Nieuwe oerwoorden van het Bijbels ABC

logoIdW

 

Welke Bijbelse ‘oerwoorden’ vinden we tegenover de oerwoorden van onze huidige culturele situatie? We vervolgen de peiling onder theologische studenten (zie IdW 45/12). Wat zijn voor hen de kernwoorden van een nieuw Bijbels ABC?

‘Melden’. Wat mensen op z’n best in de Bijbel verwachten te vinden, aldus de studenten van het cursusjaar 2015-16, is een van de grote wijsheid-tradities van de mensheid, met de mythologische vormen die daar ooit nu eenmaal bij hoorden. Nu is er zeker ‘wijsheid in Israël’, ook wel als apart genre in de ‘geschriften’, de derde afdeling van de Hebreeuwse Bijbel, volgens Miskotte geschikt om ‘er in te komen’. Maar wat meer is, is toch dat deze wijsheid ons, als Thora, in onze mond en in ons hart is gelegd om haar te doen. Herkenbaar, zo heeft de narratieve theologie van de afgelopen decennia – bij Miskotte in zijn oriëntatie op Rosenzweigs ‘erzählende Philosophie’ al aanwezig – getoond, is de wijsheid in de vorm van het verhaal, dat naast het levensverhaal van een ieder van ons te leggen valt. Daarom, hoe dierbaar en gewichtig mijzelf het woord ‘leer’ ook geworden is, waarmee het ABC van 1941 inzet, in 2016 ligt het meer voor de hand in te zetten met safar, ‘vertellen’. Wel ligt in het Bijbelse verhaal ook altijd een ‘melding’ besloten: er valt iets te melden (hagid), iets te laten weten (hodi’a) en iets te laten horen (hisjmi’a). Dit verhaal onderscheidt zich namelijk te midden van alle verhalen, het vertelt iets wat zo elders niet te horen valt. Preken komt misschien in andere tradities op een bepaalde manier ook wel voor, zegt Miskotte in Om het levende Woord, maar kèrussein, het doen horen van de herautsroep dat het ongehoorde is geschied, toch alleen in het apostolaat vanuit Israël. Daar moeten we dan dus maar mee beginnen.

‘Namen’. Hoe zal echter het ‘zelf’ in ‘The age of Authenticity’, dat meer weet van zich uiten dan van ontvangen, kunnen horen? Kan het in de Bijbel meer vinden dan louter een spiegel voor de reflectie van het eigen zelf? Een zelf, dat zich voor onaantastbaar houdt omdat het in zijn recht meent te staan, en dat al chattend wel heel veel communiceert maar niet op voorhand zo dat het zich laat aanspreken: zal dat zelf de roep tot zich laten doordringen? Miskottes inzet bij de sjem, de Naam, wordt hier op nieuwe wijze acuut. En dan niet alleen de Godsnaam, hoewel het om deze draait, maar die ene Naam te midden van de namen der mensen. Een naam in Bijbelse zin is een identiteit, in zekere zin ook een authenticiteit, maar is dit op ex-centrische wijze, want het geheim ervan komt aan het licht in het verkeer tussen wezens van wie de naam geroepen wordt. Dit verkeer tussen namen schept een nieuwe wijze van omgang van binnen en buiten, maakt het mogelijk om dat van buiten zich van binnen eigen te maken en dat van binnen met buiten in gesprek te brengen. En het maakt het de afzonderlijke namen mogelijk, deel te nemen aan dat verhaal waarin die Ene zich kenbaar maakt en mensen inschakelt in het gebeuren waarin Hij het eerste woord heeft.

‘Verbond’. ‘Verbinding’ is een modewoord. En niet zonder reden, want sociale werelden en mentaliteiten drijven steeds verder uit elkaar, terwijl zich tegelijk de eenheid in steeds abstractere processen voltrekt. Wie in de Bijbel verbinding zoekt, wat denkt hij te vinden, en wat zal hij vinden? Het woord dient zich snel aan: berit, verbond. Maar dat valt even snel mis te verstaan. Het alternatief van onze tijd lijkt te zijn: óf globalisering, dat is een abstracte algemeenheid zonder eigenheid, óf een identiteitspolitiek waarin men terugvalt op eigen natie, eigen taal, eigen ras en gewoonte eerder tegen dan met de anderen. Het Bijbelse verbond valt niet onder dit alternatief te scharen. Het rust eenzijdig (ABC 1966, 10-7) op die Ene, het zegt iets over die Naam, die een Verbonds-god wil zijn. Het is bezegeld met het bloed, vergoten voor allen. Het verbindt allen die in het verborgene in de wil van de Naam begrepen en in de vertelbare geschiedenis van de Naam elk met een heel eigen rol opgenomen zijn. Het is naar zijn aard altijd een nieuw verbond, niet in welk sociologisch gemeenschapsmodel ook te vangen, en het is daarom bij machte te verbinden wie uit zichzelf niets met elkaar van doen dachten te hebben.

‘Geest’. Spiritualiteit is ‘in’. Ik merkte al op: veel minder hoor je de vraag welke spiritus de innerlijke bezinning dan drijft. ‘Wer biblisch in der Vollmacht steht, hat erst die Ruach erfahren, dann den Dabar empfangen‘, zegt Martin Buber. Er klinkt een roep, je ervaart de geest (roeach) die je komt aanwaaien, je haalt daarmee adem om te spreken (davar), en ja: je hebt de volmacht om te spreken. De studenten van het collegejaar 2013-14 stelden voor, een nieuw ABC met een hoofdstuk Geest in te zetten. Het eerste wat een mens die zoekt zichzelf te ontplooien bijbels gesproken ervaren mag, ontvangen mag, is dat er een Geest is die mét zijn eigen geest getuigt, en zijn zelfontplooiing opneemt, meeneemt, zuivert, voortdrijft (vgl. ABC 1966, 10-10). Het Woord, dat in het ABC van 1941 domineerde, komt dan op de adem van de Geest wel mee.

‘Erbarmen’. Maar, merken studenten op, die in hun omgeving vrienden zich zien losmaken uit de zogeheten rechterzijde van de gereformeerde gezindte waarin zij socialiseerden: hoe kan de Geest zich verbinden met het zelf wanneer dat zelf van de Bijbel niets te verwachten heeft dan somberheid, aanvechting, zelfontkenning en zelfverloochening? Goede vraag. Hier kan een nieuw ABC niet om heen. Waar gaat het in de gereformeerde leer om? Om de kavod, de Heerlijkheid van de Naam. Deze heerlijkheid, zegt Miskotte (ABC 1966, 11-10), dat is een stralende verschijning in de tijd. Ze blijkt in de geschiedenis van de verbondsdaden. En die daden zijn een en al ontferming. Dáárom is deze God vrij in Zijn liefde, omdat hij louter ‘onverdiende barmhartigheid’ wil bewijzen aan de zijnen, aldus Calvijn. Het gaat dus om wat Hem beweegt in zijn rechamim (ingewanden), waar telkens weer de laatsten de eersten zijn. Er is een politieke partij, die compassie tot haar kern heeft verklaard. Weet ze wat ze zegt? Adam Smith meende te weten dat compassie een goddelijk prerogatief is, dat in het morele en economische leven van mensen niet door te voeren valt. Is de mens wel bij machte, barmhartigheid te bewijzen? Enige somberheid daarover te betrachten is geen onzin. En toch kan deze het laatste woord niet zijn, wanneer ook deze Godsnaam een zich bewijzende Naam is.

‘Onstraffelijk bloed’. Ondertussen ervaren velen de Bijbel allerminst als een boek van goddelijke compassie. Veeleer schrikken zij, óók in de gemeente, van het vele geweld: in de oorlogen van de profetenboeken, in de beschrijving van de offerpraktijken, in het verhaal van de Apocalyps, in dat van het kruis niet te vergeten. Een Bijbels ABC voor onze dagen kan daar niet omheen. Het bloed van Abel, de schuldeloze, schreeuwt van de akker, en de onverdiende barmhartigheid van de Naam, die zich als uniek gebeuren voltrekt in deze onze geschiedenis, toont zich niet aan dat geweld, dat het geweld is van onze wereldtijd, voorbij, maar dwars daardoorheen.

‘Vreugde der wet’. En dan voert de vraag naar het geweld ook naar die van de gerechtigheid, die mét het erbarmen behoort tot de deugden van deze God. In Miskotte’s Edda en Thora was het zo duidelijk: de roep om recht van de profeten en de psalmdichters, dwars tegenover de drang tot heldendom omwille van het heldendom van de heidense mythe. Maar ook hier is de klare catechese veelal zoek. Wie de Bijbel beziet als boek van knellende regels, nog erg particulier ook, wordt daar in deze dagen van neoliberale overregulering volgens abstracte vereisten niet bepaald vrolijk van. Zaak is dus opnieuw een weg te vinden naar het heilzame gebod, het gebod dat ruimte geeft, dat in alle beklemmingen van het leven perspectief biedt en iets anders doet ervaren. De theologie van de laatste decennia staat bol van het woord performativiteit: geen geloven zonder handelingsperspectief, geen geloofwaardig getuigenis zonder inbedding in een levensvorm. Miskotte wees daar op zijn wijze al lang geleden op. Het doen van geboden, het tastenderwijze anders gaan leven, klemt niet, maar maakt nieuwgierig en voedt de verwachting. Altijd weer vinden we bij hem de aanhaling van dat ene vers: ‘Uw gebod is zeer wijd’ (Ps. 119:96).

Dat is dus wat de studenten vonden, en wat ik in mijn woorden graag heb doorgegeven. Zó, of nog weer heel anders: dat nieuwe Bijbels ABC, dat komt er wel.

Rinse Reeling Brouwer

Dr R. H. Reeling Brouwer is bijzonder hoogleraar voor de leerstoel Miskotte/Breukelman.