Meditatie (Psalm 41)
Die ruimte schept (Psalm 4:1)
Al oogsten afmakers veelal de meeste bewondering, het gelovige oog zoekt liever een ander type voetballer: de zogenaamde creatieve, dus scheppende spelers. Zij brengen doelkansen en mogelijkheden, uiteraard, maar bovenal creëren ze ruimte. Allereerst voor zichzelf – opendraaien, vrijlopen, uit de dekking – en vervolgens voor anderen. Zij zien de ruimtes, tussen de linies, zien de mogelijkheden en geven plots die bal, die de medespeler vrij voor de keeper zet.
Van oudsher zocht de Hollandse school de ruimte op de vleugels. Daar is inderdaad ruimte, maar uit voetbalstatistieken blijkt dat er relatief weinig doelpunten worden gecreëerd vanaf de flanken. Ruimte moet dus gevonden worden midden op het veld, waar ze niet lijkt te zijn – maar waar enkelingen ze toch zien en creëren.
Heel soms zie je ook op het veld van politiek en maatschappij een speler die ruimte creëert. Door te bewegen, weg van vaste posities, het spel te verleggen en een kans te creëren. Maar ruimte en openheid zijn schaarse goederen. Men claimt wel graag ruimdenkendheid, of men schermt met een woord als vrijheid. Maar het veld lijkt toch vaak juist heel klein gemaakt, eng, door belangen, reeds ingenomen standpunten, rechtlijnigheid, vooringenomenheden, door framing en spin en andere communicatiestrategieën. Natuurlijk, op de flanken ligt ruimte. Maar dat vleugelspel is zelden echt effectief. Zo komt dat publieke debat vaak benauwd over, door de zorg, de angst voor imagoschade, mocht men niet tot scoren komen.
Daar komt nog bij dat je van de politieke en maatschappelijke vraagstukken gemakkelijk goed benauwd kan worden. Alles lijkt ons ruimte te benemen: stijgende zorgkosten, uitholling van de rechtstaat, versnellende opwarming, stijgende zeespiegel, de almaar groeiende macht van China … Al die problemen zijn groot en ogenschijnlijk onoplosbaar, te groot althans voor de politieke basisspelers. Daar kun je naargeestig van worden. Je kunt er wakker van liggen.
In Psalm 4 is het God die ruimte schept in de benauwdheid, de ‘God van mijn gerechtigheid’. Er lijken belagers te zijn, benauwers, die ook voor het slapengaan binnendringen in het hoofd en het hart. Maar voordat ze de zaak bezetten is er plots ruimte. Die ontstaat, zo lijkt het, in het zoeken van Gods aangezicht, in het roepen en bidden en gehoord worden. Het is een mentale, innerlijke ruimte. Want de feitelijke, benauwende omstandigheden blijven vooralsnog ongemoeid. Er ontstaat ruimte in de benauwdheid. Even is het eng en vliegt het je aan, bij het invallen van de duisternis. Tot het zich opent, naar boven, naar binnen, en je verder kunt. Met slapen allereerst.
Coen Constandse
In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 3. 9 maart 2019