is. Concreet betekent dat, dat hij als hij als theoloog over het conflict in het Midden-Oosten wil spreken, zich rekenschap aflegt van de God die onverbrekelijk met Israël verbonden is. Zij zijn en blijven zijn geliefden ook als zij ongehoorzaam zijn. Om dat enigszins te verduidelijken sluit is af met een citaat uit de toelichting van Miskotte, dat mij in dit kader in het bijzonder trof. “Israël is in heel zijn bittere werkelijkheid toch slechts een ‘spiegel’, waarin wij onszelf aanschouwen, onze onwil en onze onmacht”. Ja, in heel zijn bittere werkelijkheid, als religie, als volk, als land én als staat. Betekent dat in onze dagen ook niet dat wij in Israëls optreden onze eigen onwil zien om met wat en wie ons vreemd is samen te leven? Betekent het ook niet het onderkennen van onze onmacht om met de ander in vrede te leven, onze onmacht die zich uit door een overmacht aan geweld en machtsmiddelen? Aan de geweldloze strijd daartegen hebben we onze handen vol aan. Solidariteit met Israël is om dat in gedachten te houden en op basis daarvan het gesprek aan te gaan. Wie Israël oordeelt, bedenke, dat dat oordeel als een boemerang naar hemzelf terugkeert. Die wetenschap maakt mij terughoudend om al te hard over Israël te oordelen. Die wetenschap maakt mij ook bevreesd voor de toekomst. Het oordeel over deze ongehoorzaamheid is niet onwaarschijnlijk. Of Israël het volhoudt, is een grote zorg, maar als het oordeel komt, is het een troost te weten dat Hij zijn volk niet laat vallen. Als dat gebeurt, hoop ik in dat oordeel met deze troost aan de kant van Israël gevonden te worden. Want met Israël ben ik onopgeefbaar verbonden, niet omdat ik het wil, maar omdat Hij het wil in wie ik geloof.  Zover is het goddank nog niet. Er is ons nog tijd gegeven. Ik vind het daarom nog niet zo gek, dat de kerk het liefst projecten steunt waarin Israëli’s en Palestijnen hand in hand optrekken.

At Polhuis

Het relaas van Bram Grandia is tegen betaling van 6,50 euro op te vragen op de site www.zingevingenmedia.nl. De helft van de bijdrage gaat naar de Tent of Nations om nieuwe olijfbomen te kopen.

 In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 1. 8 januari 2022