Met ongewassen handen! (Markus 7:1-23)
Meditatie
In deze tijd wassen mensen soms met religieuze ijver hun handen. Het belang van hygiëne is duidelijk gebleken. Zoiets kleins en alledaags kan van levensbelang zijn. Misschien helpt dat om de reactie van de Farizeeën te begrijpen als ze Jezus’ leerlingen met ongewassen handen zien eten.
De Farizeeën hechtten bijzonder aan reinheid. Vermoedelijk pasten ze de priesterlijke reinheidsregels toe op hun eigen leven. Ze wilden hun hele leven wijden aan de God van Israël en een wetsgetrouw, godsdienstig leven leiden in alles.
Dat heeft raakvlakken met Jezus’ onderwijs. Ook bij hem gaat het om het hele leven, tot in het alledaagse. Hij beveelt zelfs aan te doen wat zij leren (Mat. 23:1). Maar hier botst het. Frontaal.
De Farizeeën eten met gereinigde, geheiligde handen. En dan die onreine, onheilige klauwen van Jezus’ leerlingen! Dat Griekse woord voor ‘onrein’ hier heeft als eerste betekenis ‘algemeen, gemeenschappelijk’. Het gaat over het gewone, algemene, alledaagse. Het wereldse. ‘Broeders, eten jullie zomaar, gewoon, werelds, seculier?’
Jezus deelt de nadruk op reinheid en het belang de Eeuwige te dienen. Ook Hij wil verontreiniging weren en voorkomen. Maar waar komen reinheid en verontreiniging vandaan? Voor de Farizeeën is het duidelijk: verontreiniging komt van buiten. Het gewone, algemene is daarom ook suspect. Besmettelijk! Je moet zuiver blijven, je ziel zuiver houden! Daar kruipt natuurlijk het idee in: ‘je bent er al, je bent binnen; blijf dan ook binnen, in die grote boze buitenwereld!’
Jezus ziet onreinheid niet uit de buitenwereld komen, uit het andere of vreemde. Het komt van binnen. Zo is het in de Tora: door vloeiing van (lichaamseigen!) bloed of sperma word je onrein. Dat is de kern van onreinheid. En dat geldt breder. Ook wat uit je hart komt, uit je mond en je handen, dus je gedachten, woorden en daden – kijk, dat kan je onrein maken. Daar blijkt je wijding, je heiligheid. Of beter: je gebrek eraan. Want hoe is het met ons hart, ons binnenste gesteld? Daar moet je je zorgen om maken. Dat moet je zien te wassen!
In dit felle gesprek blijft een open vraag hoe die reiniging van dat binnenste zou kunnen gaan. Waar komt de reinheid vandaan? Het spreekt voor zich: die komt wel van buiten naar binnen. Het komt uit de Tora – als ons hart er maar geen eigen draai aan geeft (zie vss. 8-13). Het komt uit Jezus’ mond in ons. Daarom hoort vers 16 (vaak geschrapt) er echt bij: ‘wie oren heeft, die hore’!
Coen Constandse
(In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 7. 4 juli 2020)