Na de lawine

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)De transformator

 

Na lezing van IdW 53.9 (en herlezing van het betreffende synoderapport) ontstond bij mij het gevoel dat de kerk in de hele materie aangaande de predikant en de pastor wordt meegesleept in een lawine, waarin alles overhoop gaat. De brokstukken die van de historische helling (i.c. de jarenlange synodale overwegingen) naar beneden komen, zijn – gefragmenteerd – van theologische, onderwijskundige, kerkstructurele en sociaal-psychologische aard. Met het synodebesluit van 21 juni jl. is de lawine voorlopig tot rust gekomen. We staan nu in het vlakke dal, en uit de neergedaalde fragmenten moet er een kerkordelijk consistente tekst worden gemaakt. En dient er een organisatorisch denken en doen te groeien dat op de nieuwe ordening is aangepast.

 

Kerkordelijk: welk ambt?

Leo Koffeman schetst met een treffend beeld de kerkordelijke taal als een ‘transformator’, de spanningswisselaar die een ecclesiologisch voltage omzet in een juridisch voltage. Voor die trafo is er nu dus werk aan de winkel. Ik beperk me hier nu tot één zo’n voltage-wisseling, namelijk de creatie van het nieuwe ambt van ‘dienaar des Woords’. Is met die term een kerkelijk bruikbaar voltage geschapen? Op zich is er wel ruimte voor die term, want ‘dienaar des Woords’ komt in de huidige Kerkorde niet voor. In Artikel V over de ambten gaat het drie keer over ‘Woord en S(s)acrament(en)’. In lid 1 gaat het over ‘de dienst van Woord en Sacrament’ (als ‘openbaar’ – dat wil zeggen aan de gemeente – gegeven ambt). In lid 2 gaat het dan over ‘de dienst van Woord en sacramenten’ (als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de ambtsdragers). En pas in lid 3 gaat het over ‘de bediening van Woord en sacramenten’ (de roeping van de predikant), en dan in hetzelfde lid ook over ‘de medeverantwoordelijkheid voor de bediening van Woord en sacramenten’ van de ouderling.

Het is om te beginnen dus opvallend hoezeer Woord en (S)sacrament(en) hier worden gedacht vanuit een gemeenschappelijke context, die breed inzet (de gemeente) en dan via ‘alle ambtsdragers’ uitkomt bij de predikant en – mede – de ouderling. Dat is heel andere koek dan het oude lid 1 van ordinantie 2-9 uit de hervormde kerkorde over de wijkgemeenten, dat bepaalde: ‘In een gemeente met meer dan één predikantsplaats zijn er evenveel wijkgemeenten als er predikantsplaatsen zijn’. Die zin, waarin de wijkgemeente formeel als een afgeleide van de predikantsplaats wordt geformuleerd, klinkt nogal domino-centrisch.  Maar voor de goede orde: dit artikel was toen bedoeld om in de grote stad in plaats van ‘wijken’ (als arbitrair gekozen pastoraal verzorgingsgebied van een predikant) echte wijkgeméénten te maken, met het ‘dorpsgewijs bewonen’ als voorbeeld. Daar komt bij dat in het geciteerde artikel uit de PKN-kerkorde steeds gesproken wordt over ‘Woord èn (S)sacrament(en)’. In dat licht doet de term ‘dienaar des Woords’ te eenzijdig aan. Om in het beeld van de trafo te blijven: het is ecclesiologisch een term met een te laag voltage.

Wanneer we de bovengenoemde constateringen (gemeente-brede inzet; Woord èn sacramenten) samen nemen, zou het dan niet meer voor de hand liggen om predikant en pastor samen te nemen in het ambt van ‘voorganger’ in plaats van ‘dienaar des Woords’?  Je bent niet alleen voorganger ìn een gemeente, maar ook vàn een gemeente. Kan het zijn dat we in de term ‘dienaar des Woords’ het sacrament vergeten zijn omdat inmiddels ook in de RK kerk de priester ‘met het gezicht naar de gemeente’ is gaan staan? Terwijl de priester – juist in diens staan vóór het altaar – uitbeeldt dat hij, als een herder, de kudde vóórgaat, samen in dezelfde richting kijkend? En zou het kunnen zijn dat de voorgestelde terminologische halvering (i.c. alleen het Woord) de roep versterkt naar vooral een wetenschappelijk-theologisch niveau? Waarmee een (verkeerde) spanning tussen predikant en pastor wordt opgevoerd – die mogelijk tot kortsluiting leidt?  

 

Aangepast organisatorisch denken en doen

Minder snel dan een tekstwijziging hebben we een verandering in organisatorische denken en doen. De transformator van de praktijk werkt langzamer dan die van een kerkordelijke bepaling, en is ook weerbarstiger. Uit dat hele veld neem ik (weer) één onderdeel, en dat is de categorisering. Ik bedoel daarmee samenvattend: de NLQF-schaal, de gradatie van opleidingsniveau en de mate van complexiteit van situaties waarin gemeenten zich bevinden.  De vraag is of je van die verschillende categorieën zo makkelijk een werkbaar geheel kan maken als het schema in het synoderapport suggereert. Naar mijn idee gaat die categorisering en dat schema waarin gemeenten en professionals ‘in elkaar ’worden gezet voor de richtingbepalende classes een probleem vormen. Bijvoorbeeld wanneer een niet-complexe gemeente zich bij de term ‘dienaar des Woords’ toch een universitair opgeleide predikant voorstelt en wenst – dan werkt de transformator (bediend door de classis) spanningsverhogend. Ook in dit opzicht zou het woord ‘voorganger’ juist ont-spannend kunnen werken. Omdat de term ‘voorganger’ direct impliceert ‘…van een geméénte’, terwijl in ‘dienaar des Woords’ de pastor klinkt als een theologische pseudo-predikant.

Al met al: zowel theologisch als praktisch lijkt mij de meest adequate kerkordelijke transformatie naar een gemeenschappelijk ambt van predikant en pastor de term ‘voorganger’ – en dat in de dienst van Woord en Sacrament die van Christuswege aan de gemeente gegeven is.

 

Jan Bruin

Ds J. Bruin is emeritus-predikant (PKN) te Workum.

In de Waagschaal, nr. 11, 9 november 2024