Omstreden erfgoed

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)De moderniteit vergat het verleden, het ging om de toekomst. Paul Connerton beschrijft in How modernity forgets (2009) hoe alles in het teken stond van dynamiek, versnelling, verandering. Maar herinnering vraagt stabiliteit, zoals Frances Yates betoogt in De geheugenkunst (1988), aldus Connerton. Vervolgens kwam de postmoderniteit en werd er weer herinnerd, kwam er aandacht voor geschiedenis en traditie. Er werden zelfs wijken gebouwd naar middeleeuws model, met grachten en pleinen. Of was dat een schijnvertoning? Namaak? Kitsch? Intussen zette de secularisatie – ook nog versneld – door en verloren veel kerkgebouwen hun religieuze functie. Welke betekenis hadden ze nog? Waren het tekens uit de geschiedenis om trots op te zijn? Of maakte de secularisatie ze tot ‘omstreden’ erfgoed, omdat dat ‘dwaze geloof’ was achterhaald?

Vanuit de rijksoverheid werd het project Toekomst Religieus Erfgoed gestart. De gemeentelijke overheden gingen kerkenvisies opstellen om beleid uit te stippelen hoe met kerkgebouwen om te gaan. Welke moesten uit monumentaal oogpunt worden behouden, welke andere functies konden er worden ondergebracht, los van de kerkelijke functie? Kerkgebouwen werden historische bakens, herkenningspunten, ze werden common good, bezit van de gehele samenleving, visueel eigendom van iedereen, onderdeel van het collectief geheugen. Daarnaast: veel mensen hadden een emotionele binding met kerkgebouwen. Ze waren er gedoopt, getrouwd, hadden er hun kerkdiensten gevierd en elkaar na de dienst ontmoet. Ze koesterden dierbare herinneringen aan die gebouwen. En uitstijgend boven dat individuele: in veel van die gebouwen hadden historische gebeurtenissen plaatsgevonden, soms lagen er zeehelden begraven in praalgraven.

Op initiatief van het Catharijne Convent ontstond Het grootste museum van Nederland: een verzameling monumentale kerkgebouwen, vol met meubilair, met glas in lood, met beelden en afbeeldingen, die hun deuren openden als toeristische attractie.

Erfgoedvisie

De geijkte erfgoedbenadering was in de 19de eeuw ontstaan. Een gebouw is een monument als het iets representeert: een bouwkundige stijl, bijzondere architectuur, het oeuvre van een bekend architect. Streven was het gebouw te behouden zoals het was. Gaafheid was criterium, van ruïnes houden we niet in Nederland. Maar misschien had de 21ste eeuw toch een andere benadering nodig? Zou je een monumentaal gebouw ook gedeeltelijk kunnen herontwerpen? De erfgoedfunctie terugbrengen tot bepaalde karakteristieke, historische componenten, zodat er vrijheid ontstaat om een gebouw te veranderen en aan te passen aan de tijd en nieuwe functies? En was zo’n monumentaal gebouw ook niet vooral onderdeel van een stadsdeel, stadsplattegrond of – beschermd – stadsgezicht? Misschien was grotere betrokkenheid nodig: toe-eigening van een gebouw door de samenleving, betrokkenheid van bewoners en gebruikers door kwalitatief onderzoek onder de bevolking. Welke betekenis heeft dit gebouw als méér dan een monument door deskundigen met een voornamelijk kunsthistorische blik op een officiële lijst geplaatst? Socioloog Hartmut Rosa meent: we zijn resonantiewezens, er moet tussen ons en die gebouwen iets resoneren.

Andere interpretaties stellen, dat erfgoed een bepaalde ‘geest’ ademt, iets spiritueels of zelfs spectraals heeft. Bijvoorbeeld de oude Philipsgebouwen in Eindhoven, die de geest van het industrialisme ademen, maar nu zijn gereconstrueerd ten dienste van de creatieve economie, die daar toch een soort verwantschap mee heeft. De geest van de moderniteit omgezet in die van de postindustriële samenleving. Welke geest vertegenwoordigden historische kerkgebouwen? Hier moeten we misschien wel de verleiding weerstaan om té spiritueel of té spectraal te worden. We citeren nu alleen romancier Pascal Mercier (Nachttrein naar Lissabon): ‘Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven. Ik heb hun schoonheid en verhevenheid nodig. Ik heb hun gebiedend zwijgen nodig. (…) Ik wil het bruisende geluid van het orgel horen. (…) Ik wil mezelf hullen in de bittere kou die in de kerken hangt.’

Kolonialisme

Intussen kwam er een andere dimensie van de geschiedenis om de hoek kijken, de lange duur van westerse overheersing, van kolonialisme, van slavernij. Erfgoed kwam in een nieuw perspectief te staan. Beelden raakten omstreden. Kleefde er misschien bloed aan de handen van die zeehelden ter ere van wie een monument was opgericht? Het beruchte paneel op de Gouden Koets werd tegen de muur gezet, zodat het niet zichtbaar was. Het was een dimensie van de geschiedenis die ook de kerk raakte, dus werden projecten gestart om de rol van de kerk in kolonialisme en slavernij te onderzoeken. Er volgden excuses, zoals past bij een schuldcultuur. Langzaam rees het besef, dat die dimensie ook de gebouwen en hun inhoud zou kunnen raken. Sommige objecten waren met koloniaal geld gebouwd. Glas in loodramen raakten omstreden omdat er een zeeheld in prijkte. Op afbeeldingen in kerken waren slaven te zien die gekerstend moesten worden. De Grote Kerk in Dordrecht deed in de krant verslag, dat men zich realiseerde, dat preekstoel en avondmaalservies met slavernijgeld waren betaald, een ‘ongemakkelijke waarheid’. De betreffende kerkrentmeester gaf aan zich echter niet ongemakkelijk te voelen bij het gebruik van dat servies: ‘op dat moment belijden we hier ons geloof, niet ons historisch besef’ (Trouw, 5 april 2023).

 

Omstreden erfgoed en KNAW

De thematiek van het ‘omstreden erfgoed’ raakt de kerk, een onderwerp dat in de Anglicaanse kerk al had geleid tot een handleiding voor plaatselijke gemeenten: Contested Heritage. Hebben wij in onze kerk omstreden erfgoed? En zo ja, hoe staan we er tegenover? Een handleiding, niet om de gemeente woke te maken, wel om althans aan het onderwerp aandacht te hebben besteed. In Engeland zeker geen overbodige luxe, waar het overgrote deel van het gebouwd erfgoed eigendom is van de Anglicaanse kerk en kerkgebouwen vol staan met historische objecten. In Nederland kwam de bezinning slechts langzaam op gang, prioriteit had – niet ten onrechte – de ‘bittere kou’: hoe brengen we het energiegebruik terug in die kolossale kerkruimten? Alsmede het orgel als klinkend erfgoed.

In de Grote Kerk Dordrecht speelde het onderwerp dus wel en zocht men bijvoorbeeld een oplossing in het aanbrengen van een tekstbordje met het ‘historische narratief’ van een omstreden object. Is dat de oplossing? In het hierna volgende artikel spreekt kerkhistoricus Paul van Geest zijn twijfel uit. De kerk is geen museale, maar een sacrale ruimte. Van Geest was lid van de commissie Omstreden erfgoed van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW). Deze commissie stelde een rapport samen onder de titel Wankele sokkels. Omstreden erfgoed in de openbare ruimte. Van Geest schrijft voor de lezers van ‘In de waagschaal’ over de achtergrond van zijn inbreng in die commissie, speciaal ten aanzien van religieus erfgoed. Ook geeft hij in het kort der hoofdpunten van het rapport weer. Een term die dit oplevert is ‘herinneringslandschap’. Is een monumentaal kerkgebouw ook zo’n landschap, waar erfgoed – zoals Van Geest stelt – een evenwicht van extremen vertegenwoordigt?

Kees Doevendans

In de Waagschaal, nr. 2, 3 februari 2024