Mystiek in Meppel: Miskottes zielsverrukkingen in een provinciestadje
De sfeer van een plaats en de schoonheid van een landschap ─ maar ook die van en kunstwerk─ kunnen ons diep ontroeren en een gevoel van eenheid met de omgeving geven. De afstand tussen subject en object wordt opgeheven en de weg wordt vrij voor aanschouwing van het ware en goede en schone. Voor mystieke momenten van zielsverheffing en zielsverwijding. In deze bijdrage willen we een beschrijving geven van enkele mystieke momenten ─ we zouden misschien ook mogen spreken van Sternstude der ziel─ van Miskotte in zijn jaren (1925-1930) in Meppel. Miskotte was gevoelig voor zijn omgeving en ook hier in Meppel leren we hem kennen als een bezield waarnemer van de ruimte die hem omringde, het kleine en toentertijd enigszins dromerige provinciestadje met zijn straatjes en grachtjes, het innige landschap met de kleine riviertjes eromheen. Bij iemand als Miskotte was het niet verwonderlijk dat deze waarneming zich niet beperkte tot een louter esthetische gewaarwording maar altijd betrokken werd op de ziel, de eigen ziel en die van de dingen – ook deze hebben immers hun eigen leven─ waarbij soms een moment van eeuwigheid werd ervaren, de tijd was opgeheven.
Miskotte was nog maar kort in Meppel toen hem op een voorjaarsavond een buitengewone ervaring ten deel viel. De avond was zacht begonnen te vallen en samen met zijn vrouw dwaalde hij door nog onbekende intiem-burgerlijke straatjes en aangetrokken door orgelspel gingen ze de kerk binnen: “Maar daar ging het gebeuren ─ toen we de eerste galerij opklauterden en we zagen dat éne raam licht, in de verte, naast de façade van het orgel en de pilarenreeks in het midden, óplichtend en de zittingen der stoelen belegd met een licht schijnsel en de banken zo donker in de beuken en de witte cartons met de namen van de eigenaars en de bevende ruimte aan het eind, gewijd met het kleurrijk-gloeiend raam ─ “mijn”kerk mede ─ ik dorst niet zien naar de kansel, de heilige grond ─ toen is het gebeurd , dat ik weende, van dankbaarheid voor … ja ─ voor? Voor het ogenblik van zekerheid, dat ik tòch mijn roeping niet heb gemist. De sfeer was niet het wierook-doorgeurd sacrale van ’n Roomse kerk; veeleer het geheimzinnig-gewone, het onverholen wereldse van een synagoge met de broeiende weemoed die Gods antwoord áántrekt… Min of meer is elk uur waarin wij voor Gods Woord bereid zijn een avonduur; hoewel natuurlijk het avonduur zelf geen goddelijke inhoud heeft, voelen wij terecht een verborgen band tussen het avonduur en het eeuwig Ogenblik”.1 Tijd en ruimte werden beleefd in het licht van de eeuwigheid, smolten samen met de ziel, en in de schemering terugwandelend naar huis moet het Miskotte en zijn vrouw wonderlijk te moede zijn geweest.
Miskotte bezat een diepe natuurliefde maar deze werd altijd verbonden met de betekenis die zij had voor zijn ziel. In de ongedeelde overgave aan de natuur in de Hattemse bossen, waar hij in zijn jeugd veel had rondgedwaald, was hij gerijpt en gevormd, hadden de grote krachten des levens hem genomen en gezegend (94), en het was hem “of hier onder zeer brede zomerbomen zuivere beeldengroepen zijn opgericht; die heersen over mijn leven; wat ik hier heb gelezen, heb ik gezien en wat ik zag, staat met gezag en wist de vage indrukken en precieze inzichten van làter uit; niets kan bestaan voor de Vorm, die hier groeide.Nietzsche (Zarathustra) las ik hier en Schopenhauer en de Raskolnikof ─ naast Luther en Kohlbrugge”. (494) In zijn Zeeuwse jaren (1921-1925) had hij, al verkondigden ook de wind en de zee hem veel groots (ook van God), voor alles het bos gemist (213) maar na enkele maanden in Meppel constateerde hij als een van de merkwaardigste verschuivingen in zijn bewustzijn “de liefde die van het bos overging op de zee. Dit betekent, dat de mystiek der ziel week voor een levensgevoel, waarin het kosmisch gevoel wordt bejaht…. Het romantisch verlangen naar de verwijding van het ik, stierf uit. De zee, dat is de majesteit van het leven, dat vormloos-bewogen de culturele behuizing omspoelt en omdreigt, het mysterium tremendum et fascinosum. Doch dit niet als bliksem en scheur door het daagse en normatieve, maar als voortdurende omgrenzing daarvan. Is dit een terugkeer tot het primitieve, een vlucht voor de geest, een vlucht naar de “wert-freie werkelijkheid? Zeker is er in die erotische overgave en het toebetrouwen, dat de weerklank is op het kosmisch woord, het tetragrammaton: Ik ben, die Ik ben!” (269) Natuur is steeds een spiegel van de ziel, de bron waaruit zij drinkt.
Deze verschuiving van de beslotenheid en innigheid van het bos naar de grootsheid en verschrikking van de zee ─ van een romantisch naar een kosmisch levensgevoel ─ kwam beslist niet in mindering op de ontvankelijkheid voor het innige Drentse landschap rond Meppel met zijn ranke boompjes, slanke paden, soepel-vurige lijnen en de soevereiniteit van de hemel daarboven. (483) De bescheiden natuur rond Meppel deed Miskotte ─ naar de dichtregels van Marsman ─ wel niet bij de sterren slapen of in het grondeloze blauw der zomernachten langs het strand varen ─ maar de oevers van het intieme riviertje de Reest, intiem als de straatjes van Meppel, brachten hem in zielsverrukking en deden hem een rust en vrede ervaren die alle verstand te boven ging. Het was een zomerochtend, “om half 12 langs de Reest; eenvoudig is Gods inwendig leven; daarom grijpt de zee”ons aan en de steppe, de woestijn, de heide. Mag daarbij nog komen een blos van de menselijkheid, de menslievendheid Gods, een licht gespeel van gras en bloemen en water, dan slaapwandelen we bijna op de rand van het (verloren) paradijs. Dit lichte groen, bijna zeegroen van de oever, die het zonlicht vangt, dit zacht gebruis der verenkelde en blijde struiken, het getwinkel, zoet om te horen, van de paar grote peppels, die daar staan in een hemel van geduld; het kan mij eerst stil maken, dan tevreden,tot, met een onhoorbare vreugde- kreet de ziel ontdekt, dat zij in vrede wandelt; dat duurt dan vijf minuten en dan wordt het─ niet ondraaglijk ─ maar dan wordt het benauwend door de reflectie: zou je iets méér begeren dan deze vrede? Neen! neen! Ik kan mij niets hogers voorstellen en ik zou, ware het mogelijk eeuwig zó op de aarde willen leven, aan de oevers van de hemelse rivier, aan de oevers van de tijd, aan de oevers van de Reest”. (408) De verstilde en vredige natuur is hier balsem voor de ziel. Van grote schoonheid in de zomer was hem ook het pad door het koren bij het landgoed Dikninge, omschreven als een van de mooiste plaatsen op aarde, niets dan geel en blauw, wierokend rondom het onzienlijk blank van de aether.2
Deze mystieke hoogmomenten moeten voor Miskotte, die in Meppel vaak leed onder grote geestelijke eenzaamheid, naar een woord uit Van Eedens Van de Koele Meren des Doods (1900), zijn geweest als bloemen op een grote vale heide, en wij, lezers van bijna honderd jaar later, mogen met Miskotte dwalen door Meppel en langs de oevers van de Reest, en mèt hem ons overgeven aan ongekende zielsverrukkingen.
O.W. Dubois
- H. Miskotte, Uit de dagboeken 1917-1930. Samengesteld en toegelicht door E. Kuiper-Miskotte en H.H. Miskotte. Kampen 1985, 269. Volgende verwijzingen naar dit deel tussen haken in de lopende tekst.
- H. Miskotte, Uit de dagboeken 1930-1934.. Samengesteld en toegelicht door A.C. den Besten, H. Breebaart-Miskotte en E. Kuiper-Miskotte. Kampen 1990, 42.
Streamer 1: In de ongedeelde overgave aan de natuur in de Hattemse bossen was hij gerijpt en gevormd
Streamer 2: de oevers van het intieme riviertje de Reest, intiem als de straatjes van Meppel, brachten hem in zielsverrukking
In de Waagschaal, nr. 10, 12 oktober 2024