Onbetamelijk theologiseren: een Bethanië-paradigma.

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Essay over lichamelijkheid, heelheid en transgender-zijn

‘Waarom voel je je geroepen tot het ambt in de kerk?’, zo werd gevraagd aan een vriendin van me. Zij antwoordde: ‘Ik voel mij geroepen voor Bethanië, niet voor Jeruzalem.’ Bethanië, wat ‘huis der armen’ of ‘huis van ellende’ betekent, is een dorp op ca. vijf kilometer ten oosten van Jeruzalem. Volgens Qumran-teksten is het dorp speciaal voor deze groepen mensen gebouwd, voor de armen, voor de zieken, om voor hen te kunnen zorgen. Daarmee konden de religieuze leiders deze mensen tevens buiten de heilige stad houden, buiten de tempel, buiten het hart van de Joodse religie. In deze ellendige stad was Jezus vaak te vinden. Hij logeerde bij Maria, Martha en Lazarus, had blijkbaar affiniteit met deze mensen. Jezus verkoos het contact met de zieken en de armen in het ‘huis van ellende’ boven de bestaande paradigma’s van de theologie van zijn tijd. Hij verkoos de modderpoel van ellende, en haar geleefde werkelijkheid, boven de ivoren toren van Jeruzalem.

In mijn studie, in mijn toekomstig predikantschap hoop ik dat ik een thuis mag vinden in het Bethanië van nu. Dat ik stemmen mag horen uit de periferie, de rand van de kerk. Stemmen die mijn vastgeroeste denken en spreken over God bevragen.

Het spreken over transgenderpersonen, in cultuur, maatschappij, maar met name in kerk en theologie, vraagt ook om een verandering van paradigma’s. Teveel theologen en predikanten spreken met oprechte intentie vanuit hun ivoren toren in Jeruzalem. Zij spreken vanuit de dogmatiek van de scheppingsorde, of andere wetenschappelijke disciplines zoals ‘de biologie’, over een binaire ordelijke wereld die voorbijgaat aan geleefde werkelijkheid in Bethanië. Voorbij aan de complexiteit en diversiteit van Gods schepping. In dit essay hoop ik een begin te maken voor een nieuw paradigma. Een paradigma dat lef toont en naar Bethanië toe beweegt. Een paradigma dat ten dienste komt van transgenderpersonen, in plaats van een paradigma dat hun bestaan impliciet of expliciet in twijfel trekt. Een dergelijk nieuw paradigma hoef ik niet te ontwikkelen; het bestaat al. Veel theologen hebben de afgelopen decennia geschreven over gender, seksualiteit, lichamelijkheid en andere maatschappelijke vraagstukken die door de theologie van Jeruzalem als ‘onbetamelijk’ worden beschouwd en liever op de achtergrond geplaatst. In het nu volgende ga ik te rade bij Elisabeth Moltmann-Wendel en Marcella Althaus-Reid, theologen die wat mij betreft niet vaak genoeg genoemd kunnen worden, temeer omdat zij voor het grote christelijke publiek onbekend zijn. In zekere zin behoren zij tot de periferie van de kerk. Het zijn denkers die mij inspireren, confronteren en verrijken in mijn denken en spreken over mijn eigen positionaliteit, als theoloog en transpersoon.

Heelheid, lichamelijkheid en onbetamelijk theologiseren

De genoemde theologen hebben verschillende vertrekpunten. Waar Moltmann-Wendel schrijft over een herontdekking en mogelijke herwaardering van lichamelijkheid, waarvoor ze een basis vindt in Jezus’ doen en handelen op aarde, daar kiest Althaus-Reid voor een provocerende aanpak, door midden in de praktijk te staan die door sommige theologen wordt afgekeurd of ‘onbetamelijk’ wordt gevonden.

Moltmann-Wendel beschrijft in haar boek Mijn lichaam ben ik de noodzaak tot niet alleen een herontdekking, maar ook een herwaardering van lichamelijkheid. Om het lichaam te kunnen herontdekken, moeten wij ons bezinnen op het idee van ‘heelheid’. Heelheid is een haast vreemd begrip in de westerse theologie. Al sinds Augustinus wordt ons lichaam uitgespeeld tegenover onze ziel. Het westerse dualisme heeft lange tijd doen geloven dat de ziel goed is en redding waardig, maar ons lichaam de oorzaak van al het slechte en onbetrouwbare. Moltmann-Wendel ageert hiertegen en stelt dat Jezus niet enkel op aarde was voor ons zielenheil. Nee, hij bekommerde zich evenzeer om het fysieke en lichamelijke welzijn van de mensen om hem heen. Hij gaf om de heelheid van ons mensen. Niet om onze perfectie, maar om de hoop op genezing. Jezus spiegelt een leven voor dat het nare en moeilijke niet bedekt, maar een leven dat onze wonden aanraakt. Een lichamelijke werkelijkheid, die helend werkt in het hier en nu. Zelf stond Jezus daar niet buiten. De Opgestane liet zich ook aanraken, hij liet zijn wonden voelen. Alsof het niet bijzonder genoeg was dat het hemelse lichaam van Jezus nog littekens draagt, mogen deze littekens aangeraakt worden. Thomas beroert de littekens van Jezus, met zijn vingers. Jezus verwonde lichaam wordt gestreeld.

Mogelijk vindt u het ongepast om woorden als ‘beroeren’ en ‘strelen’ te gebruiken, als het gaat om Jezus’ lichaam. U en ik zijn het gewend om zo over een seksuele dimensie van lichamelijkheid te lezen, maar niet als het gaat over Jezus’ lichaam. En dat is precies het punt dat Althaus-Reid maakt in haar boek Indecent Theology. Zij stelt dat iedere theologie bewuste of onbewuste seksuele en politieke vooronderstellingen en praktijken bevat. Omdat deze vooronderstellingen vaak onbewust zijn, kiest zij het andere uiterste als beginpunt, namelijk de geleefde ervaring, inclusief de seksuele, van de meest gemarginaliseerde mensen in haar context. Ze zoekt het ongepaste op, dat wat onbetamelijk bevonden wordt, om vervolgens te onderzoeken wat zij daar over God kan leren. Hoewel ik mijzelf en andere transpersonen niet verder wil marginaliseren dan van buitenaf al gedaan wordt, bieden deze noties van Moltmann-Wendel en Althaus-Reid mij een aanzet voor een nieuw paradigma in het spreken en denken over transpersonen. Een Bethanië-paradigma, op grond van een andere visie op lichamelijkheid, en met de geleefde realiteit als vertrekpunt.

Onbetamelijk theologiseren en transgender lichamen

Het moge duidelijk zijn dat transgenderpersonen in de protestants-christelijke traditie zich in Bethanië bevinden. Er wordt bediscussieerd wat wij wel en niet mogen, waar wij wel en niet welkom zijn. Moltmann-Wendel en Althaus-Reid nodigen ons uit om over God te leren vanuit de marge, vanuit dat wat onbetamelijk is. Zojuist raakte ik al aan het verhaal van de ongelovige Thomas. Hij die niet werkelijk geloofde dat Jezus waarlijk was opgestaan. Hij die de wonden van Jezus wilde voelen voordat hij het kon geloven. Jezus’ opgestane lichaam had littekens, had wonden. Mij is vaak gevraagd hoe ik mijn keuze om ook in medische transitie te gaan kon rijmen met mijn geloof. Dit verhaal heeft daarbij geholpen, want dit verhaal gaat in tegen de schijntegenstelling van lichaam en geest. Christus’ opgestane lichaam kent littekens die niet weggeveegd hoeven te worden. Christus’ lichaam hoefde niet perfect te zijn, hij was heel ín die gebrokenheid, heel vanuit de langzame genezing, zichtbaar in de littekens. Christus was heel, door de aandacht en liefde die zijn vrienden voor hem hadden, door het feit dat Thomas zijn littekens aan durfde en aan mocht raken – de nabijheid die dit uitstraalt. Dit verhaal heelt mij, lichamelijk en geestelijk. Als Christus zich niet hoeft te schamen voor zijn littekens, als zij aangeraakt mogen worden, dan hoef ik mij ook niet te schamen voor mijn littekens; ook mijn littekens mogen de nabijheid van een strelende hand kennen, ook en misschien wel juist na een medische transitie.

Hoe nu verder?

Hoe vervolgt zich het gesprek over maatschappij, kerk en genderdiversiteit? Ik zou willen stellen dat de theologische noties van heelheid en lichamelijkheid en de methodologie van onbetamelijke theologie vragen om een vervolg. Ik heb geschetst hoe ik mij tot deze noties verhoud, tot deze methodologie, maar ze vragen evengoed persoonlijke doordenking aan de kant van de lezer van dit verhaal. Mijn lichamelijkheid als een transgenderpersoon is iets waar u, lezer, zich gemakkelijk van kunt distantiëren, het is immers niet uw lichaam, of uw diagnose. Het gesprek zou daar dus al kunnen ophouden. Toch zou ik u willen uitdagen deze noties als uitnodiging te zien. Of, stelliger nog: zij doen een beroep op u. Mocht genderdiversiteit een onderwerp zijn waar u in uw context op stuit, gaat dat ongetwijfeld gepaard met dilemma’s en vragen. Daar voeg ik graag enkele vragen aan toe, die behulpzaam willen zijn in het afdalen uit de ivoren toren van Jeruzalem. Zoals: Hoe is dualistisch denken over lichaam en geest in uw leven te zien? Waar zitten uw littekens, en waar heb jij heling in nodig? Waar voel je dat, in de onderbuik, in je hoofd, ergens anders? Pas als je het zelf aandurft om deze vragen aan te gaan, om ze te doorleven; pas als je zelf onderwerp durft te worden van een klein persoonlijk onbetamelijk theologisch onderzoek, pas dan kunnen we samen wandelend in gesprek over de geleefde werkelijkheid van Bethanië.

Noud Fortuin

Noud Fortuin is predikant/geestelijk verzorger in opleiding bij de PThU

Florentino Garcia Martinez, Wilfred G.E. Watson, The Dead Sea Scrolls Translated:

The Qumran Texts in English, 2nd ed., Leiden 2007 (manuscript 11Q20.13)

Elisabeth Moltmann-Wendel, Mijn lichaam ben ik: de herontdekking van lichamelijkheid

Baarn 1994

Marcella Althaus-Reid, Indecent Theology, London 2000

 

In de waagschaal, nr. 4, 30 maart 2024