Om terug te komen op Mans Miskotte

logoIdW

 

Bij de uitvaart van Mans Miskotte op zaterdag 23 juli in de Thomaskerk gingen mijn gedachten naar zijn boek Pastor en Profeet, dat verscheen in 1992. Het was zijn eersteling na de benoeming tot hoogleraar Praktische Theologie aan de Universiteit van Amsterdam en het is mijn lievelingsboek geworden. Mans Miskotte bood in zijn geschrift een verwerking aan van zijn ervaringen in het pastoraat in de tijd van de polarisatie in de jaren zeventig en tachtig. De kerken hadden min of meer partij gekozen in de discussie over de bewapeningswedloop en dat leidde tot bittere gesprekken in de gemeente. De spanningen in het ‘wereldhuis’ laaiden op in de ‘huiskamer’ en pastores wisten niet altijd goed raad met hun rol. Het leidde tot onherstelbare verwijdering en breuken. Mans doorlichtte de situatie. Hij hield de beide polen van de communicatieve pastor en de maatschappijkritische profeet uiteen en hij wist ze met elkaar te verbinden. Dat alles deed hij in een betoog dat als een golvend gewaad steeds weer anders viel en nooit tot verstarring leidde. Het was een verademing om het te lezen. Terwijl ik tijdens de kerkdienst in gedachten dit boek in handen hield, vertederd, nostalgisch en een beetje verdrietig, mijmerend over deze oudere tijdgenoot, gebeurde er iets opmerkelijks. Ik besefte dat zijn boek zich in deze tijd opnieuw aanbiedt. Veel voorgangers zijn verlegen met hun positie in het maatschappelijk debat. Ze onderkennen het gevaar van het populaire nationalisme als reactie op globalisering, migratie en terreur, maar ze weten niet goed hoe ze dat in een pastoraal gesprek moeten aankaarten. In die verlegenheid schaft Pastor en Profeet raad. Wie de tijd neemt om het laatste hoofdstuk rustig tot zich te nemen – laat dat eens een ochtend kosten –, krijgt ruimte en wordt strijdbaar zonder af te gaan als een ridder van de droevige figuur.

Het begint ermee – en dat is meteen even slikken –, dat pastores worden opgeroepen om niet te wachten tot iemand om aandacht vraagt, maar om zelf huisbezoek aan te bieden. Daarbij moet men dan het gesprek over de maatschappelijke en politieke problemen niet uit de weg gaan. Dat is immers de oorspronkelijke bedoeling van het protestantse huisbezoek. Het gaat uit van doop en avondmaal en het wil mensen leren om een houding te zoeken in de eigentijdse problemen. Het gaat primair om aangeboden huisbezoek. Daarmee ging Mans Miskotte ook toen al in tegen de gewoonte om pastoraat te beperken tot hulp op verzoek, in tijden van persoonlijke nood. Aangeboden huisbezoek lijkt een ongelooflijke luxe en een enorme aanslag op de tijd. Toch wordt hier ingezet.

Het vraagt vervolgens aan de bezoekende pastores om zich bewust te maken in welk theologisch spanningsveld zij zich bevinden. Om het overzichtelijk te maken, stelle men zich een driehoek voor. In de ene hoek bevindt men zich bij de eigen theologische overtuiging. Voor Mans Miskotte was dat zijn herkomst uit de dialektische theologie. In de andere hoek bevindt zich de bagage van het pastoraat, de oefening in communicatie. Dat werd in die dagen met name geleerd in de Klinische Pastorale Vorming, terwijl het contextueel pastoraat van Nagy zich aankondigde door het werk van Hanneke Meulink en Aat van Rhijn. De derde hoek is het meest oproerig. Daar wordt het maatschappelijke en politieke verzet gevoed tegen de verziekende macht van instellingen en van partijleuzen. Dat is dus de hoek van de profeten.

Nu is het de kunst om beweeglijk te blijven tussen deze drie posities. Een volstrekte vereenzelviging met één van deze posities, theologisch, communicatief of profetisch, blokkeert het gesprek. Wanneer men zich echter bewust is van deze ruimte kan men zich zelf en de ander de vrijheid geven om elkaar te ontmoeten. Het is niet raadzaam om zich terug te trekken in de eigen theologische overtuiging en het is evenmin zinvol om de pastor te dwingen geheel en al profeet te worden of omgekeerd. Mans Miskotte rekent op een theoloog die in de ontmoeting zó goed de communicatie bewaakt dat het gesprek niet bezwijkt onder de profetische aandrift. Een pastor die een beetje profeet is, doet al heel veel.

Met een zachtzinnige en toch vastberaden pen schreef Mans Miskotte het laatste hoofdstuk van dit boek: ‘Communiceren onder spanning’. Dat moet je lezen om de bekoring ervan te leren kennen. Hij beschrijft hoezeer het pastorale gesprek gediend is met geduld, dat anders is dan gelatenheid, maar eerder een verkapt, trappelend ongeduld moet zijn. Hij geeft aan hoe men de weerstanden kan peilen die in het gesprek opkomen en hoe men alert moet zijn op plotseling oplaaiende agressie, die bij beide gesprekspartners een rol speelt. Hij wijst vooral op de subtiele taak om zowel bij de bijbelse taal als bij de ander te blijven. Maar na deze pastorale aanbevelingen, wendt hij de steven en gaat richting de profetische houding. Dat doet hij met ingehouden kracht. Wie profetisch wil spreken, zal eerst een diagnose moeten stellen van de beelden van God en van zich zelf, die de gesprekspartners ieder voor zich meebrengen. Wanneer men in de loop van het gesprek het aandurft om de ander te confronteren met de eigen overtuiging, dan zal dat in kritische solidariteit moeten gebeuren, waarbij duidelijk moet zijn dat ieder een eigen roeping heeft. Er kan geen sprake zijn van eenrichtingverkeer. En uiteindelijk mag de communicatie en de profetie nooit tegen elkaar worden uitgespeeld. “Het zal erom gaan de bevrijdende praxis te enten op exact en toegewijd communiceren” (206).

Men realisere zich hoe dansant Mans Miskotte zich bewoog in het toenmalig theologisch discours. Hij had dat reeds gedemonstreerd in zijn inaugurele rede. Hij kende de hoon van de maatschappij-kritische studenten die maar al te gauw geneigd waren om pastoraat te beschouwen als ‘maatschappijbevestigende theevisite’ en hij kende de empirische wending in de praktische theologie waarbij dogmatische bezinning maar al te gauw een ondergeschikte rol kreeg. ‘Pastoraat en profetie kussen elkaar niet zo gauw’ zei hij met een elegante buiging naar Psalm 85:11. Vervolgens wendde hij zich tot Rudolph Bohren die in zijn studie van Thurneysen noteerde dat deze vriend van Barth als profeet begon, maar in de loop van zijn leven steeds meer pastor werd. Bohren wilde deze ontwikkeling keren. Profetie moest weer voorop gaan. Hij had zijn boek dan ook onder de titel gezet ‘Prophetie und Seelsorge’. Maar Mans Miskotte keerde deze omkeer weer om en laat in de titel van zijn boek de Pastor voorop gaan. Waarom? Omdat hij wil aantonen dat juist het klassieke pastoraat, het huisbezoek, de weg opent naar profetisch optreden! Tegelijk wil hij voorkomen dat het huisbezoek overvraagd wordt. Een klein begin van profetie doet in het gesprek al wonderen.

Het betoog van Mans Miskotte is gedrenkt in verwijzingen en citaten uit zijn rijke leeservaring en toch klinkt het nergens gewichtig. De toon is licht. Hij schrijft zoals hij zelf verscheen, in die onnavolgbare, wendbare gestalte. Waar hij verscheen, verscheen tegelijk een glimlach op het gezicht van wie hem zagen. Hij was van binnenuit een geestig en sociaal mens en het was intens verdrietig om hem te zien wanneer hij was overmeesterd door bekommernis. Nooit zag ik hem zo verslagen als toen hij in de poort van het ziekenhuis stond waar hij ooit als jongetje levend uit gekomen was, terwijl zijn moeder en zus er moesten achterblijven. Als hij er over sprak, klonk zijn stem als die van die jongen.

Hij was veel meer dan alleen dit éne boek over pastoraat. Hij had een wijde blik en putte uit een omvangrijke bibliotheek en dat liet hij meteen in zijn dissertatie weten. Het bleek mij later dat hij aangrijpende herinneringen koesterde uit de jaren in en na de wereldoorlog. Hij kon er artikelen over schrijven die je niet dan met grote ontroering kon lezen. Hij had ook zijn dromen. Zijn laatste onderzoek bracht hem zelfs naar de andere zijde van de wereld, Nieuw Zeeland, waar hij de milieudiscussie wilde onderzoeken. Bovenal was hij er trots op dat hij de last van de erfenis van zijn vader had verwerkt zonder er zelf onder door te gaan. Zijn sprankelende boek over K.H. Miskotte was er het bewijs van, om nog maar te zwijgen van zijn grote inzet voor de uitgave van zijn vaders dagboeken. Maar tegelijk genoot hij van het feit dat hij één domein van de cultuur had leren kennen die voor zijn vader gesloten gebleven was: de jazz. En daar wist hij dan weer alles van. Zeker, hij was veel meer dan dat éne boek over pastoraat, maar in dit boek trad hij op in functie, in een functie die inmiddels niet meer bestaat: hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk. In die functie zette hij zijn kennis en ervaring in voor het werk van de predikanten in de protestantse gemeente. Hij deed dat als iemand die zelf op zijn manier die kar getrokken had. Niet van bovenaf belerend, maar als één van hen. Die nalatenschap, die nu ineens hoogst actueel blijkt te zijn, zij ons tot zegen. Het is tijd om terug te komen op Mans Miskotte.

Maarten den Dulk

Dr M. den Dulk is em. predikant en was hoogleraar Praktische Theologie in Leiden.