Münzer en Luther (Cultureel gewicht 4)
Voor de vakantie stuitte ik in een tweedehandsboekwinkel op Thomas Müntzer, ein biographischer Roman, geschreven door Hans Pfeiffer, uitgebracht in de DDR in 1975. Ik kende de naam van de Oostduitse Hans Lorbeer, die een driedelig epos heeft geschreven over Luther en de roerige jaren twintig van de 16e eeuw. Pfeiffer zei me niets, en ik was meteen geïnteresseerd omdat deze roman gewijd was aan die andere theologische figuur uit de boerenoorlog, hij die juist het onderspit dolf, en tegelijk in de marxistische geschiedschrijving lange tijd als de eigenlijke voorloper van het revolutionaire Duitsland gezien werd. Alleen dat hij de pech had ‘te vroeg’ te zijn, omdat hij, zoals Friedrich Engels in zijn boek over de boerenoorlog (1850) zei ‘toch slechts een kleine minderheid van de opstandige massa vertegenwoordigde.’ Hoe zou deze Pfeiffer dit ‘te vroeg zijn’ van Münzer (dat theologisch minstens zo interessant is als historisch) literair vormgeven? Mijn interesse was gewekt en weldra was ik ‘gefesselt’ door de hoofdpersoon die aan iets begon waarvan hij het einde bij lange na niet overzag – en dat op een vreselijke mislukking uitgelopen is.
In het begin van de roman zijn we er met Münzer getuige van hoe een ruiter met één haal van zijn zwaard de pezen van de hand van een schapenboer doorsnijdt, als deze het waagt de jachthonden die hem aanvallen met een stok te slaan. De boer is vertwijfeld: ‘Ein Bauer ohne Hand, der ist doch tot!” Münzer helpt hem zo goed als hij kan en vervolgt dan zijn weg naar Wittenberg, waar Luther de strijd tegen de kerk en haar vorsten heeft ingezet. Het is omstreeks 1520. Luther kent Münzer, weet zich met hem verwant en bemiddelt voor een predikambt. Straks zullen zij pal tegenover elkaar staan, maar nu nog niet, al wijst Pfeiffer natuurlijk al fijntjes op wat verschillen. Dat het op dat moment sowieso nog onduidelijk is welke kant het met Luthers reformatie opgaat, zien we in 1521, wanneer Luther op de Wartburg zit en er in Wittenberg een beeldenstorm uitbreekt. Melanchton, de schriftgeleerde, is de vertwijfeling nabij. Overkomst dringend gewenst.
Maar Münzer heeft dan al een Pfarrstelle in Zwickau gevonden en zoekt zijn eigen weg. In een prachtige scène vertelt Pfeiffer hoe hij, door gesprekken en ervaringen met anderen steeds verder gedreven naar goddelijke daden, een confrontatie met de gewapende overheid eerst nog weet te vermijden door een slimme list: tegen zijn zin, maar ook weer niet helemaal, is Münzer beland in een geheime ruimte van de conspiratieve groep van (in marxistische termen: de links-radicaal) Niklas Storch (tegen wie Luther hem had gewaarschuwd!), die al wapens blijkt te hebben verzameld. Wanneer de burgemeester daar lucht van krijgt en Storch wil oppakken, beveelt Münzer snel de hooivorken op een hoop te gooien en ervoor te gaan staan als een in gebed verzonken gemeente die niet gestoord mag worden. Nog wil Münzer geen bloedvergieten – maar hij weet aan welke kant hij staat: voor het evangelie, en dus tegen iedere overheid en kerk die niet onvoorwaardelijk voor dit evangelie partij kiezen. Wat onherroepelijk tot bloedvergieten leidt.
De kracht van het boek is, dat je Münzer op zijn weg volgt en denkt: ja, heeft hij niet gelijk, gaat het inderdaad niet om onze goddelijke daden? En zouden die ooit radicaal genoeg kunnen ijn? Maar je ziet hem er in vastlopen en een weg terug lijkt er niet te zijn. Voordat in Frankenhausen in 1925 de grote slachting plaatsvindt, wanneer de vorsten, rooms én protestant, zich hebben verenigd om de boerenbond te breken, denkt Münzer: ‘Gott macht es uns schwerer von Tag zu Tag. Vielleicht fordert sein Reich, das wir in Gang setzen, noch mehr Opfer und Leiden von uns, weil es noch gewaltiger und schöner ist als in unsern Träumen.’ En, na een laatste eis van de vorsten zich over te geven: ‘Entweder lassen sich die Menschen durch die Wahrheit gewinnen oder sie gehn an der Lüge zugrunde.’ Onverbiddelijk is hij, die zijn brieven kan ondertekenen met: ‘Thomas Muntzer mit dem Schwert Gedeonis’. Minder heldhaftig, maar evenzeer weggelopen uit het boek Richteren is zijn einde: in de wirwar van het verslagen zijn wordt hij door een vrouw haar huis binnengetrokken en verstopt in bed, als een zieke onder heel veel dekens. Een huursoldaat die komt roven herkent hem toevallig, en zo wordt hij gevangen…
Net als Luther behoort ook Münzer tot de Duitse erfenis. Maar wat is deze erfenis? De laatste woorden van het boek luiden: ‘Denn was einmal gedacht worden ist, und es ist wahr, kann aus der Welt nicht verschwinden.’ Thomas is dan al onthoofd. Alleen Hans Hut en Herold zijn achtergebleven en reizen als laatste getuigen door Europa. Ze voeren een dialoog over de dood. ‘”Es ist überhaupt nichts zu Ende mit dem Tod,” sagt er. “Aber nicht weil was von uns weiterlebt, tot ist tot. Was weiterlebt, ist, was wir denken … wenn es richtig war, das kann doch nicht einfach verschwinden aus der Welt”. “Ja,” sagt Hut, und er weiss noch nicht, in welch tödliche Veraschung ihn diese Wahrheit treiben wird. Das Entsetzen und die Verzweiflung des Volkes über den Sieg der Gottlosen werden ihn zu neuen Antworten auf die Frage nach dem Sinn dieser Niederlage zwingen. Er wird die Offenbarung des Joannis ausdeuten und erklären, dass die Niederlage nur eine zeitliche sei.’ Het is verleidelijk om zo te denken: Münzer die in wezen aan de goede kant stond, en als een te vroeg, of misschien toch op tijd geboren godsknecht heenwees naar de komende verlossing van de goddelozen.
Maar stond hij aan de goede kant? Was hij, scherp gezegd, niet zelf juist de goddeloze? Ursula, een non die wel iets in hem ziet, zegt dat hij te veel van alle mensen houdt om van één te kunnen houden, en voegt daar fijntjes aan toe: ‘Vielleicht ist sogar Gott eine Ausrede für dich, dienlich deinen Plänen von der Veränderung der Welt.’ Zo ver was Münzer zelf nog niet, Feuerbach moest nog komen. Maar als een boer, wanneer de veldslag is begonnen, zuchtend vraagt hoe we eigenlijk kunnen weten dat God aan onze kant, en niet die van de vorsten staat, zegt Münzer dat daar een niet te weerleggen teken voor is: ‘Er offenbart sich in uns, in unserm Mut und Gelassenheit.’ Dat zijn toch afschuwelijke zinnen! Zo eenvoudig en ongetwijfeld ook oprecht God in jezelf aanwezig te weten en dus aan de goede kant te staan – is dat überhaupt christelijk? ‘Unkraut, Irrtum und Betrug haben gewaltig ins Kraut schiessen müssen, damit wir das Unkraut erkennen und vom Weizen sondern können. Die Zeit der Ernte ist nah. Ich hab meine Sichel scharf gemacht. Ich, Thomas Müntzer, Gottes Sichel…’ Zo makkelijk de ware van de valse kerk kunnen scheiden – ik moest onmiddellijk aan Münzer denken toen ik bij Barth las (Brief aan de Romeinen): ‘Waarom hebben [in tegenstelling tot Paulus en Luther] altijd alleen de kleinere, nerveuzere geesten, de religieuze hysterici in hun terechte opwinding over het papendom en de schriftgeleerden, over de wereldlijkheid (…) van de kerk, en niet zonder voldoening over hun eigen tragische optreden, alras naar dit laatste redmiddel [sc. het stichten van een betere kerk] van alle echte profeten gegrepen?’ Misschien was Münzer wel juist de kleinere geest – kleiner, omdat hij niet net als Luther wanhoopte aan God en de zaak van de reformatie, maar eenvoudig in een zelfgesprek kon stellen: ‘Wo wäre dann Hochmut, es ist nichts als die Erkenntnis des Gesetzes, das in mir zum Bewusstsein seiner selbst gelangt.’ Vorsten, opgepast.
Ik besluit met een gedeelte van een dialoog, waaruit wat mij betreft blijkt hoe goed Pfeiffer zijn zaakjes beheerste:
“Was kümmert uns das römische Recht!” fährt Müntzer den Magister [Melanchton] an. “Sind wir Juristen? Kanzleibeamte? Wir haben die Grundsätze einer neuen Ordnung zu entwerfen, die vernünftig ist, weil sie Gottes Ordnung…”
“Gottes Ordnung heisst Gehorsam!” unterbricht Luther ungeduldig.
“Ganz recht, Martin, so heisst deine Ordnung. Blinder Gehorsam gegenüber dem Vater. Ob es der leibliche Vater ist oder der Fürst. Deine Ordnung heisst Unterordnung unter die Autorität des Stocks und des Schwerts, eine alte, uralte Ordnung. Meine Ordnung ist die zwischen Gleichen. Zwischen Brüdern. Sie heisst Freiheit.”
“Freiheit.” Luther lacht geringschätzig. “Die Freiheit die du meinst, hat wohl mit christlicher Freiheit wenig zu tun. Freiheit! Sieh dir doch den Menschen an, was bleibt ihm an Freiheit!”
Het zijn de grote geesten die dat durven zeggen.
Wessel ten Boom
Hans Pfeiffer: Thomas Müntzer, ein biographischer Roman