Miskottes Godsontmoeting

logoIdW

 

“Maar de Heer is in de groote stilte en leegte en in dit wonderbaarlijke einde van een monumentalen dag. Deze dag is weer mijn geweest en mijn is deze betooverde wereld. De zon staat stil, het zal geen nacht worden. De tijd staat stil, de onbarmhartige eeuwigheid heeft erbarmen. God heeft de vergankelijkheid van mij weggenomen en van deze bloeiende wereld. (…) Een schoonen dag heb ik weer op de eeuwigheid veroverd. De zon is bijna onder. Morgen zullen we verder zien.”

Deze tekst is niet van Miskotte, maar van de schrijver Nescio, uit Insula Dei, 1921, een schrijver aan wie Miskotte bij mijn weten nooit een beschouwing heeft gewijd, maar wat mij betreft niet eens zo een verre zielsverwant. Ik wil u graag meenemen naar een tekst van drie jaar later, die me al een hele tijd niet meer loslaat, uit het Gemeenteblaadje van Kortgene. Miskotte is 30 en beschrijft zijn twijfels in de reeks Van verborgen omgang. Ik citeer uit Verzameld Werk deel 14.

“Mijn gekwelde hart dat alles had geofferd om enkel in één vervoerdheid voor God te zijn, om met Hem te verkeren dag aan dag – mijn gekwelde hart vond God niet en ik mocht van Zijn heerlijkheid niet zingen. Dit heeft mij in de vertwijfeling gebracht, in het volstrekte ontberen en er was een tijd dat ik niets meer voelde en niets meer wist dan het kloppen en hameren van het opstandig verlangen. En toen, zo plotseling als de bliksem in een zwoele nacht voor de slapeloze verborgen velden open en bloot legt, heeft het als een groot licht in mij gestaan en het zal mij nimmermeer verlaten: je hebt je vroomheid nog niet geofferd, jij wilt de verborgen omgang beginnen, in jouw bewustzijn moet de oplossing zijn en in jouw ziel de vrede en de genieting – en in dit eigen ogenblik is er in mij iets gebroken en de verborgen omgang begon? Nee, natuurlijk niet – maar het weten dan van dat allerbeste? Nee, dat juist niet – maar dit is er gebeurd, dat God mij tot in de diepten van mijn hart heeft geprent Zijn wonder: de omgang is, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, weet nu, eens vooral, dat je het niet hoeft te weten, voel nu, eens en voorgoed, dat je het niet hoeft te voelen en dat Het er tóch is, de goddelijke tegenwoordigheid en dat Zijn trouw en Zijn erbarmen zo eeuwig is als Zijn wezen. En hierin is de vrede die alle verstand te boven gaat.”

Ik weet niet hoe het u vergaat als u zo’n tekst hoort of leest. Of hoe het u verging toen u er voor het eerst kennis van nam. Ik heb er twee keer overheen gelezen, zowel in In de gecroonde allemansgading als in …als één die dient. Of liever gezegd: ik had er twee keer geen antenne voor. De woorden en wat erachter verborgen ging sloten niet aan bij wat me op dat moment bezighield. Ik stond er niet voor open. Ik vond het ook lastig om dit te laten harmoniëren met al het overige dat ik van Miskotte las en dat wel aansloot bij wat me bezighield. Ik had ook moeite met mensen die van het werk van Miskotte hielden om zijn vroomheid en bevinding. Zelfs Bert ter Schegget deed daaraan mee en daar kon ik me toen niet in vinden. Ter Schegget hield de eerste toespraak op Miskottes eeuwfeest in de aula aan het Rapenburg in Leiden, op 24 september 1994. Hij ging volop in op Miskottes bevinding – het thema hield ook Ter Schegget zelf in die jaren veel bezig – en zei onder andere over Miskotte: “…hij heeft in zijn leven zeker de ‘verborgen omgang’ gekend: hij heeft de bijbel gelezen als een ook aan hem geschreven brief en de God, van wie hij daar hoorde, is diep binnengedrongen in zijn ziel. God ging in het verborgene met hém om! Zo vatte hij die term op, niet dat wij met God, maar dat God met ons omgaat en ons zijn vriendschap biedt. Ook de bevinding gaat van God uit: het is God die zich in ons kenbaar maakt en de innerlijke ervaring bepaalt en richt.” Einde citaat.

Ja ja, dacht ik, toen, daar in Leiden, zo gaat het dus met de gedachtenis van Miskotte aflopen. Hij wordt ingelijfd bij de vromen en zo wordt de angel uit zijn theologie getrokken, die voor mij zwaar doordrenkt was van politieke slagkracht en theologische vernieuwingsdrang. Een theoloog die ver buiten de paden van het heersende vertoog in kerk en theologie trad en de wereld en de cultuur omarmde als ook zijn domein. Zo vond ik dat toen. En dat vind ik nog steeds. Ik hield daar in Leiden een lezing over eurocentrisme bij Miskotte, want ik wilde graag een leerling van hem zijn, maar dan wel een lastige. Bert zat achter in de zaal en glimlachte zwijgend en wijs.

Ik had grotendeels ongelijk toen, zeg ik achteraf en ik heb me er sedertdien meer in verdiept. En al snel ondervond ik dat Miskotte’s bevinding en zijn belangstelling voor mystiek geen Fremdkörper waren, maar onderdeel van één en dezelfde theologische denkbeweging: God van boven naar beneden, naar buiten, maar ook naar binnen. Toen we bezig waren met de teksten voor dit boek raakte ik regelmatig ontroerd. Zoals bij tal van Psalmmeditaties, bij die wonderschone tekst Christus alleen uit het begin van de oorlog, maar ook bij herlezing van deze tekst uit de vroege jaren ’20 en nu in de context. Zou het de leeftijd zijn? Misschien, al had ik al mijn eerdere lees- en werkervaringen met teksten van Miskotte niet graag willen missen en waren die misschien wel een noodzakelijke bodem om gevoeligheid voor Miskottes bevinding te laten wortelen. Wat me heeft gefrappeerd is, dat wat bij mij met horten en stoten een jarenlang proces is geweest, bij Miskotte zelf altijd al bij elkaar heeft gehoord: bevinding en socialisme, Godsbeleving en cultuur, dogma en vertwijfeling. Dat maakt van hem een bijzondere leermeester. Maar laten we hem dan ook in deze beweging volgen en laten we de vaak wonderschone teksten in dit boek lezen in samenklank met wat in kerk en theologie, maar ook in politiek en cultuur aan de orde is. Want daar is onze plaats, een plaats die onder andere Miskotte ons heeft gewezen.

De Ander

Nog één keer terug naar de tekst die hij in Kortgene optekende, die hij zomaar publiceerde in het Kerkblaadje dat hij zelf oprichtte en volschreef. Hij maakte zijn ervaring publiek. Dat had hij niet hoeven doen, maar hij voelde kennelijk de behoefte om daar midden in de Bible Belt – de uitdrukking bestond nog niet – waar het ritselde van mensen die de verborgen omgang en zelfs hun bekering koesterden, een ander geluid te laten horen over hetzelfde: het allerindividueelste dat een mens kan overkomen, maar omdat het over God gaat een publieke zaak: res publica. En als je de tekst leest en hoort – en leest u vooral de gehele context – vallen een paar zaken op, waarvan ik er enkele even aanstip.

De beschrijving van wat hem overkomen is vertoont tal van overeenkomsten met die van de mystieke ervaringen van anderen, maar wijkt ook af. God komt van buiten naar binnen, maar is daar allang. En pas als je alle subjectiviteit terzijde hebt geschoven, dan vallen je de oogkleppen af en ga je het grote licht zien. Dat is het ene moment en dan is het moment voorbij en begint weer de twijfel. Want deze tekst staat nog maar aan het begin van de reeks Van verborgen omgang. Het lijkt op het beeld van de stolling van de tijd bij Friedrich Schleiermacher, in zijn tweede betoog over de religie voor de ontwikkelden onder haar verachters uit 1799. Schleiermacher schrijft over religie in twee gedaanten: religie als Anschauung, als beschouwing of opvatting, én religie als gevoel. Religieuze ervaring is het moment dat beschouwing en gevoel nog één en ondeelbaar zijn, als de tijd lijkt stil te staan. Hij schrijft: ‘Ik lig aan de boezem van de oneindige wereld: ik ben op dit moment haar ziel, want ik voel al haar krachten en haar oneindige leven als die van mijzelf. Zij is op dit moment mijn lijf, ik dring door in haar spieren en ledematen als waren ze van mezelf en haar binnenste zenuwen bewegen zich op mijn zintuigen en mijn intuïtie als waren ze van mij zelf. Het kleinste trillen en de heilige omarming verwaait, en nu pas staat de beschouwing voor me als een afzonderlijke gestalte, ik neem haar op en zij spiegelt zich in de open ziel zoals het beeld van de zich terugtrekkende geliefde in de weer geopende ogen van de jongeman, en nu pas werkt zich het gevoel naar boven uit het innerlijk en verspreidt zich als het rood van schaamte en lust op zijn wang. Dit moment is de religie op het hoogtepunt van haar bloei.’ Een onverbloemd en bijzonder ik-getuigenis.

Zo gaat het bij Miskotte niet – hij schrijft een jij-getuigenis – maar er zijn zeker parallellen. Het grote verschil is dat wat Miskotte ervaart door hem wordt beschreven in de vorm van een dialogue intérieur waarin één spreker zwijgt: “Het heeft als een groot licht in mij gestaan en het zal mij nimmermeer verlaten: je hebt je vroomheid nog niet geofferd.” De ervaring is de Anrede van wat zich aandient als zijn alter ego – een term die ik op deze passage graag eens theologisch zou willen munten: zijn andere, verborgen Ik dat de Ander – met een hoofdletter – blijkt te zijn.

Ik hoop dat u net zo van de teksten zult genieten als wij die ze mochten samenstellen. Ze horen onlosmakelijk bij deze theoloog die ons blijft inspireren en in wiens sporen we graag verder gaan. Om nog één keer Bert ter Schegget te laten klinken, want dat verdient hij op deze dag, die hij graag zou hebben meegemaakt: “Wij hebben geen behoefte aan Miskottianen, wel aan mensen, die door hem geleerd zich aan onze tijd en op dezelfde intensieve wijze blootstellen en zich door zijn vragen even hevig laten teisteren.” Al zijn vragen, voeg ik toe, ook die van mystiek en bevinding.

Willem van der Meiden

Dr W. van der Meiden is theoloog en journalist en mede-bezorger van Miskottes VW deel 14