Niemand meer bij hen dan Jezus alleen
Marcus 9: 8
Op de tweede zondag in de veertigdagentijd worden wij ingewijd in de wijsheid dat diep in de lijdenstijd verborgen reeds de verandering tot glorie ligt. Die moeilijke wijsheid wordt voor heel even opengevouwen in het evangelie van de verheerlijking op de berg. Bij Marcus wordt de verheerlijking op de berg geheel beschreven vanuit de ervaring van Petrus, Jakobus en Johannes, de drie discipelen, die Jezus met zich meenam een hoge berg op.
Door hun ogen zien wij op deze berg voor een moment alle bergen in de bijbel, waar God de mens ontmoet en van zich laat horen, in elkaar schuiven. Kortstondig, maar duidelijk heeft het zich onuitwisbaar geprent in het geheugen van de drie getuigen, heerlijk, maar vreeswekkend.
Pas op een later moment zullen de drie discipelen kunnen duiden wat zij gezien en gehoord hebben. Toen Jezus voor hun ogen van gedaante veranderde verscheen Elia samen met Mozes. En dat zij die stem uit de wolk tot hen hoorden zeggen ‘Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, hoort naar Hem’.
Hier gaan de Schriften open, beseffen wij. Petrus’ kreet over die drie tenten laat zien, dat hij intuïtief verstaat, wat hier geschiedt. Deze nieuwe Epifanie op een nieuwe Sinaï, in een woestijn van eenzaamheid, brengt in herinnering de woestijn van de uittocht. Waar de Israëlieten op aanwijzingen van Mozes een tentwoning bouwden voor de Heer, zodat Hij in hun midden kon wonen. In geen geval kunnen wij Petrus verwijten dat hij zijn bijbel niet kende. Eigenlijk reageert hij heel adequaat met zijn kreet over die drie tenten. En tegelijk verzuchten wij in onszelf, waarom kan deze discipel nou nooit eens zijn mond houden. Ja, nu zal je zien, nou breekt het moment van opperste gelukzaligheid af. Daar valt al de schaduw van een wolk over de drie discipelen. Maar nog is de openbaring niet voorbij. Uit de wolk klinkt een stem. God spreekt: ‘Deze’.
Als de drie om zich heenkijken, zien ze ineens niemand meer dan alleen Jezus bij hen. Begrijpen wij wat dit wil zeggen, niemand meer dan alleen Jezus bij hen. Elia en Mozes worden niet afgedankt. Jezus is niet de betere Mozes. Hij is niet de betere Elia. Maar Hij is Mozes en Elia tezamen in één gestalte. Daarom treden de Elia en Mozes terug en vallen alle bijzonderheden weg. Hij is de wetgever en uitvoerder. Hij is de Heer die Gods wil openbaart. Maar Hij openbaart die door die wil te doen. Hij is de Heer in de gestalte van een knecht. Hij is de wetgever in de gestalte van een gehoorzame. Dat is de diepe kern van het evangelie van de verheerlijking op de berg. Dat Jezus de berg afdaalt om zijn weg als de lijdende knecht te volbrengen.
Daarom is de tweede zondag in de veertigdagentijd ook dag der gedachtenis. Meer dan ooit wordt ons bijgebracht dat de herinnering telt. Dat de profetie de Wet in herinnering brengt en het Evangelie zich beide te binnen brengt.
Op de top van de berg waar zij met Jezus alleen zijn, zien de drie discipelen het koninkrijk van God met kracht en heerlijkheid aanbreken. Bij het afdalen, horen de drie, dat zij moeten zwijgen over hetgeen zij gezien hebben, tot de Zoon des mensen uit de doden is opgestaan.
Daarna hebben zij niet meer gezwegen.
Lees Petrus’ ooggetuigenverhaal (2 Petrus 1,16-18) maar. Lees, hoe Johannes in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie spreekt over het Licht. En rustig zegt: wij hebben zelf zijn heerlijkheid aanschouwd. Het eerst op die hoge berg. Waar wij met hen worden onderwezen in de geheimen van het geloof en met hen leren te wachten op de transfiguratie van de wereld. Vertrouwend op dat woord uit de hemel: Hoort naar Hem.
Machteld de Mik-van der Waal