Mijn onopgeefbare verbondenheid                        

logoIdW

 

Voorgeschiedenis

Vorig jaar mei kwam er rond de Nakbaherdenking (15 mei) een verklaring naar buiten van vijf theologen van de theologische werkgroep van Kairos-Sabeel. Ik ben een van die vijf. Ik vroeg het blad Volzin om daar aandacht aan te besteden. Enis Odaci – de eindredacteur van de nieuwe website  van Volzin – vroeg me om in enkele artikelen mijn persoonlijke motivatie te verwoorden. Ik vat in zes artikelen zo’n zestig jaar betrokkenheid bij Israël en Palestina samen. Na het lezen van twee artikelen schreef At Polhuis me dat hij overwoog om te reageren, maar niet wist of hij de energie daarvoor kon opbrengen. Ik schreef At dat ik die start niet echt uitnodigend vond en dat hij wat mij betreft zijn energie beter kon besteden in het organiseren van een gesprek tussen ons voor IDW. Dat laatste heeft hij helaas niet gedaan. Die vraag om gesprek had ik al eerder gesteld naar aanleiding van de bespreking door Wessel ten Boom van de Nederlandse vertaling (ik was een van de vertalers) van het boekje van  Walther Brueggemann ‘Uitverkoren volk?’. ‘Antisemitische propaganda’ was de kop. Dat raakte me diep. Ik heb in die tijd aan At gevraagd of hij niet eens een gesprek kon organiseren met Maarten den Dulk als gespreksleider. Immers als het over Israël en Palestina gaat, heb je een goede gespreksleider nodig. IDW kan daar vanuit haar lange geschiedenis over meepraten. At heeft zijn twee artikelen geschreven en sprak de hoop uit mij recht gedaan te hebben. Ik wil in dit artikel uitleggen dat ik dat niet zo ervaar.

Een niet op gang gekomen gesprek

Ik had verwacht dat At een poging zou doen om de inhoud van die artikelen, zeg mijn ontwikkeling, wat nader te beschrijven voor de lezers van IDW. Dat doet hij niet. Ik beschrijf mijn persoonlijke kantelmoment, mijn reizen en studiereis naar Israël, mijn verwarring na mijn tweede bezoek aan Jad Wasjem en een bezoek van een dag aan Gaza (daar woonde de ouders van een Palestijnse catechisant van mij). Ik beschrijf de reis onder leiding van Meta Floor naar Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisatie. In 2013 ging ik met emeritaat. De reis – een geschenk van mijn vrouw – heeft me diep geraakt. Ik heb veel gezien en veel mensen gesproken, zowel in Israël als in Palestina. Na die reis ben ik betrokken geraakt bij het project van de Palestijnse familie Nassar The Tent of Nations. Ik wilde in verbondenheid met deze Luthers Palestijnse familie concreet iets doen. Daarover schrijf ik. Ik benoem het harde gezicht van de bezetting en het dappere verzet daartegen o.a. vanuit Israëlische mensenrechtenorganisaties. Tot slot doe ik een oproep aan onze kerk, kerk waar ben je? Dat is in het kort de inhoud.

At haast zich om tegenover mijn verhaal zijn persoonlijke ‘bekeringsverhaal’ te vertellen aan de lezers van IDW. Ats verhaal is een ander verhaal. Waarom niet eerst recht doen aan mijn ervaringen? Onthutsend vindt hij het feit dat ik een joods echtpaar de deur heb gewezen. At schrijft niets over de context van dat gesprek. Kijk eens lezer, oordeel zelf. Zo kan ik het ook. At schrijft niets over het harde gezicht van de bezetting, niets over het geweldloos verzet van de Palestijnen, niets over het andere Israëlische geluid van Breaking the silence, niets over mijn jarenlange ervaring met Tent of Nations in Bethlehem. At zoekt in zijn reactie zo snel mogelijk de hem zo vertrouwde theologische bodem op. At schrijft dat ik de zin in de kerkorde over de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël wil vervangen door de onopgeefbare verbondenheid met een verscheurd land met een muur erdoor. Dat schrijf ik nergens. Ik wil verheldering rond de woorden ‘het volk Israël’. Daar bestaat veel onhelderheid over. At heeft ‘mijn aanval op de kerkorde’ nodig om mij vervolgens een college theologie te kunnen geven. Bram, ga jij maar eens Fundamenten en Perspectieven lezen. Pak Miskotte er maar eens bij. Om dan na vele woorden mij duidelijk te maken dat ik me moet buigen onder de belijdenis van de kerk. Wat krijgen we nou? De belijdenis ingezet als wapen tegen mijn kritiek op de bezetting? Miskotte waarschuwt overigens in de ‘Kern van de zaak’ dat het Zionisme voor Israël een aanvechting kan zijn óm te worden als de andere volkeren.’(Miskotte, VW II, p.244) Miskotte moet niets hebben van een sacraliseren van de staat Israël. Ik wil het niet over Miskotte hebben, maar over de bezetting. Ik ervaar de wijze waarop At het belijden inzet als het leggen van een rookgordijn. Voordat je het weet gaan we het hebben over Gods verkiezing van Israël, zitten we in theologische discussies over Israël en is er geen tijd meer om te spreken over Palestina, laat staan om Palestina in ons theologiseren een plek te geven, laat staan Palestijnse theologen mee te laten spreken. Laten we met elkaar naast Miskotte ook Kleis Kroon weer eens gaan lezen. Laten we nog eens terugkijken in de geschiedenis van IDW als het om het verstaan van Israël gaat. Ik denk dan aan het boek ‘Geen plek om het hoofd neer te leggen. Israël en Palestijnen, theologische verheldering van een politiek conflict. Het boek verscheen in 1983! 14 theologen (o.a. uit de kring van IDW) probeerden kritische notities te schrijven bij een Israëltheologie. Helaas zijn er al 11 van hen overleden. Anton Wessels en Wout van der Spek (opvolger van Kleis Kroon) kunnen ons nog informeren. Idee voor een  IDW-symposium?

Paul van Dijk (de eindredacteur) schreef op 5 maart 1984 in Trouw n.a.v. dit boek:

“Theologie heeft, wil ze bijbels zijn, te kijken vanuit het gezichtspunt van de slachtoffers. Niet omdat die sowieso gelijk hebben, laat staan omdat ze beter zouden zijn, maar om geen andere reden dan dat ze slachtoffers zijn en zo een heenwijzing naar de mensenzoon die geen plek had om het hoofd neer te leggen. Dat wilde de Israëltheologie onmiskenbaar, het opnemen voor de slachtoffers, maar ze deed het op een manier die het zicht benam op nieuwe slachtoffers. Daar zit iets tragisch in. Ontstaan vanuit een begrijpelijk en recent schuldgevoel tegenover joden en vanuit een helaas te laat komende poging om het kerkelijk verleden m.b.t. de synagoge goed te maken, benam de theologie inmiddels aan velen het zicht op de politieke en maatschappelijke realiteiten in het Midden-Oosten en bewees daarmee niet alleen de Palestijnen, maar ook de Israëliërs een slechte dienst.”

Ik vind het pijnlijk om het artikel van Paul van Dijk na bijna veertig jaar opnieuw te lezen. Paul schrijft: “De meesten van ons (daar reken ik mezelf ook onder, ACG) hebben met dankbaarheid en vreugde in het voetspoor van Miskotte en anderen de Bijbel leren lezen in solidariteit met Israël. Daarachter kunnen en willen we niet terug. Maar als – zo lezend in solidariteit met de synagoge – de Palestijnse broeder niet mee kan lezen over de schouder heen, dan is er iets wezenlijks mis, ook met onze solidariteit met Israël”.  Ik schrijf in de zes artikelen ook over mijn verscheurdheid. Ik schrijf over mijn liefde voor Israël en mijn liefde voor Palestina. Het lijkt wel of At daar geen raad mee weet. Het moet vooral helder zijn voor hem. Daar helpt zijn interpretatie van de belijdenis hem bij.  Nogmaals, ik wil het over de bezetting hebben.

Tot slot: Ja At, ik roep drie keer toe: Kom, zie, ga, vertel én handel. Daar zit mijn emotie. Mijn vragen aan At en aan allen die ‘Israëltheologie’ bedrijven zijn :

  1. Zie je hoe Israëlische kolonisten in snel tempo de Westbank vullen met hun nederzettingen?
  2. Zie je hoe het boek Jozua onder de settlers het meest populaire bijbelboek is? (niet uitgelegd op de wijze van Karel Deurloo, maar als voorbeeld van etnische zuivering).
  3. Zie je hoe christen-zionisten deze ontwikkeling toejuichen en met een beroep op de bijbel verdedigen?
  4. Zie je hoe de landkaart van 1948 langzaam maar zeker verandert in een kaart waarop voor Palestijnen nauwelijks nog plek is voor een leefbare staat?
  5. Zie je de filmpjes op de site van Breaking the Silence en van Ta’ayush. Zie je hoe gewelddadig de settlers met hun Israëlische en Palestijnse critici omgaan?
  6. Lees je de rapporten van Human right Watch en Amnesty?

Dat zie ik als noodzakelijke eerste fase in de drieslag van ‘Zien, oordelen en handelen’. Leg dan je oor  te luisteren bij de Schrift en wat mij betreft ook bij de dogmatiek. Breng de schriftgeleerden en de dogmatici met elkaar in gesprek over dit alles. Ik hoop dat er dan dogmatisch gekleurde voorzetlenzen worden afgelegd. Ik hoop vooral dat het luisteren  naar Palestijnse theologen dan eens vooraf gaat aan het belijdend spreken tegen Palestijnen. Er zijn inmiddels generaties Palestijnen opgegroeid onder het keiharde juk van de bezetting. Ik hoop op ruimte voor hun geluid in IDW.

Bram Grandia

Ds. A.C. Grandia is (emeritus) predikant in de PKN en woonachtig te Doesburg

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 4. 2 april 2022