Meditatie – Geloof als voorkennis

logoIdW

‘Maar u hebt de zalving van de Heilige en u weet alles’ (1 Johannes 2:20, HSV)

Geloof is een vreemd soort kennis. Het komt snel aanmatigend over. Juist nu de kerk een toontje lager leert zingen, kan het aplomb van de apostel Johannes in deze brief storen. In de grondtekst ontbreekt het object van het werkwoord oida (weten). Alsof geloof meer weten is dát dan weten hoe en wát. Sommige vertalen hier: ‘en u allen weet dat’ en dan slaat het terug op de zalving (NBG/NBV). Anderen vertalen met het oog op wat volgt in vers 21: kennis staat dan voor de waarheid kennen (HSV/NV).

Heeft/geeft geloof een voorsprong? Leeft de kerk, ook waar de wereld haar voor dwaasheid houdt, uit die wijsheid? Handelt de kerk, in een wereld waarin handel met voorwetenschap bij wet verboden is, vanuit die voorkennis?
Johannes weet natuurlijk wel dat de gemeente dikwijls onder de maat blijft. Zijn brief komt zelfs voort uit bezorgdheid daarover: dwalingen, dwaalleraren, dwaalgeesten, steeds komt hij erop terug. Het Nieuwe Testament getuigt ervan op allerlei plaatsen. Denk aan Corinthe of Galatië. Of aan Hebreeën 12:15: ‘… dat niemand achterop raakt in Gods genade’.

En toch houdt de apostel staande: gezalfden weten alle dingen. Twee verzen eerder stelt Johannes: ‘Kinderen, het laatste uur is aangebroken’. Dat is een appèl, maar ook een nuchtere herinnering aan een feit dat de gemeente reeds bekend is. Je weet toch hoe laat het is? Misschien is dat wel het kardinale verschil tussen kerk en wereld: de kerk heeft de klok horen slaan. Ze weet van de tijd. Ze is niet beter, heiliger, intelligenter dan anderen. Ze hoeft zich echt nergens op voor te staan en heeft slechts hierin een voorsprong, dat ze weet hoe laat het is.

Daarom verliest ze zich niet meer in de dingen die in deze wereld toch voorbijgaan. Al zegt iedereen dat dát het is. Ze gelooft niet meer dat de mens zelf de geschiedenis zal maken. Ze kent de wereld en zichzelf – de zonde – wel zo’n beetje. Het heeft geen zin dat te ontkennen of te verdoezelen.

Met die kennis blijft ze wél in de wereld staan. Ze trekt zich er niet verbitterd uit terug. Ze houdt zich ook niet afzijdig met een air van: ‘ik sta erboven’. Als een ingewijde is ze toegewijd aan de wereld – die God liefheeft tot het einde.

Peter Verbaan

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 2. 8 februari 2020