“Niet erachter en nog minder erbuiten, maar erboven en erin.”

logoIdW

Miskotte over corona

Recent kwam de Miskottestichting in het bezit van een preek van Miskotte van 8 februari 1953. Dat was een week na de Watersnoodramp, waarbij in één nacht 1800 mensen omkwamen, en talloos veel vee. Plus al het verwoeste land en de vernielde bezittingen. Omdat het interessant is in deze coronacrisis te bezien hoe Miskotte de Watersnood ter sprake bracht, hebben we de preek versneld gepubliceerd, zowel op internet als in de krant. Het Reformatorisch Dagblad publiceerde in dezelfde tijd een preek van J.J. van Oosterzee, gehouden bij de cholera-epidemie van 1853.[1] In dit artikel wil ik de preek van Miskotte kort becommentariëren en daarbij ga ik ook even in op die van Van Oosterzee.

Niet erachter

De tekst van Miskotte’s preek is Psalm 89:9-12, waar het gaat over Gods trouw en zijn macht over “de opgeblazenheid der zee”. De kernzin van de preek komt tegen het einde. Miskotte stelt daar: “God staat niet achter het gebeuren en nog minder erbuiten, maar Hij staat erboven én erin.” Allereerst: God staat niet áchter het gebeuren. Dat betekent: Hij staat niet aan de kant van de Watersnood of, in onze tijd, corona. Hij wil dit niet op een positieve manier. Hij verwerpt het juist en bestrijdt het, want het is in strijd met Zijn koninkrijk.

            Hier zit een verschil met de preek van Van Oosterzee uit 1853. Die preek is gehouden bij de terugkeer van een cholera-epidemie, die al vele duizenden levens had geëist. Van Oosterzee neemt als preektekst 2 Kronieken 7:13b-14, “Wanneer Ik de pest onder mijn volk zend en mijn volk, over hetwelk mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigen en bidden zal, en mijn aangezicht zoeken en zich bekeren van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen en hun zonden vergeven en hun land genezen.” In drie punten heeft Van Oosterzee het over wie de engel des doods zendt, wat hij eist en hoe hij wijkt. Antwoorden: de HEER zendt hem, hij eist verootmoediging en bekering, en hij wijkt doordat God hoort, vergeeft en geneest. Reeds in de tekstkeuze is er belangrijk verschil met Miskotte. In Miskotte’s tekst ontbreekt de logica van zonde en straf en staat God aan de kant van het volk dat lijdt onder het natuurgeweld. Toch betekent dit omgekeerd niet, dat van Oosterzee God en het Lot identificeert. God staat ook bij van Oosterzee bóven de cholera, zodat de cholera niet heerst, maar dient. En omdat zij slechts dient, kan God die dienaar ook weer wegzenden. God valt dus ook bij van Oosterzee niet samen met het gebeuren, noch met de tegenspoed, noch met de voorspoed. Er is ook bij van Oosterzee een verschil tussen God zelf en Gods hand. Daar zit het verschil met Miskotte niet. Waar het dan wel zit, daar kom ik nog op terug.

Nog minder erbuiten

Miskotte zegt dan: God staat er ook niet buiten, zelfs “nog minder” dan Hij erachter staat. Het is dus niet zo dat het boze in de natuur maar buiten Hem om gaat. Zeker, God heeft het geschapene “vrijheid en contingentie” gegeven, en dat geldt niet alleen voor de mens maar ook voor virussen en winden. Maar Miskotte verwart vrijheid en contingentie niet met autonomie. De vrijheid en contingentie van de schepping zijn en worden gesteld door God en impliceren dus slechts relatieve autonomie. God blijft er God over. Hij laat niet toe dat er iets achter zijn rug gebeurt. In feite kan Miskotte hier, consequent doorgedacht, niet om een begrip als ‘toelating’ heen. Sterker nog, Miskotte heeft het ook expliciet over Gods “linkerhand, die de feitelijkheid stelt”. Eerder stelt hij dat “de feitelijkheid onherleidbaar is”, “dat betékent dat dit alles van Gód is”. Onherleidbaar betekent hier dus: niet wetenschappelijk of filosofisch, algemeen, buiten het geloof om kenbaar. Het betekent niet dat de feitelijkheid niet tot God te herleiden is; integendeel.

            Miskotte ondersteunt met zijn opmerking over de “linkerhand, die de feitelijkheid stelt” het klassieke onderscheid tussen Gods linker- en rechterhand, Gods algemene en onbegrijpelijke daden in schepping en geschiedenis, en Gods verlossende, heerlijke daden aan Israël en in Jezus Christus. Daar zit dus zelfs iets meer dan toelating in ten aanzien van het boze in de schepping, zoals corona. God stélt ook deze feitelijkheid. “Zo weinig is de Here een koele beheerder van de perfecte inboedel der wereld, dat Hij de machten in hun betrekkelijke zelfstandigheid, in de kracht van hun vrijheid, ook wel eens laat gaan, opdat ze in hun vijandigheid zouden openbaar worden en de glorie van het leven zou worden gekend, zelfs door vereelte harten en stompe geesten.” Met het laatste kan hij niet anders dan het ongeloof bedoelen. We zien dat Miskotte hier impliciet zelfs niet om het begrip ‘straf’ heen kan, zoals hij ook later expliciet spreekt over de Watersnood als teken van Gods Toorn. Hij zegt er meteen bij: “naar hun láátste zin” zijn de gebeurtenissen geen teken van Gods Toorn. Maar ook hier dus weer datzelfde onderscheid als tussen de linker- en rechterhand, nu in andere termen: tussen een eerste en een laatste zin of betekenis van de dingen.

            Wat is dan precies het verschil tussen Van Oosterzee en Miskotte? Wel, dat dunkt me te zijn dat Miskotte stelt dat wij “Gods wezen”, of zoals hij hier ook zegt “Gods hart” níet kunnen kennen vanuit het gebeuren dat ons overkomt. Hij spreekt over “het eigenlijke” van God, dat bestaat in het stíllen van de storm. Weer hetzelfde onderscheid, in andere termen: het oneigenlijke en het eigenlijke. Er ís een oneigenlijk werk van de God die zelf “de zee gesteld heeft”, maar daaruit kun je zijn Hart niet leren kennen – alleen één van beide Handen. Het verschil is dus, dat God bij van Oosterzee slechts één hand lijkt te hebben (vergelijk ook het enkelvoud in zondag 10 van de Heidelberger), en alle daden van die ene Hand verwijzen naar dezelfde Persoon, die we uit ál die daden leren kennen. Terwijl Miskotte zegt: het is wáár dat álles van God komt, maar wij kunnen de Persoon die Hij is niet uit alles leren kennen. Wij kénnen Hemzelf (Zijn hart, Zijn wezen) in de bijzondere daden van bevrijding, zoals de Tenach en het Evangelie daarvan spreken.

Erboven en erin

De twee negaties – niet erachter, niet erbuiten – worden dan ook tweemaal positief uitgelegd. God staat erbóven, betekent het allereerst positief. Dat betekent: Hij is er Heer over, Hij regeert het, Hij houdt het in Zijn hand. En zelfs, zoals we gezien hebben: het komt alles uit Zijn handen (meervoud), maar op verschillende wijze. Dus de storm én de stilte zijn van God, maar niet “gelijkelijk”, niet “in dezelfde zin”.

            En het betekent ook positief: God is erín. Miskotte werkt dat niet zo sterk uit, maar uiteindelijk kunnen we dit slechts christologisch begrijpen. In de meest intrigerende zin van de preek zegt hij: dat de elementen razen, “dat is Zijn strijd voor ons. Gelijk Hij in Christus Jezus de zedelijke demonie aan zich heeft laten uitrazen…” En verderop zegt hij: “Hij heeft Zijn eigen hart prijsgegeven aan de cycloon der vernieling door het Niet.” Er is dus een analogie tussen het geweld van de schepping en het geweld op Golgotha. Zoals God in Christus de menselijke boosheid op zich neer liet komen, zo laat Hij ook de boosheid van de natuur uitrazen. Hij is er dus óók in als degene die het draagt. Impliciet komen we hier niet uit zonder een complexe triniteitsleer, waarin sprake is van spanning tussen Vader en Zoon als tussen Oordeel en geoordeelde.

De problematiek van het huidige christendom

De problematiek van het huidige Nederlandse christendom in haar omgang met het voorzienigheidsgeloof is tweeledig. In de eerste plaats zijn er nog steeds groepen christenen die stellen dat God wel áchter de rampspoed staat. Zij doen dit vaak subtieler dan hun critici denken (zoals gezegd: ook van Oosterzee identificeert God en het Lot níet met elkaar), maar ze lopen hiermee wel gevaar het zicht op Gods hart te verduisteren. Ik zie dit echter zeker niet als de dominante stroom van het huidige christendom. De dominante lijn is veeleer deze: dat God buíten de rampspoed staat. Hij heeft er in feite niks mee te maken. God heeft in deze theologie maar één hand, zijn rechterhand. Hij is in feite geen schepper meer, alleen nog verlosser. De werkelijkheid wordt dualistisch, niet in de traditionele zin dat er een gedeelte van de goede God is en een gedeelte van de Satan; maar wel in die zin dat de goede God maar met een deel van de werkelijkheid te maken heeft. Een ander deel is gewoon autonoom; bijvoorbeeld de natuur. Ook dit is echter een dualistische werkelijkheidsopvatting, die in strijd is met de hele Bijbel, en met name het Oude Testament, zoals Miskotte heel goed laat zien.

            Miskotte’s kerngedachte is dat we niet van het algemene naar het bijzondere moeten gaan, maar van het bijzondere naar het algemene. We moeten echter wel een weg afleggen, we moeten wel uiteindelijk naar het algemene toe, en ook het algemene met déze God, de God van Israël, verbinden. God blijft, met andere woorden, Schepper, en schepping is niet zelf louter een daad van verlossing, ook al zitten er verlossende aspecten aan de schepping. Schepping is echter ook: Gods linkerhand die de feitelijkheid stelt – ook de schrikwekkende feiten. Niet alleen Gods rechterhand doet grote dingen (Psalm 118), zijn linkerhand doet ook grote dingen. Leven met God is óók altijd: leven in de spanning van zijn linker- en rechterhand. Om het feit dat Miskotte dat inzicht niet heeft prijsgegeven mogen wij hem prijzen. Ja – het levert een veel complexere theologie op dan het simpele “God staat erachter” en “God staat erbuiten”. Het levert een theologie op die subtiel moet onderscheiden, tussen Gods hand en Gods hart, tussen het eigenlijke en oneigenlijke, tussen een eerste betekenis en een diepere betekenis, tussen Gods linkerhand en rechterhand, tussen de Vader, de Zoon en de Geest, tussen de Schepper en de Verbondsgod. Maar alleen een theologie die in al die onderscheidingen de ene God van Israël ontwaart kan de complexiteit van de werkelijkheid aan.

Willem Maarten Dekker

[1] De preek van Miskotte is te vinden op de websites van het Nederlands Dagblad en van de Miskottestichting. Hij is ook in gesproken vorm te vinden op het YouTube-kanaal “Willem Maarten Dekker”. De preek van Van Oosterzee is te vinden op de website van het Reformatorisch Dagblad.

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 5. 2 mei 2020