Meditatie – ‘Ik ben de Christus niet’

logoIdW
Johannes 3:28

Wie zijn wij? Meer dan ooit staat de vraag naar ‘identiteit’ in het maatschappelijk debat centraal. Voorheen waren we wat onze ouders waren: afkomst als allesbepalende identiteit. Daarna volgde een periode van meritocratie: je bent wat je presteert. De Amerikaanse filosoof Michael Sandel heeft in zijn nieuwe boek De tirannie van verdienste laten zien welke gevolgen het heeft als succes en verdienste aan elkaar gekoppeld worden: populistische opstand onder degenen die het niet redden, en een loodzware prestatiedruk bij de getalenteerden. Inmiddels zijn we terug bij ‘af’ en menen we onze identiteit af te kunnen lezen aan afkomst en biologische kenmerken: we zijn ‘black’ of ‘white’, onderdrukt of gepriviligeerd.

Tegen al deze identitaire tendensen in, klinkt dit schriftwoord ergerlijk anders. Op drie cruciale plaatsen in het Johannes-evangelie belijdt Johannes de Doper het geloof door te zeggen: “Ik ben de Christus niet.” Het staat in schril contrast met de “Ik ben”- uitspraken van Jezus die we door heel het Johannes-evangelie heen horen: ik ben het brood des levens, ik ben de goede Herder, en nog vele meer. Er is iemand die het wél is. Tegen die achtergrond deelt Johannes de Doper ons niet zijn woestijnwijsheden mee, maar wijst simpelweg van zich af. Hij is zelf, met alles wat hij doet, geheel en al ‘wijsvinger’ geworden, zoals op het Isenheimer altaar van Grünewald, waarin Johannes met een lange wijsvinger wordt afgebeeld. Ik ben de Christus niet. Godzijdank niet!

Wij zijn het niet. Hoe eenvoudig dit ook klinkt, het gaat regelrecht in tegen al onze meritocratische en identitaire neigingen. Ook in de kerk denken we telkens weer dat het op ons aankomt: op ons geloof, op onze (christelijke) identiteit. Wie zich niet voortdurend onderdompelt in de Bijbelse woordwereld, gaat al snel teksten als “Wij geloven” op vlaggen en vaandels zetten. Die meent al snel dat de kerk een plek voor ‘gelovigen’ is, die hun christelijke identiteit op alle mogelijke manieren willen en kunnen uitdragen. Maar dat gaat niet. Wij zijn het niet. Al kom je met die slogan in deze wereld niet ver…

Toch hoort de goede verstaander in deze woorden een enorme bevrijding. Bevrijding van de prangende vragen, die een mens soms tot op het sterfbed achtervolgen, over wie we zijn en wat we (niet) gedaan en geloofd hebben. Woorden die ons een nieuw lot aanzeggen: bemind te zijn door een Ander, déze Ander. En daarheen slechts een richtingwijzer te zijn.

Mirjam Elbers

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 6. 29 mei 2021