Misschien […] God tussen ons?

Geloof jij dat God bestaat? Rick Benjamins krijgt die vraag af en toe van ‘gewone mensen’ (kerkelijke, niet-kerkelijke, religieuze en areligieuze vraagstellers). Zijn vorig jaar verschenen boek Boven is onder ons – Denken over God na God is naar zijn eigen zeggen een antwoord op die vraag.

Deze vraag herinnert mij allereerst aan een belevenis uit mijn eerste studiejaar in 1986. Ik studeerde toen onder meer aan de theologische faculteit van de Universiteit van Göttingen. In een college voor eerstejaars stelde ik toen zelf een vraag, omdat ik me hoe langer hoe meer vervreemd voelde van mijn medestudenten en de discussies die ze voerden. Ik vroeg – want ik was oprecht wat verward en wilde het nu dan ook echt weten – aan de docent: “Mag ik eens een vraag stellen die met het onderwerp van het college niets van doen heeft? Begrijp ik het goed, dat jullie in dit college ervan uitgaan, dat God echt bestaat?” Na een lange stilte kwam het antwoord van de docent, die bekend stond als progressief Barthiaan – maar dat wist ik toen nog niet: “Voor dit soort vragen moet je naar het onderzoek-colloquium, dit soort vragen behandelen wij hier niet.” In dat onderzoek-colloquium zaten mensen die werkten aan de herwaardering van de (subjektiviteitstheoretische) theologie van Schleiermacher – dus de theologische tegenhanger van Barth – maar dat wist ik toen ook nog niet. In ieder geval heb ik sindsdien nog maar weinig vragen gesteld in theologisch Duitsland. En toen ik vanaf 1989 theologie ging studeren  aan de Universiteit van Amsterdam, was mijn probleem sowieso opgelost, want aan de UvA hoefde je tenslotte niet te geloven (dat wist ik overigens toen ook nog niet). Voldoende ruimte dus om zich naast andere dingen bezig te houden met de vraag, hoe het dan wel kon, geloven in een God die in ieder geval voor mij uiteraard niet op een letterlijke manier bestond, maar wel leefde – of juist voor dood werd bevonden in de verhalen en verbeeldingen van mensen.

Het is dus mede gezien vanwege deze persoonlijke achtergrond, dat ik het boek van Rick Benjamins met veel belangstelling, zeer veel genoegen en buitengewoon veel bewondering heb gelezen.

Benjamins’ betoog

Benjamins vertrekt in het eerste deel vanuit een kritische evaluatie van de theologie van Kuitert. Ondanks alle waardering die hij heeft voor diens aanzet tot verlegging van de goddelijke scheppingsmacht naar de mens, vind hij de aanzet van Kuitert te kort door de bocht gaan. De oude theïstische voorstelling van een God boven ons wordt door Kuitert dan wel ontmaskerd, maar hij houdt daarmee vast aan het idee dat er geen verbinding mogelijk is tussen mens en God. En daar gaat het Benjamins juist om! Hij wil uitkomen boven de tegenstelling tussen God en mens en ruimte geven aan het denken van een (immanente) transcendentie ‘onder ons’. Het begrip ‘verbeelding’ waar Kuitert op uitkomt, vindt hij in die samenhang niet langer zinvol. Het zou suggereren dat het woord God geen enkele waarheid meer zou bevatten.

In het tweede deel werkt Benjamins vervolgens op een zeer heldere manier met behulp van de onderling nogal verschillende filosofische inzichten van Hegel (18de eeuw) en Heidegger (20ste eeuw) uit, hoe de tegenstelling van boven en onder respectievelijk God en mens nou daadwerkelijk gedeconstrueerd zou kunnen worden. Daarmee maakt hij bewust een grote tot zeer grote sprong terug in de geschiedenis. Schijnbaar moeiteloos springt hij grofweg gezegd 250 jaar terug met als mijns inziens positief resultaat dat hij zeer uiteenlopende contexten en auteurs op elkaar kan betrekken. Dit vermogen blijkt ook uit het derde deel van het boek. In dit deel worden maar liefst 13 hedendaagse theologen en filosofen met zeer verschillende achtergronden in gesprek – of beter: in vele kleine gesprekken – met elkaar gebracht, terwijl de problematiek van het – achteraf bezien: kunstmatige – uit elkaar trekken van God en mens binnen de gereformeerde orthodoxie de spil blijft, waar het onderzoek om draait. Vóór Kuitert blijkt na Kuitert mogelijk te maken. Wie op zoek is naar een inleiding in hedendaagse theologische ontwerpen van de duidingstheologen, de deconstructie-theologen en -filosofen en de constructieve theologen en theologes wordt hier niet teleurgesteld. Integendeel!

Na deze drie verkennende delen volgt dan in het vierde deel een evaluatie van de opbrengst van het onderzoek en een aanzet tot een eigen ‘onder-onsje’. Rick Benjamins legt de nadruk nu op het woord ervaring: de ervaring van een immanente transcendentie die iets met ons doet en ertoe uitnodigt om de notie God – wat Benjamins betreft met behulp van de christelijke traditie in de meest brede zin van het woord – te gebruiken bij de duiding van die ervaring. Daarbij benadrukt Benjamins in het bijzonder het idee van een wisselwerking tussen God en mens.

Kritische vragen

Ondanks alle bewondering voor het werk van Benjamins roept de door hem toegepaste kunstgreep ‘vóór Kuitert is na Kuitert’ bij mij echter ook wat onbehagen op. De sprong vanuit Kuitert terug naar Hegel en dan vooruit naar hedendaagse denkers is volgens mij niet alleen creatief, maar bergt ook het risico van een aantal misverstanden in zich.

Allereerst vraag ik me af of het toepassen van deze kunstgreep niet een wat eenzijdige beeldvorming van de gang van zaken in Nederland zou kunnen bevorderen. Is er dan in Nederland tot nu toe geen receptie van Hegel en Heidegger geweest? Volgens mij wel, in ieder geval wat betreft Hegel zou je kunnen denken aan theologen als Bolland, Opzoomer en Scholten (Universiteit van Leiden). Je zou ook kunnen denken aan de invloed van de links-Hegelianen (bijvoorbeeld Feuerbach en Marx) in Nederland. Zeker aan de UvA was het trouwens ook mogelijk om met behulp van die traditie – via de marxistische ideologiekritiek van Antonio Gramsci of via het werk van feministische filosofes zoals Luce Irigaray – wel degelijk te komen tot een positief begrip van verbeelding – een mogelijkheid, die in ieder geval mijn eigen denken over God sterk heeft beïnvloed.

Verder suggereert deze kunstgreep, dat er in Nederland geen andere ‘afrekeningen’ waren met een theïstisch godsbeeld dan die van Kuitert. Alsof er geen receptie van Dorothee Sölle of een Geloven bij daglicht is geweest. Alsof er niet juist in Nederland veel feministische theologes actief zijn geweest, voor wie de kritiek op een theïstisch godsbeeld een vanzelfsprekend uitgangspunt is geweest.

Gemiste kans: Karl Barth

Vervolgens komt de vraag in me op: Is het wel zo verstandig dat de theologie van Karl Barth bij de beantwoording van de vraag waar het Benjamins om gaat tot nu toe nog geen enkele rol heeft gespeeld? Dat vraag ik niet omdat ik per se Karl Barth erbij moet hebben, maar omdat ik het een gemiste kans vind. Ten eerste omdat Karl Barth in de Nederlandse theologie tenminste tot een tijd geleden en in ieder geval in de tijd van Kuitert een grote invloed heeft gehad. Ten tweede omdat diens theologie een denken vanuit de relatie tussen God en mens uiteraard veronderstelt en dus relevant zou kunnen zijn voor een theologie na Kuitert. En ten derde omdat de theologie van Karl Barth in Nederland – anders dan dikwijls in Duitsland – juist in het verlengde van de moderne theologie kon worden gelezen. Volgens Hendrikus Berkhof is er bij Barth juist geen sprake van een breuk met de moderne theologie, maar van een specifieke draai die hij eraan heeft gegeven – met als bijzonderheid, dat hij in zijn theologie anders dan zijn voorgangers de moderne ervaring van de goddeloosheid van de wereld theologisch heeft verwerkt.[1] Barths theologie zet in aan gene zijde van de tegenstelling tussen theïsme en atheïsme. Juist daarom zou zij interessant kunnen zijn voor een theologie na Kuitert.

God werkelijk onder ons

Tenslotte gaan mijn gedachten terug naar mijn belevenis als eerstejaars: Ik denk dat het antwoord van Benjamins, waar ik voor een zeer groot deel in mee zou kunnen gaan, me toen ook niet verder had geholpen. Naar mijn smaak blijft Benjamins een te sterke verbinding tussen de werkelijkheid en God leggen. Volgens mij veronderstelt zijn aanzet nog steeds te veel het ‘bestaan’ van God, ook al wordt dit bestaan terecht nu niet meer boven ons maar onder ons gelokaliseerd. Zelf zou ik wat betreft de notie God misschien meer vanuit een positief ingevulde opvatting van ‘verbeelding’ willen vertrekken. En anders dan Benjamins zou ik het woordje ‘ons’ in ‘boven is onder ons’ ook op tussenmenselijke relaties willen laten slaan. Want Benjamins gebruikt het woordje ‘ons’ weliswaar erg vaak, maar voor zover ik zie alleen maar in de context van de god-menselijke respectievelijk mens-goddelijke relatie en nooit voor relaties tussen mensen. Ook om die reden ga ik verder op zoek naar een God die niet alleen maar niet bestaat, maar die ook tussen ons mensen plaats wil nemen.

Susanne Hennecke

PD Dr. S. Hennecke woont in Hannover/D en is momenteel hoogleraar voor Ethik und Bildung te Darmstadt, en sinds kort lid van de redactie

Streamers:

De sprong vanuit Kuitert terug naar Hegel en dan vooruit naar hedendaagse denkers is niet alleen creatief, maar bergt ook het risico van misverstanden in zich.

Ik zou ik het ‘ons’ in ‘boven is onder ons’ ook op tussenmenselijke relaties willen laten slaan. Benjamins gebruikt dat ‘ons’ weliswaar erg vaak, maar voor zover ik zie nooit voor relaties tussen mensen

[1] Zie Hendrikus Berkhof, 200 Jahre  Theologie. Ein Reisebericht, Neukirchen-Vluyn: Neukirchner Verlag 1985.

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 9, 23 september 2023