Meditatie Geroepen – bij I Korintiërs 1:1-9

logoIdW

Gedoe in de kerk. Het blijkt van alle tijden. Zelfs in een gemeente die ontstaan is uit het werk van Paulus zelf komen grote vragen op en groeit onderlinge verwijdering. Als een verflenst boeket staat het erbij. Verschillende groepen betwisten elkaar de titel van ‘beste christen’ door zich te noemen naar hun voorman, hetzij Apollos, Kefas, Paulus of – je moet maar durven –  zelfs: Christus. Waar deze groepen de onderlinge verschillen zagen? Dat is onduidelijk, maar het was kennelijk wel zo belangrijk dat men zich sterk met één richting identificeerde en afgrensde naar anderen toe.

En dan moet je die mensen iets schrijven. Ga er maar aanstaan. Hoe komt die verdeeldheid ooit bij elkaar? Teruggrijpen op de belijdenis lijkt lastig te zijn, want ‘Zijn we eigenlijk wel één in de belijdenis?’, hoor je de kritische stemmen van de ene groep al richting de andere achterdochtig vragen.

De apostel doet daarom een stap verder achteruit. Want belijdenis is uiteindelijk altijd een antwoord. Waarop? Op de roep die geklonken heeft en klinkt. Zo stelt hij zichzelf voor: een geroepen apostel. Hij doet dit werk niet omdat hij daarvoor gekozen heeft, maar Christus heeft beslag op zijn leven gelegd. Als het aan hem had gelegen was hij nu iets heel anders aan het doen. En hij schrijft aan geroepen heiligen (vs.2), geroepen door God zelf om bij Christus te horen (vs.9). Kerk is er niet omdat die mensen elkaar vonden in hun belijdenis. Kerk is er omdat God in Christus de wegen van mensen doorkruist en ze roept om te zijn wat ze van huis uit helemaal niet zijn: apostel of zelfs heilig.

Als het gesprek daar inzet, komt het meteen op een andere toonhoogte. Die groep rond Kefas deelt in diezelfde roeping als de Apollos-club. Mensen wier rust is verstoord door die God die in Christus toekomst brengt. En bij het antwoord dat je daarop geeft, heb ik misschien wel een vraag en daar moeten we het dan ook eerlijk over hebben. Maar dat jij geroepen bent – ja, daar kan ik wel iets van dénken, maar zolang ik in gedachten houd wat een wonder van ontferming het is dat ikzelf geroepen ben, zal ik toch vooral beseffen dat de blik van God anders is dan de mijne. En dat zijn woord bij uitstek een scheppend woord is, dat roept wat niet is.

Niels den Hertog

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 6. 28 mei 2022