Michel Houellebecq en de jaren zestig

Als weinig anderen heeft de Franse schrijver Michel Houellebecq (geb. 1956) de idealen van de jaren zestig op de korrel genomen. Hij doet dat op een uitdagende, soms ronduit provocerende manier, die hem door velen niet in dank wordt afgenomen, maar die hem bij anderen de status van een hedendaagse profeet heeft opgeleverd. In deze bijdrage belicht ik enkele kernpunten uit Houellebecqs kritiek op de geest van de jaren zestig. Intussen vergeet ik niet dat Houellebecq geen essays of zelfs wetenschappelijke artikelen schrijft, maar romans, waarin gelaagdheid en ambiguïteit niet vermeden maar juist omarmd worden. Wat volgt is dus mijn interpretatie van Houellebecqs oeuvre, niet meer en niet minder – al spoort deze interpretatie wel met hoe Houellebecq doorgaans wordt gelezen.

Elementaire deeltjes

In zijn roman Elementaire deeltjes, die als Houellebecqs belangrijkste werk wordt beschouwd, schetst hij de sfeer van degenen die leven volgens de idealen van 1968: authenticiteit, je begeerte volgen, vrije seks, afscheid van religie. Hoofdpersonen zijn de broers Bruno en Michel, die hemelsbreed van elkaar verschillen. Hun moeder, gescheiden van hun vader, heeft hen op jonge leeftijd aan hun lot overgelaten om haar hart te volgen, waardoor ze in een soort sekte terecht komt. Bruno is als kind op het internaat waar hij terecht kwam, vernederd en verkracht en omdat alle autoriteit moest worden uitgebannen, beschermde de school hem niet. Als volwassene is Bruno maniakaal bezig met seks, vooral met pornografie en prostitutie. Hij probeert zo te verwerken dat hij als tiener in Bohemen bij zijn moeder terecht kwam, die voortdurend minnaars over de vloer had en die hem vooral aanspoorde om zijn eigen seksuele identiteit te ontdekken. Bruno probeert als schrijver aantrekkelijk te zijn voor vrouwen, maar moet vaststellen dat zangers een veel betere uitgangspositie hebben. Uiteindelijk ontmoet Bruno op een camping die aan de idealen van 1968 gewijd is, Christiane, met wie een relatie opbouwt die van orgieën aan elkaar hangt. Uiteindelijk is Bruno doodongelukkig. Bruno is de ideale zoon van 1968: hij volgt zijn hart en leeft zich seksueel uit, maar het levert enkel schade op voor zichzelf en voor anderen.

Bruno’s broer Michel is heel anders. Hij heeft een laag libido en leeft een wat teruggetrokken leven. Hij bereikt door onderzoek een wetenschappelijke doorbraak: hij vindt een manier van voortplanten uit door kloneren, dus zonder seksuele activiteit. Waar de pil de seksuele activiteit losmaakte van de voortplanting, ontkoppelt de techniek van klonen aan de andere kant de voortplanting van het seksuele leven. Door genetische modificatie moet het met de mensheid goed komen. Toch gebeurt dat niet en Michel loopt aan het eind van het boek zelfs de zee in om zichzelf het leven te benemen. Uiteindelijk tonen Michels wetenschappelijke experimenten namelijk hetzelfde aan als Bruno’s sociale en seksuele experimenten: als het seksuele leven wordt losgemaakt van de context van voortplanting, familie (en ook religie), wordt de begeerte oncontroleerbaar bandeloos, totdat ze zichzelf verteert. Er is namelijk niets groters meer om voor te leven dan de eigen begeerte zelf. De grote denkfout van de jaren zestig is de idee dat bevrijding van de begeerte de mensen vrij zou maken. Ze maakt echter onvrij.

Markt

In Houellebecqs werk hangt de seksuele begeerte nauw samen met alle andere soorten begeerten. Sinds de jaren zestig gaan seksuele ‘bevrijding’ en consumentisme hand in hand. Het seksuele leven wordt tot een markt van vraag en aanbod, waar vervolgens de bekende marktmechanismen gaan werken en een competitie om de schaarse middelen ontstaat. Maar als alles markt wordt, wordt de mens gereduceerd tot zijn functie als koper of verkoper. Dat heeft enkele gevolgen. Om te beginnen heeft de mens niets groters meer om voor te leven dan de eigen begeerte. Door het marktdenken vervalt de idee van de samenleving als zodanig. Er is geen ‘wij’ meer. Geschiedenis doet er niet meer toe, en religie al helemaal niet. Enkel de individuele begeerte in het heden domineert. Ten tweede lijdt de ziel schade. Dat geldt zowel de ziel van de individuele mens, want een consument heeft geen ziel, als de samenleving als geheel: domeinen die ongeschikt zijn voor marktmechanismen, worden tot markt gemaakt en zo ‘ontzield’. Denk aan de zorg en het streven naar efficiëncy, of het onderwijs en het ontstaan van elitescholen. Ten derde is ‘begeerte’ in beginsel eindeloos. Het aanjagen ervan laat het vliegwiel alleen steeds sneller draaien. Het overstijgen ervan door het perfectioneren van de mens (zoals Michel doet), leidt uiteindelijk tot het afschaffen van de mens. Zonder begeerte valt niet te leven, maar ongeremde begeerte is zelfdestructief. ‘In de kern van de zaak is begeerte – in tegenstelling tot genot – een bron van leed, haat en ongeluk.’[1]

Onderworpen

In Houellebecqs latere werk krijgt religie gaandeweg een grotere rol. In Onderworpen (Soumission) schetst hij hoe moslimbroeders Frankrijk overnemen en de hoofdpersoon François op het punt staat te zwichten voor de aantrekkelijke kanten van de islam, op financieel en seksueel gebied. In een cruciale passage van het boek gaat François echter naar Rocamadour, om daar in het zwarte Mariabeeld de kracht van het middeleeuwse christendom op te zoeken. Bijna komt het tot een bekering. Houellebecq wilde de roman aanvankelijk Bekering (La Conversion) noemen, maar uiteindelijk komt het nét niet van een bekering tot het katholicisme. De middeleeuwse kracht van het christendom is uiteindelijk ontoegankelijk en het moderne christendom is maar een vrouwelijke religie die zich tegenover de mannelijke dominantie van de islam niet lijkt te kunnen handhaven. Toch zou het slot van de roman alsnog op een omkeer van François kunnen wijzen: hij overweegt hoe zijn bekering tot de islam eruit zou kunnen zien, maar het blijft open of hij daadwerkelijk de stap zet.

Anéantir

Ook in Houellebecqs laatste roman Anéantir (de vertaling verschijnt eind dit jaar) heeft religie een grote rol. Cécile, de zus van hoofdpersoon Paul, is veel met gebed en kaarsjes in de weer als de vader van Paul in een verpleeghuis terecht komt. Paul is adviseur van de minister van Financiën, en dat in verkiezingstijd, maar als het erop aankomt, blijkt familie toch zo belangrijk dat het werk even moet wachten. Op enig moment wordt vader uit het verpleeghuis ontvoerd naar zijn eigen huis: een protest tegen de technisch geworden ouderenzorg, die de mens van zijn thuis vervreemdt. Familie en religie leveren de vaste waarden, waar je op terug kunt vallen in een onzekere wereld. Maar of zij uiteindelijk houvast bieden? Dat blijft de vraag.

Houellebecqs kritiek op de jaren zestig wordt uiteraard verschillend gewaardeerd. Voor hedendaagse ‘woke’-denkers is hij de wat zielige auteur die de ondergang van de witte man en het patriarchaat documenteert, maar die wel brandstof geeft aan de gevaarlijke ideeën van Marine Le Pen en anderen. Van conservatieve zijde wordt Houellebecq verwelkomd als profeet die het failliet van de idealen van de jaren zestig blootlegt. Bij die laatste groep interpreten voel ik me thuis. Wel moet er bij aangetekend worden dat in Houellebecqs werk de traditionele waarden van familie en religie het uiteindelijk toch afleggen tegen de druk van de cocktail consumentisme, conformisme en begeerte. Voor wenkende perspectieven moet je bij Houellebecq niet zijn, maar zijn bijtende kritiek op de generatie van 1968 stelt nooit teleur.

Arnold Huijgen is hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 7. 2 juli 2022